Wat doen we met onze tijd: beleven of geleefd worden?
Tijd is geld, een metafoor die aangeeft dat tijd kostbaar is. We kunnen tijd bezitten impliceert het ook. We hebben de tijd. Maar is dat wel zo? Kunnen we de tijd wel zo absoluut maken? Of hangt veel ook van de tijdsbeleving af? We kunnen de tijd buiten ons en binnen ons ervaren en beleven. Soms voelt het dat de tijd ons de baas is, en worden we geleefd door onze agenda's, maar dan weer kunnen we bewust tijd beleven en genieten van de tijd die ons is gegeven. Hoe doen we dat?
Een metafoor is een stijlfiguur, een manier van overdrachtelijk taalgebruik. Je schetst een beeld dat overeenkomt met wat je bedoelt. Je zegt dus het een, en verwijst daarbij naar het ander om te laten zien of te suggereren dat er een overeenkomst is. Hoe duidelijker het beeld, hoe helderder de beeldspraak. Metaforen beïnvloeden niet alleen onze communicatie, maar ook ons denken en gedrag.
We beschrijven en begrijpen de werkelijkheid door ons gebruik van metaforen. Dat is de theorie van de conceptuele metafoor, voor het eerst aangehaald in
Metaphors we live by door George Lakoff en Mark Johnson (1980). Metaforen zorgen voor een categorisering in ons (onderbewuste) denken en vormen zo ons begrip en onze beleving van dingen. We gebruiken metaforen niet alleen in onze taal en communicatie, maar we denken, voelen en gedragen ons in overeenstemming met de metaforen. We kunnen niet anders dan metaforisch denken. Bijvoorbeeld de metafoor 'tijd is geld' , we proberen tijd te besparen of we verkwisten haar, we doen ons best tijd te budgetteren door haar te managen, nemen de tijd of hebben juist geen tijd. Of een metafoor als 'voetbal is oorlog', de beroemde uitspraak van Rinus Michels. We kunnen winnen, verliezen, gaan de strijd aan tegen de tegenstander en agressie is dus geoorloofd tijdens een voetbalwedstrijd.
Sommige metaforen zijn onwenselijk, omdat ze een beeld van de werkelijkheid geven dat niet onpartijdig is of maar een onderdeel ervan beslaat. Zo toonde onderzoek aan (waarvan verslag wordt gedaan in The Guardian, 10 augustus 2019) dat mensen niet sneller herstellen van kanker door het denken in metaforen als ‘kanker is oorlog’ of ‘kanker is een strijd’. Beter is het om het ziekte- en herstelproces als een reis te beschouwen. Een 'tsunami' van vluchtelingen, geeft de indruk dat het gaat om een vloedgolf van vluchtelingen, terwijl je hiermee het negatieve en de angst benadrukt. We bezien ons lichaam en onze geest vaak in termen van productiviteit: we moeten opladen, energie opdoen, bijtanken, het beste uit onszelf halen, alles wat we doen moet een doel hebben, we moeten zoveel mogelijk doen met maximaal resultaat (in zo min mogelijk tijd, met zo min mogelijk inspanning), enzovoorts. Terwijl we zoveel meer zijn. Maar een alternatief bedenken is nog niet zo makkelijk, zo ondervond Lynn Berger ook in haar Correspondent-artikel: Hoe metaforen ons denken bepalen (2018).
Als we 'tegen' willen denken is het belangrijk dat we weet hebben van het bestaan van de metafoor. Dan kunnen we een ander begrippenkader gebruiken dat we meer van toepassing of meer wenselijk vinden. Een metafoor laat zich in communicatie, zeker via social media, gebruiken binnen een overtuigingstechniek als 'framing'. Zo'n denkraam geeft ons een bril om de werkelijkheid door te bekijken en beïnvloedt daarmee ons kijk op de werkelijkheid.
Tijd is geld?
De metafoor
Tijd is geld lijkt een logische, maar klopt deze wel? Is tijd wel zo meetbaar, zo absoluut? Of moeten we hier ook leren tegendenken? Wat is eigenlijk tijd kunnen we ons afvragen.
