De neurose en Nietzsche's Wille zur macht

Freud en Nietzsche zijn 2 denkers die er van overtuigd zijn dat de mens beheerst wordt door irrationele krachten. Bij Freud zijn dit de driften, bij Nietzsche de Wille zur macht. Met hun ideeën gaan ze in tegen de Verlichte opvatting van mens als rationeel wezen, maître et posseseur van de natuur. Freud en Nietzsche laten zien dat de mens zelfs geen maître et posseseur van zichzelf is. In dit artikel zullen we nagaan in welke mate de neuroticus gelijkt op Nietzsche's zwakke mens, met behulp van voorbeelden uit de gevalstudie van de Ratteman. We zullen eerst weergeven wat de neurose betekent en hoe ze ontstaat volgens Freud, daarna behandelen we Nietzsche's Wille zur macht en hoe de zwakke mens deze wil tot macht tot zichzelf richt, om zo te komen tot de gelijkenis tussen beiden. Ten laatste zullen we zien hoe ook de ascetische moraal in de visie van Nietzsche kan worden opgevat als een vorm van neurose.

De neurose

In onze kindertijd wordt onze psyche opgedeeld in drie delen die elkaar voortdurend tegenwerken (Es, Ich en Über Ich) . Wanneer deze drie delen geen harmonie vinden in hun samenwerking, wanneer ze voortdurend in conflict staan met elkaar, dan zal Freud spreken van een neurose ( Lear, p.1;p 17-18). De oorzaak van dit conflict binnen de psyche is volgens Freud steeds het gevolg van een onopgelost conflict tijdens onze kindertijd. (Freud, p.5,p.22)

Zo is het mogelijk dat het oedipaal conflict onopgelost blijft. Het kind heeft een seksuele wens die ingaat tegen de wil van de vader. Het kind is verliefd op de eigen moeder (of een moederfiguur), de vader (of een vaderfiguur) staat echter tussen hem en de moeder, de vader is de concurrent in de strijd om de moeder. De vader zorgt ervoor dat de wens van het kind niet vervuld wordt.( Freud, p.5;p.73) Normalerwijze zal het kind zich na een tijdje gaan identificeren met de vader ( Lear; p 6; p. 184). Het kind zal beseffen dat wanneer hij net als zijn vader wordt, ook een vrouw zal vinden net als zijn moeder. Het kan echter zijn dat dit misloopt, dat bijvoorbeeld de moeder te vaak aan de wensen van het kind toegeeft en dat de vader bijvoorbeeld te streng blijft optreden (of net helemaal niet streng genoeg). Het kind zal blijven lusten naar de moeder en kan zich niet identificeren met de vader. Het seksuele verlangen blijft verbonden met het incestueuze object, waardoor elk begeren een verboden begeren blijft, met elk begeren gaat hij in tegen de wil van zijn vader ( J. Corveleyn, Psychoanalyse, De mens en zijn lotgevallen, p. 100).

De haat ten opzichte van de vader, die steeds in de weg staat, wordt met alle kracht verdrongen. Vaak gaat men openlijk de liefde voor de vader verkondigen. Net door de verdringing van de haat wordt de liefde krachtiger (Freud, p.5; p. 75, net zoals een persoon die vaak in (fysiek) conflict gaat met anderen zijn vechttechnieken moet oefenen, zijn spieren moet trainen, zodat hij zijn tegenstanders kan kloppen. Zo moet iemand die zijn haat wil verdringen zich trainen in het liefhebben zodat de haat, de tegenstander altijd verslagen wordt door de liefde. De neuroticus ervaart voortdurend een ontoelaatbare agressiviteit, omdat hij deze agressiviteit niet kan uiten richt hij ze op zichzelf waardoor een schuldgevoel ontstaat.