Wat is tijd?
Tijd is niet wiskundig, maar natuurkundig. Het is geen gegeven. Als we het hebben over tijd hebben we het over duur, over de volgorde van gebeurtenissen die plaatsvinden, over een specifiek tijdstip van handeling. Maar tegelijkertijd is dat erg kort door de bocht. Wij mensen leven in de tijd. Onze natuur is de tijd. Fysische gebeurtenissen vinden plaats in de tijd. Dit vooronderstelt richting en afstand. Maar in zijn algemene relativiteitstheorie stelde Albert Einstein juist dat tijd geen richting heeft. Er is wel sprake van asymmetrie. We meten tijd af aan verandering, maar tegelijkertijd gebruiken we daarvoor tijd ook als maat die daarvoor nodig is. En wat is afstand als het gaat om tijd? Eigenlijk hebben we het dan over ruimtetijd, volgens Einstein, want tijd en afstand horen bij elkaar, omdat ze met elkaar zijn verweven. Volgens Newton waren zowel tijd als ruimte statisch en constant: de ruimte is een gegeven en daarbinnen tikt de tijd onverbiddelijk regelmatig door. Zo kun je de lichtsnelheid definiëren als de afgelegde afstand keer de tijdseenheid bijvoorbeeld.
Einstein was het hier niet mee eens. Alleen de snelheid van het licht is een constante. Als je dit accepteert, dan moet dus overal de ruimtetijd buigen om massa's, zoals de aarde, heen. Je doet over een gegeven afstand een bepaalde tijd, afhankelijk van waar je bent en met welke snelheid je gaat. Hoe dichter je bij de snelheid van het licht komt, hoe meer je zult merken van de ruimtetijd. De natuur gedraagt zich dan heel anders. Als dé tijd niet bestaat, dan betekent dit automatisch dat ook een begrip als gelijktijdigheid niet bestaat. Immers afhankelijk van de onderlinge snelheid van degene die de tijd waarnemen of ervaren, beleef je tijd anders. Er gebeurt hetzelfde en je ziet hetzelfde, maar niet noodzakelijk in dezelfde volgorde. En dat betekent dat tijd relatief is.
Als tijd relatief is, dan proberen we iets te meten dat niet meetbaar is. Of benadrukken we alleen een bepaald aspecten van tijd en leggen deze naast onze vergankelijkheid, de manier waarop we tijd ervaren van wieg tot graf. Het besef dat tijd meer is wordt dan belangrijk als gegeven. Misschien bestaat dè tijd niet, maar moeten we spreken van 'tijden'.
Kloktijd versus tijdsbeleving
De theorie van onder meer filosoof Henri Bergson stelt dat er minstens twee verschillende tijden zijn. De kloktijd, met achtereenvolgende op zichzelf ongerelateerde tijdseenheden (van buitenaf). Deze geeft de tijd aan, maar is op zichzelf geen tijd. En daarnaast is er nog de intuïtieve tijd. Deze gaat om de tijdsbeleving of tijdsperceptie en valt samen met de gewaarwording (van binnenuit) van tijd. Als een sneeuwbal wordt zogezegd de tijd gevormd uit alle tijd van je verleden, met elkaar versmolten. Of als muziek, die net zo stroomt als de tijd, met ieder moment voortvloeiend en stromend uit het andere, waarbij de gehele compositie, de melodie de achtereenvolgende noten overstijgt. Tijd is zo opgevat niet lineair, maar allesomvattend. En daarmee ook niet te hebben. Het kan niet plaatsvinden of ergens in passen. Gangbare termen om ons alledaagse denken over tijd in te vatten. We zien tijd ofwel net als ruimte. En toch zetten we het op een rechte lijn van volgordelijkheid in tijdseenheden. Maar volgens Bergson is tijd alleen ‘duur’ en geen ruimte. We zijn de tijd in plaats van dat we de tijd hebben. Want, zo zegt hij, de tijd is voortdurend in beweging, terwijl een locatie vast is bepaald. En omdat tijd zo gebonden is aan de beleving van het subject, kan zij niet los ervan bestaan, zoals ruimte dat kan. Daarbij zijn het ervaren en het onthouden onlosmakelijk met elkaar verbonden. We beleven de tijd en maken deze tegelijkertijd, omdat we ze onthouden. Zonder beleving en geheugen kortom bestaat er geen tijd in de visie van Henri Bergson. Beleven is vertellen.
Albert Einstein noemde de intuïtieve tijd van Bergson psychologische tijd. En deed haar daarmee min of meer af als niet relevant. Hij had zoals aangegeven geheel eigen ideeën over tijd en ruimte (en ruimtetijd, zoals al gezegd). Terwijl Bergson juist had gehoopt dat de intuïtie als methode de filosofie als wetenschap vooruitgang zou brengen, bleek het tegendeel het geval. De relativiteitstheorie van Einstein kreeg gelijk en zette ook daarmee de natuur- en geesteswetenschappen tegenover elkaar. Achteraf begrijpelijk, maar of het ook zinvol was?
Feit is in ieder geval dat de algemene en onafhankelijke kloktijd, de tijd gebaseerd op natuurkundige wetten, steeds belangrijker werd gevonden tegenover onze individuele intuïtieve tijdservaring. De afstand tussen beide tijden werd groter. Vooral sinds de invoering van de Greenwichtijd in 1884. Deze Greenwich Mean Time (GMT) zorgde ervoor dat er in verschillende landen dezelfde tijd werd gehanteerd. Vanaf 1972 werd deze vervangen door de Coordinated Universal Time of Temps Universel Coordonné (als compromis tussen het Engels en het Frans afgekort tot: UTC), omdat deze uitgaat van de atomische klok, die meer precies is. Dit is de huidige internationale standaard.
De kloktijd is de tijd waarover we het hebben als we zeggen "tijd is geld". Hieraan meten we af wat we doen, of we genoeg doen en of we succesvol zijn: hoe drukker onze agenda's, hoe meer we doen met onze tijd. Maar tijd wordt dan vooral economisch opgevat. Terwijl tijd zoveel meer óók nog is, want wat is tijd als je deze niet beleeft?
Tijd is ervaring
Door alle aandacht voor de kloktijd lijk je tijd te kunnen vangen in vaste eenheden, die van verleden keurig naar de toekomst tikken. Tijd loopt dan als een rechte lijn richting het eindpunt, de dood. Voordat het zo ver is, willen we nog van alles. Tijd is echter niet 'rechtlijnig'. Het kent geen begin- en geen eindpunt. Hoe je ook probeert om een glimp op te vangen van de toekomst, er zijn teveel onzekere factoren De toekomst ken je niet, alleen het verleden is bekend. Dus al je moeite om grip te krijgen op de toekomst is gebaseerd op het verleden en het nu. Je kunt alleen die factoren meewegen die vroeger en tegenwoordig een rol spelen. Maar weet je zeker dat deze een rol blijven spelen? En zo ja, op dezelfde manier?Daarmee zou je zeggen dat tijd een herhaling van het verleden is en geen nieuwe tijd. Kan dat ooit kloppen?
Wat als je tijd niet kwantificeert, maar juist de kwaliteit ervan benadrukt? Stilstaat bij de tijd zelf. De innerlijke tijd, zoals Joke Hermsen hem noemt. Dus als tegenwicht tegen de kloktijd, bewust omgaat met je tijd en de manier waarop je deze beleeft of wilt beleven.