Een mens die dit infantiele conflict wel weet op te lossen kan later een normaal seksueel leven leiden zonder hierbij het gevoel te hebben iets fouts te doen. De neuroticus kan dit niet, elke seksuele daad wordt onmiddellijk gevolgd door een gevoel van schuld, aangezien elk seksueel verlangen ingaat tegen de wil van de vader. Het schuldgevoel ontstaat dus vanwege twee conflicten. Er is een schuldgevoel vanwege de ontoelaatbare libidinale lusten, lusten die ingaan tegen de wil van de vader. Verder is er een schuldgevoel vanwege de ontoelaatbare agressiviteit die men voortdurend ervaart. Bovendien is het belangrijk op te merken dat de schuld niet steeds als een bewust gevoel aanwezig is. ( J. Corveleyn, Psychoanalyse, De mens en zijn lotgevallen, p. 101)

Tegen de wens van zijn vader in wordt de Ratteman verliefd op een arm meisje (= seksuele wens) en verzet zich zo tegen een gearrangeerd huwelijk (= wil van vader) . Hij tracht zich te onttrekken aan het conflict door zijn beslissing uit te stellen (conflict blijft onopgelost) . Uiterlijk zien we slechts hoe hij twijfelt tussen twee vrouwen, innerlijk speelt er zich een conflict af tussen zijn seksuele wens en de wil van zijn vader. De Ratteman benadrukt steeds de liefde voor zijn vader en elke slechte gedachte omtrent de vader wordt met volle kracht afgeweerd.

Wanneer het oedipaal conflict niet wordt opgelost doordat de moeder te toegeeflijk is of de vader niet streng genoeg zien we ook vaak hoe het zelfbeeld uit de narcistische periode ( waarin de wereld het verlengde van het kind zijn verlangens is) niet volledig wordt aangepast aan de realiteit ( Freud, p. 5; p. 71). De moeder (die te toegeeflijk is) blijft dit narcistische beeld steeds opnieuw bevestigen of de vader (die niet streng genoeg is) doorbreekt de éénheid tussen moeder en kind niet ( J.Corveleyn, Psychoanalyse, De mens en zijn lotgevallen, p. 100). De neuroticus blijft dan ook vaak geloven in de almacht van zijn haat / liefde voor iemand ( Freud, p. 5; p. 71).

Zo zien we ook hoe de Ratteman overtuigd is van de almacht van zijn liefde of haat. Hij lijkt hier bovendien voldoende redenen voor te hebben (denkt hij zelf). Zo haalt hij aan dat wanneer hij niet ingaat op de vraag van een dame om haar te beminnen, deze wat later sterft. Alsof dat nog niet voldoende zou bewijzen dat zijn haat tot de dood leidt geeft hij ook nog het voorbeeld van de man in het hospitaal waarvoor hij enorme haat voelde, omdat deze de door hem gewilde kamer had gekregen die even later overleed.

Ook in zijn kindertijd ervaart hij al dit gevoel van almacht. Wanneer hij in woede uitbarst tegen zijn vader schrikt deze laatste enorm. Net doordat zijn vader zo schrikt denkt de Ratteman dat zijn woede wel erg machtig moet zijn , hij wordt vervolgens bang van zijn eigen woede.
(De vader van de Ratteman was normaal erg streng, de kinderen kregen regelmatig een pak slaag. De Ratteman was dit keer dan ook volledig verbaasd omwille van zijn eigen woede. Hij had namelijk zijn eigen, machtige vader doen schrikken, als zijn woede indruk kon maken op zo'n machtig man, dan moest ze wel enorm krachtig zijn)

Wat voor een ander toeval lijkt is alles behalve toeval voor de neuroticus. Het is niet zo ongewoon dat een man die in het ziekenhuis ligt sterft, dat gebeurt nu éénmaal regelmatig in ziekenhuizen. Het is bovendien nonsens om te denken dat een dame sterft omdat jij haar niet lief hebt. Een gezond mens denkt namelijk niet dat zijn gevoelens of ideeën ook maar enige invloed hebben op de dingen, we zouden onszelf wel héél wat moeten vinden om dat te geloven. Voor de neuroticus ligt dat echter anders, hij ziet de wereld grotendeels nog steeds als het verlengde van zijn verlangens, wanneer hij haat voelt ten opzichte van iemand ( en dus eigenlijk verlangd dat er iets ergs gebeurt met deze persoon) zal deze persoon dan ook iets vreselijks overkomen.