Tijd is volgens dit gezichtspunt, denkend vanuit de tijdsperceptie, niet lineair, maar meanderend, zwervend: een eindeloos kijken en beleven. Niet veroverend of gericht op een eind- of middelpunt. Niet om te willen 'begrijpen' of te willen 'beheersen'. Tijd wordt dan opgevat als een zoekende beweging die op voorhand niet weet waartoe zij leidt of waar ze uitkomt, maar altijd alert is op de verscholen betekenis die zich in de zoekende beweging zelf aandient, zoals theoloog Thijs Caspers in zijn boek Thuis in het onbekende (2018) betoogt. Doordat je de volheid en schoonheid van de wereld echt blijft zien. Je blijft bewonderen. Je blijft je verwonderen. En dan niet met de behoefte om te doorgronden, maar om het écht te zien en waar te nemen. Zo kun je afstemmen op de betekenis die hierin ligt besloten. Deze betekenis is inherent aan alles, maar niet voor ieder hetzelfde, omdat je deze zelf toekent. Dit biedt ons een ander perspectief op tijd: Het gaat er niet om onze levens planmatig te maken en in de greep te houden. De tijd hoeft niet overbrugd te worden, om van A naar B te komen. De tijd is de reis en de bestemming in een, waarbij we ons meanderend afstemmen op een betekenis die al aanwezig is, maar waar we door de drukte en hectiek van alledag, vaak overheen kijken. Dan gaat het niet om wat we met onze tijd doen, afgemeten in productiviteit, economie en resultaat, maar hoe we onze tijd beleven en gebruiken. Onze ervaring staat dan centraal. Op die manier kunnen we als het ware de tijd bevatten, zonder ze te begrijpen.
Beleving is tijd
Joke Hermsen maakte dit onderscheid ook al tussen kloktijd en innerlijke of intuïtieve tijd (in ‘Kairos’ en nog eerder in ‘Stil de tijd’) (en haalde daarbij overigens ook Henri Bergson aan). Zij benadrukt het belang dat persoonlijke en innerlijke invullingen van tijd hebben: van rust, verveling, aandacht en wachten; ervaringen die in het huidige economische tijdsgewricht gericht op de mens als consument/producent nog maar weinig waardering krijgen, maar al sinds de Oudheid als belangrijke voorwaarden voor het denken en de creativiteit van de mens als zich ontwikkelend individu werden beschouwd. “Pas wanneer we niets doen, opent zich de ruimte van het denken en van de creativiteit.”, aldus Joke Hermsen. Niets voor niets is het woord school afgeleid van scholè, dat rust en vrije tijd betekent. Dit geeft wel een romantisch beeld van de tijd en haar beleving. Alsof we onze werkelijke vrijheid pas vinden door bewust stil te staan en ons over te geven aan de tijd. Uit deze overgave worden we als vrij mens geboren: voortaan leven we in onze eigen persoonlijke tijd. Onze intuïtie zorgt ervoor dat we niet alleen ons eigen (be)leven kunnen ervaren, maar ook dat van de ander. Doordat intuïtie ons in staat stelt ons in iets of iemand anders te verplaatsen. Van binnen (dat van jezelf of een ander) naar buiten.
Maar tijd moet geleefd worden. Het gaat meestal om wat je ermee doet, niet hoe je het ervaart. We moeten van A naar B, van maandag naar dinsdag en door de week heen, van 9 tot 10 uur, werkdagen versus weekends. De tijdservaring, het ervaren of beleven van tijd, lijkt er soms zelfs niet meer toe te doen. Terwijl onze eigen tijdsbeleving anders is. De tijd vloeit vanuit onze beleving, zij stroomt, soms snel dan weer langzaam, ook al delen we haar op in precies gelijke delen, zoals seconden of minuten, uren of dagen, weken, maanden of jaren. Recht doen deze notaties niet aan onze tijdservaring of ons bewustzijn van tijd. Wanneer we een bepaalde geur ruiken reizen we moeiteloos door de tijd, terug naar de keuken van oma, waar de lavendel die we roken ons aan deed denken.
En toch: wij zijn de tijd. Dat betekent ook dat alle pogingen om de tijd te vangen en te controleren gedoemd zijn te mislukken. Juist als we productief willen zijn met onze tijd, we haar willen managen om zo efficiënt en effectief mogelijk met onze tijd om te gaan, dan is de tijd grillig. Komt een briljant idee net als we thuis onder de douche staan of wanneer we ons vervelen of televisie aan het kijken zijn, terwijl we ons acht uur lang hebben ingespannen op kantoor om de oplossing voor een probleem te bedenken. Als tijd niet absoluut is en in essentie niet meetbaar is, maar gebonden aan het individuele perspectief erop, wat dan? Kortom: hoe beleven we tijd?
De tijd lijkt soms stil te staan
De ambiguïteit in de beleving van tijd ontlokte de Franse filosoof Vladimir Jankélévitch (1902–1985) (leerling van Henri Bergson) de opmerking: “De tijd schijnt ons lang en het leven schijnt ons kort. Hoe kunnen zo korte jaren bestaan uit zo lange dagen?”. Deze ervaring van de lange dagen, dat is onze normale beleving van tijd. Weliswaar enigszins afhankelijk van onze leeftijd. Tijd lijkt te vertragen onder zeer spannende omstandigheden of als er veel nieuwe (eerste) indrukken zijn. Een auto-ongeluk of een feestje bijvoorbeeld. Maar ook als we juist helemaal niet opletten en er weinig tot niets gebeurt. Het wachten op bus of trein is hiervan een voorbeeld. Dus ook door niets te doen kunnen we tijd winnen. Althans in onze beleving. Afgezet tegen de kloktijd verdoen we onze tijd alleen maar en moeten we deze misschien straks zelfs wel inhalen.
Douwe Draaisma verklaart de vertraagde beleving van tijd als volgt: “Tijdsbeleving werkt volgens een U-curve”, verheldert de wetenschapper. „In de uiteinden van de curve, gevormd door de extreem prikkelrijke of extreem prikkelarme periodes, vertraagt de tijd het sterkst. Daartussen is de tijdsbeleving redelijk normaal.”. Dit geldt ook voor langere tijdseenheden. Je hebt veel herinneringen uit je adolescentie, omdat er toen veel nieuwe dingen gebeurden, die je allemaal bewust hebt meegemaakt en hebt bewaard in je geheugen. Al deze fragmenten en gebeurtenissen heb je tot een of meer herinneringen gemaakt. Al die keren dat je in de weekends bent uitgegaan als student zijn verworden tot een herinnering waarin je allerlei onderdelen van elk van deze ervaringen hebt samengevoegd tot een herinnering: hoe gezellig het was om samen in je studentenhuis te eten voor het uitgaan, hoe je gezamenlijk op pad ging, danste en dronk en hoe geweldig het was om de volgende middag een eitje te bakken met een kater.
De tijd lijkt sneller te gaan als je ouder wordt, als je dingen minder intens beleeft en onthoudt. Nieuwe of onbekende dingen doen en ervaren lijkt je dus als het ware meer tijd te geven. Ook als je ouder wordt. Juist als je ouder wordt, is het belangrijk om niet het gevoel te hebben dat de tijd je op de hielen zit. Je kunt daar gelatenheid en overgave tegenover stellen, zo betoogt Wilhelm Schmidt in zijn 'Kleine filosofie van het ouder worden' (2016). Door niet alles te willen beïnvloeden of te beheersen, maar je over te geven aan hetgeen je doet, stel je jezelf open voor de essentie (niet ik, maar de ander(en); niet wie, maar wat; niet wanneer, maar waarom) en beleef je de tijd optimaal.
Tijd beleven als avontuur en sleur
Vladimir Jankélévitch onderscheidde drie belevingen van tijd: spel of avontuur, ernst en verveling (L'aventure, l'ennui, le sérieus). Je kunt de tijd beleven door je in het avontuur te storten, je kunt de tijd verdrijven door je te vervelen of je kunt de tijd ernst nemen. En juist in de ernst, werk en zorgen en andere verplichtingen, komt de humor naar voren die de tragische en komische zijden van het leven tot een hogere eenheid brengt. Ernst associëren we vaak het meest met het echte leven. We worden in al onze rusteloosheid geregeerd door onze agenda. School, studie, werk, beheersen onze dagen. Boodschappen doen, eten, slapen. Televisie kijken, de smartphone, gamen. De ene dag lijkt op de andere, alles loopt in elkaar over. Kortom: ons leven is een sleur van alledaagsheid. In onze wereld is er een roep om avontuur als tegenbeweging: reizen, festivals bezoeken en bijzondere dingen meemaken.