Nietzsche's Wille zur macht

De demon van de macht - niet behoefte, niet begeerte - nee, liefde tot macht is de demon van de mens. Ook al geeft men hem alles - gezondheid, voedsel, huisvesting, vermaak - hij is en blijft ongelukkig en nukkig: want de demon blijft wachten en wil bevredigd worden. Als men de mensen alles afpakt en de demon bevredigt, zijn ze bijna gelukkig, zo gelukkig als mensen en demonen maar kunnen zijn. (R.J Hollingdale, De draagbare Nietzsche, Nederlandse vertaling Elza van Nierop en Tine Ausma, Amsterdam, Prometheus Amsterdam, 1991, Deel 3, p. 211)

Omdat de mens lang gedacht heeft dat de dingen ook levend en bezield waren, was zijn gevoel van onmacht veel groter dan het had moeten zijn. Hij werd namelijk niet alleen bedreigd door de medemens en het dier maar werkelijk door alle dingen. Net door dit grote gevoel van onmacht is de wil tot macht de grootste neiging van de mens geworden. De mens voelt zich onmachtig, bedreigt en van daaruit ontwikkeld hij een wil tot macht. ( Nietzsche, Morgenröte, p. 23) Dit kunnen we ook aantonen met een voorbeeld uit het dagelijks leven. Zo zien we hoe pesters vaak mensen/ kinderen zijn die zich zelf erg onzeker en onmachtig voelen en om dit te verbergen, en bovendien alsnog een machtgevoel te krijgen, anderen gaan tiranniseren.

De behoefte aan macht is voor sommigen zo groot dat ze bepaalde delen van zichzelf, van hun eigen wezen, gaan tiranniseren. Hierbij haalt men lust uit de overdreven eisen die men aan zichzelf stelt. Men gaat namelijk het eisen stellende in zijn eigen ziel vergoddelijken. Deze uiting van wil tot macht komt voort uit een zwakte, men is namelijk niet in staat macht te hebben over andere objecten en wordt genoodzaakt een deel van zichzelf te tiranniseren om toch een gevoel van macht te krijgen. Dit ziet men ook in de ascetische moraal, waarbij de mens een deel van zichzelf aanbidt als God en daarvoor een ander deel van zichzelf moet demoniseren ( Nietzsche, Menschliches Allzumenschliches, p. 137). Vandaar ook dat Nietzsche de ascetische moraal als slavenmoraal beschouwd, het is een moraal die ontstaan is uit ressentiment van de zwakken.( De zwakken kunnen hun onmacht ten aanzien van de sterken niet aanvaarden, het roept ressentiment bij hen op, ze willen zich wreken. Ze creëren vervolgens een eigen moraal, voor deze moraal moeten ze echter beroep doen op de sterken, oncreatief en zwak als ze zijn gaan ze de moraal van de sterken gewoon omdraaien, ze zijn namelijk niet sterk genoeg om zelf iets volledig nieuws te creëren.) De sterke mens weet zijn wil tot macht te richten op externe dingen en valt er zelf niet aan te prooi. Voor de sterke mens is dan ook de machtige, de heerser de goede, de kruiperige, nederige is in tegendeel de slechte. In de Christelijke moraal is dat duidelijk omgekeerd, wie nederig is word geprezen, de machtige wordt gestraft voor zijn machtigheid. De zwakke mens is echter niet zelf in staat de sterke te straffen, daar is hij namelijk te zwak voor, hij heeft nood aan een God die voor hem als rechter kan optreden. (Nietzsche, Genealogie der moraal, Eerste essay)

De neuroticus is een zwakke mens

Nu we weten wat de neurose inhoud en een duidelijk idee hebben wat het betekent om een zwakke mens te zijn, kunnen we nagaan in hoeverre er een analogie te vinden valt tussen de neuroticus en Nietzsche's zwakke mens.

Een mens die alle perioden van zijn infantiele ontwikkeling goed heeft doorlopen (wat in principe voor niemand echt het geval is) ervaart een evenwicht in zijn ziel, zijn driften worden op een evenwichtige en gezonde manier gecontroleerd door zijn Über Ich. Dit zouden we kunnen vergelijken met de oude Griekse cultuur waar alles nog een perfecte synthese is tussen het Dionysische principe van chaos en het mateloze, en het Apollinische principe van orde en maat. Een gezond mens zal kunnen leven als een "sterke mens", een mens die zich kan handhaven in de chaos en de wereld kan aanvaarden zoals hij werkelijk is.

Aangezien de neuroticus bepaalde infantiele conflicten niet heeft kunnen oplossen zal zijn Über Ich te sterk zijn en zal er geen evenwicht zijn tussen zijn Über Ich en zijn driften. Bij zo'n neuroticus zal het Apollinische de strijd winnen, alles moet gehoorzamen aan de wil van de vader (of vaderfiguur), zoniet wordt men geteisterd door een enorm schuldgevoel.

De neuroticus is geen "sterke mens" hij kan zich zelf niet handhaven in de echte wereld, hij kan zich niet staande houden in de chaos. Hij kan zelf geen keuzes maken, zelf niet creatief zijn in zijn leven. Het is een zwakke mens die beroep moet doen op iets of iemand anders om zijn leven vorm te geven. De neuroticus laat zijn leven bepalen door de conflicten in zijn kindertijd. Hij laat zijn leven bepalen door de wil van zijn vader. Hij heeft de moed niet om zelf het leven in handen te nemen. Net zoals in de platoons christelijke traditie het menselijk leven bepaald werd door een Hinterwelt of een God, zo wordt de neuroticus zijn leven bepaald door zijn infantiele conflicten. De gelovige mens heeft een God nodig als rechter, de neuroticus heeft zijn vader nodig als rechter. De neuroticus is niet in staat zelf te oordelen over goed of slecht, hij moet daarbij steeds beroep doen op de wil van zijn vader. Zowel de gelovige als de neuroticus is te zwak om zelf beslissingen te nemen, om zelf keuzes te maken. De gelovige kiest voor datgene wat zijn geloof hem ingeeft, de neuroticus kiest nooit, hij laat zich leiden door de twijfel die ontstaan is door een onopgelost conflict. De christenen zijn de slaven van iets dat buiten dit leven ligt, van een Hinterwelt, de neuroticus is de slaaf van zijn innerlijk conflict.

Geloof, neurose van de massa?

Eerder hebben we al besproken hoe de wil tot macht bij een zwakke mens leidt tot het tiranniseren van een deel van de eigen ziel waarbij men vervolgens het tiranniserende deel van de ziel gaat vergoddelijken. Men haalt hier werkelijk lust uit de strenge eisen die men zichzelf stelt. Zo zien we ook hoe de neuroticus zichzelf laat demoniseren door zijn Über Ich. Ook in die zin is de neuroticus een zwakke mens, vergelijkbaar met de aanhangers van een ascetische moraal. Uit onmacht macht uit te oefenen op de buitenwereld keert men zich tot een deel van zichzelf, om alsnog zijn wil tot macht te kunnen bevredigen. De wil tot macht richt zich niet tot de buitenwereld, zoals bij de sterke mens het geval is, maar tot het innerlijk, men wordt er zelf het slachtoffer van.

We zien ook hoe de neuroticus vaak bijgelovig is, maar niet zoals een normaal bijgelovige. De neuroticus is alleen bijgelovig in zijn dwangdenken, zodra de neuroticus een dwang de baas is geworden kan hij ook spotten met zijn eigen bijgelovigheid (Freud, p. 5;p 68).