Zo’n avontuur volgt volgens Gusman en Kleinherenbrink (2018) een vaste structuur naar de heldenverhalen die we kennen van onder meer films en literatuur. Dat verhaalsjabloon vertelt over een onbekende wereld waarin de held terecht komt en zijn of haar opdracht moet uitvoeren om daarna als meester van twee werelden terug te keren. Alles staat in het teken van het avontuur, niets gebeurt zomaar. Terwijl er zoveel zinloze momenten in het echte leven bestaan, zonder dat dit betekent dat het leven zelf zinloos is. Maar niet op avontuur. Dan heeft alles betekenis. De terugkomst van zo'n avontuur gaat altijd gepaard met nieuwe inzichten en nieuwe energie voor het leven van alledag. Hiermee versterk je tegelijkertijd de alledaagsheid en sleur van de rest van de tijd en de roep om eruit te breken. Een vicieuze cirkel.
… En verveling als tijdsbeleving
Naast ernst en avontuur hoort verveling ook bij het echte leven. Veel mensen willen de verveling meteen verdrijven. Nergens goed voor, denkt men dan. Maar dat is niet zo, zoals eerder gezegd. Jankelevic zet het nut van verveling nog wat scherper aan. Verveling scherpt ons bewustzijn. Van onszelf als mens en van onze tijdigheid. Door ook het moment van verveling ten volle te beleven kunnen we de tijd terugvinden. In het besef van onze tijdelijkheid of eindigheid kunnen we onze verlangens loslaten en ons echt overgeven aan de innerlijke tijd. Dus om goed om te kunnen gaan met ons alledaagse leven, zouden we niet moeten vluchten in avonturen, maar ons moeten laten overvallen door verveling. Durf de tijd als tijd te ervaren is zijn advies. Pas dan komen we dichtbij onszelf en onze innerlijke intuïtieve tijd en vinden we onszelf terug. En de tijd om iets vanuit onszelf te gaan doen.
Rusteloosheid en verveling
Rusteloos zijn we, zoals Ignaas Devisch, het noemde in zijn boek Rusteloosheid (2016). We willen altijd maar vooruit. Nooit tevreden met de status-quo, willen we altijd meer bereiken. Gevangen in de tijd voelen we ons daardoor soms. En niet omdat rust en verveling tegenover drukte dichterbij elkaar zouden moeten worden gebracht, maar omdat op het continuüm van verveling naar druk zijn de rusteloosheid als het ware waakt. Alleen in de verveling kunnen we de tijd onder ogen komen zoals deze is, zo puur (de waarachtige ervaring in termen van Heidegger ‘Dasein’). Hierbij moet rusteloosheid niet worden verward met onrust, geeft Ignaas Devisch (2016) aan. Onrust kan worden aangewakkerd door een maatschappij, waarin zulke condities en eisen gelden, waarin het nooit genoeg is wat we doen. Dit kan leiden tot apathie. Rusteloosheid wordt juist gevoed door een verlangen, een hoop dat het beter kan, de wens een evenwicht te vinden tussen bezig zijn en niets doen. Rusteloos zijn is dan ook niet per se negatief, maar wordt het pas wanneer we zelf teveel van ons vragen, of wanneer er teveel van ons wordt gevraagd. Voelen dat je wordt voortgestuwd door een rusteloos verlangen iets te doen, is ook mooi, geeft richting. Als je af en toe ook maar mag bijkomen. Even nietsdoen of de rust kan ervaren. Hoe moeilijk dat ook is ook. Want al snel willen we 'iets' of vervelen we ons.
Verveling
Verveling kan extern en intern worden opgeroepen. Wanneer we niet weten hoe we ergens aan moeten beginnen kunnen we ons in het voorland van het starten met een activiteit vervelen. Zoals de stilte voor de storm, zorgt de innerlijke kalmte, wanneer we de verveling verdragen, vaak voor een creatieve opleving. Het uitstelgedrag krijgt een functie erbij.
Soms wordt gezegd dat we met onze ziel onder onze arm lopen wanneer we ons vervelen. We beleven dan een soort existentiële verveling. We zijn onszelf bijna te veel. Maar ook deze verveling kan inspirerend werken. We zoeken richting.