Zo zien we dat de Ratteman die hoog ontwikkeld was en er verlichte ideeën op nahield extreem bijgelovig was. Hij geloofde in voortekenen, in profetische dromen, kwam diegenen tegen waaraan hij net had zitten denken. In zijn dwangdenken geloofde hij duidelijk in het bestaan van een hiernamaals en hij maakte veelvuldig gebruik van gebeden.

Het verschil tussen de asceet en de neuroticus kan er misschien hier in liggen dat de asceet niet slim genoeg is om in te zien dat zijn geloof dom is terwijl de neuroticus het wel inziet maar er volledig hulpeloos tegenover staat. De navolger van een ascetische moraal haalt werkelijk vreugde uit zijn geloof, de neuroticus beseft dat hij tegen zijn wil in meegevoerd wordt door een geloof waarvan hij weet dat het waanzin is. De gelovige kan in dit opzicht ook als neuroticus beschouwd worden, de gelovige is een zieke mens. Zo kunnen ook alle rituelen van het ascetische geloof gezien worden als dwanghandelingen. De neuroticus beseft dat hij ziek is, de gelovige acht zichzelf echter volstrekt normaal, wat begrijpelijk is aangezien heel zijn gemeenschap lijdt aan dezelfde ziekte. De asceet kan in vrede leven met zijn neurose, de neuroticus niet. Zo kan men stellen dat de gelovige een gelukkige neuroticus is, in tegenstelling met de echte neuroticus.

Conclussie

Nietzsche laat ons zien hoe we allen beheerst worden door een Wil tot macht. Hij maakt vervolgens een onderscheid tussen een zwakke en een sterke mens. In termen van de Wil tot macht kunnen we de zwakke mens definiëren als iemand die genoodzaakt is deze Wil tot macht op een deel van zichzelf te richten. Nietzsche’s typische voorbeeld van de zwakke mens is dan ook de asceet.

Zo’n tien jaar na de dood van Nietzsche begint Freud met zijn studie van de neurose. Wanneer we vervolgens beide denkers hun werk samen leggen kunnen we stellen dat ook de neuroticus zijn Wil tot macht tot een deel van zichzelf richt, ook de neuroticus kan dus gezien worden als een zwakke mens. Bovendien zien we, dat wanneer we de asceet bekijken in het licht van Freud’s theorie, ook deze als een neuroticus kan beschouwd worden. Er is dus duidelijk een overeenkomst tussen Nietzsche’s zwakke mens en de ziekte van de neuroticus waardoor Freud geboeid was.
© 2008 - 2024 Tina-v, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Biografie van Friedrich NietzscheFriedrich Wilhelm Nietzsche werd op 15 oktober 1844 geboren in Weimar, Duitsland. Zijn vader was een dominee, die overle…
Psychiater Sigmund Freud over dwanghandeling in godsdienstPsychiater Sigmund Freud over dwanghandeling in godsdienstSigmund Freud (psychiater geboren in 1856) signaleerde overeenkomsten tussen de dwanghandelingen van neurotici en de ver…

Peter Singer en zijn onmenselijke mensbeeldPeter Singer is een aanhanger van het ethisch utilisme, op handen gedragen door de dierenrechten organisaties,veel omstr…
De relatie tussen taal, denken en werkelijkheidDe relatie tussen taal, denken en werkelijkheidTaal, het verwerven van taal en deze te gebruiken voor onderlinge communicatie is dat wat de mens onderscheidt van de di…
Bronnen en referenties
  • R.J Hollingdale, De draagbare Nietzsche, Nederlandse vertaling Elza van Nierop en Tine Ausma, Amsterdam, Prometheus Amsterdam, 1991 Jonathan Lear, Freud, London ,Routledge, 2005 Nietzsche Friedrich; Genealogie der moraal, Nederlandse vertaling Thomas Graftdijk, Amsterdam, Uitgeverij De Arbeiderspers, 1980 A. Vergote, P.Moyaert e.a; Psychoanalyse, De mens en zijn lotgevallen; Kapellen, DNB / uitgeverij Pelckmans, 1988
Tina-v (4 artikelen)
Gepubliceerd: 29-07-2008
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Filosofie
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.