Te weinig externe prikkels of teveel herhaling kan ook zorgen voor verveling: de situationele verveling. Deze laatste typen verveling lijken negatiever, maar ook hierdoor kun je vanuit het ervaren van je innerlijke tijd je innerlijke ruimte groter maken. En dat maakt creatief. Verveling is dus eigenlijk geen gevoel dat verjaagd moet worden, maar een persoonlijke ervaring van vertraging van de tijd, waarin je ontvankelijk wordt voor de kern van de tijd, je eigen tijd, je eigen zelf. Een vanuit jezelf naar buiten toe gaan, in tegenstelling tot de beweging waarbij je steeds nieuwe prikkels opzoekt. Deze zapcultuur kan ook tot creativiteit leiden, maar de doorgaande lijn vanuit je diepste wezen wordt hierdoor wel steeds onderbroken. Kun je dan wel zo diep gaan als nodig is om iets of jezelf te doorgronden?
Rust
Openen we het moment van de tijd, zoeken we de rust, dan helpen ons de natuur, de muziek, de kunst deze te vinden. Met al onze zintuigen kunnen we hierin opgaan, een tijdloos ervaren en beleven. Zoals wanneer je begint aan een wandeling in de natuur. In het begin kijk je nog verwoed om je heen om alles in je op te nemen. Je zoekt de prikkels op, je kijkt je ogen uit. Alles is even bijzonder. Maar dan, na een ‘tijdje’, merk je dat vrijwel al het gras groen of groener is, dat de ene boom best wel op de andere lijkt, en weer een hert zien is toch anders dan voor de eerste keer er een aanschouwen. De verveling zet in. Denk je. Die verveling is niet negatief.
Want juist als je doorloopt, sta je jezelf toe op te gaan in de natuur. Je mag vanuit jezelf je omgeving beleven. Je hoeft niet meer iets nieuws of bijzonders te zien, je verveelt je niet meer. In plaats daarvan ervaar je het bos, de wei of de heide vanuit het wandelen, vanuit jezelf. De natuur hoeft niet naar jou toe te komen, jij gaat. En komt zo ook meer bij jezelf. Je wordt als het ware een met je omgeving. Maar je bent er allebei. En samen. Er ontstaat ruimte in jezelf, dat je misschien eerst als een gevoel van leegte beleefde, vandaar de verveling die je ervoer, maar nu plaats geeft aan creativiteit, innovatie en inspiratie.
Tijdloze beleving
De tijd ervaar je vanuit je eigen beleving, maar zie je ook om je heen. Het landschap is ook tijd, de tijd van het moment, van het seizoen, van ons als mensen op de paden van vergankelijkheid. Repetitief misschien, maar nooit statisch, zoals David Hockney zegt. De natuur is altijd anders. Alles is even vluchtig, gebonden aan het moment en tegelijkertijd tijdloos, door onze beleving waarin we van de tijdelijke, kortdurende momenten een constant en blijvend bestaan in de tijd fixeren. Het landschap als gestolde tijd, de altijddurende tijdelijkheid van onze beleving, die we wel kunnen ervaren, maar niet kunnen vasthouden. Hoe mindful we ook zijn, hoe we het ook blijven proberen. Juist in de natuur zelf, in het moment, kunnen we de eeuwigheid van het leven ervaren. En dat geldt ook voor kunst, voor muziek, waardoor we op een andere manier het leven en de tijd kunnen ervaren. Kunst, muziek en natuur kunnen elkaar daarin ook versterken. Niet voor niets kon je tijdens de David Hockney tentoonstelling in het Van Goghmuseum in Amsterdam van 1 maart tot en met 26 mei 2019 luisteren naar een deel van de afspeellijst van David Hockney, waardoor je de schilderijen nog intenser kon beleven. En de natuur die hij groots en kleurrijk schilderde. Zolang we ons daarvoor openstellen. Zonder ons te vervelen. Meestal dan. En als we ons toch vervelen, wat een geluk!