Willy Brandt: minister van buza en de ostpolitik in de BRD
Willy Brandt zou een grote stempel zetten op de verhoudingen tussen de DDR en de BRD tijdens de koude oorlog. Zijn inzet als burgemeester van West-Berlijn had zijn ster al doen rijzen, maar had hem ook de nodige tegenstand opgeleverd. Toch zou Willy Brandt vanwege zijn beleid benoemd worden tot minister van Buitenlandse Zaken en later zelfs tot Bondskanselier.
Minister van Buitenlandse Zaken
In 1966, na zijn carrière als burgemeester van West-Berlijn, werd Willy Brandt benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken. Dit omdat zijn invloed in de internationale politiek als burgemeester van West-Berlijn hem genoeg contacten in de internationale politiek had opgeleverd en het hem ook een zekere ervaring in de buitenlandse politiek had opgeleverd die voor een minister van Buitenlandse Zaken essentieel is. Minister van Buitenlandse Zaken, ofwel Auβenminister was zijn nieuwe taak, voor Willy Brandt veranderde er niet veel. Als burgermeester van West-Berlijn heb je al de neventaak van minister van Buitenlandse Zaken. Brandt bleef dus een grote internationale speler alleen met een nieuwe taak. In het begin kreeg hij veel tegenstand, vooral omdat Kiesinger niet geloofde in Brandts opvattingen over de Sovjet-Unie. Kiesinger was namelijk een christen-democraat en geloofde niet in meer toenadering tot het oosten als de oplossing van het oost-west vraagstuk. Brandt daarentegen begon als minister van Buitenlandse Zaken met de uitvoering van een buitenlands beleid wat nu beter bekend staat als “neue Ostpolitik”
Kritiek binnen de eigen partij op Willy Brandt
Ook binnen zijn eigen partij kreeg Brandt veel kritiek op dat hij lid was geworden van de coalitie waar een groot deel van de conservatieven was. Veel sociaal-democraten zagen de verbintenis met de conservatieven als verraad aan de traditie van de eigen partij. Brandt werd volgens bepaalde personen kroongetuige van een vals samenspel. Weer anderen zeiden dat met Brandts intreden in zo’n soort regering de twintig jaar gefaalde buitenland politiek bekrachtigd werd. Waar men nog banger voor was, was de reactie van de jeugd. Gevreesd werd dat ze zich tegen deze regering zouden keren en dat de voorkeur van de jeugd zich spontaan van links naar rechts zou begeven. Zelf vond Brandt de functie als minister van Buitenlandse Zaken in het begin ook helemaal niet ideaal, maar hij zag geen andere oplossing voor een verbetering van het buitenlandse beleid.
Neue Ostpolitik
Deze neue Ostpolitik zorgde voor ontspanning in het verdeelde Europa en was de eerste stap in de richting van de hereniging van beide Duitslanden en Europa in zijn geheel. De Ostpolitik was een voortzetting van de politiek die Brandt en Bahr hadden ontwikkeld na de bouw van de muur, alleen dan op wereldniveau. Het was gebaseerd op een toenadering van beide Duitslanden en een toenadering naar Oost-Europa om daardoor een verandering in de toenmalige toestand tot stand te krijgen. Erkenning van de huidige situatie was essentieel voor het slagen van de Ostpolitik. Om de Ostpolitik te laten slagen, moest er ook toenadering tot de Sovjetunie gezocht worden. Daarnaast mochten de bestaande relaties met West-Europa en Amerika natuurlijk niet in gevaar gebracht worden. Er moest dus voorzichtig geschipperd worden tussen beiden.
Samenwerking
De samenwerking met de bondskanselier Kiesinger liep moeilijk op het gebied van de buitenlandse politiek. Kiesinger wilde namelijk veel minder ver gaan dan Brandt. Zo noemde Kiesinger de DDR geen staat, maar het “fenomeen”. Op het ministerie van Buitenlandse Zaken werd als gevolg van een uitspraak van Brandt over “het andere deel van Duitsland” snel al de afkorting ATD gebruikt voor de DDR. Hierdoor werd de uitvoering van de politiek die Brandt wilde bedrijven belemmerd.
Uitvoering van de Ostpolitik
De eerste daadwerkelijk stappen in de uitvoering van de Ostpolitik door Willy Brandt waren het aanknopen van diplomatieke betrekkingen met Roemenië in 1967 en Joegoslavië in 1968. Dit waren beide landen die de DDR als staat hadden erkend. Door met deze landen diplomatieke betrekkingen aan te knopen werd de Hallsteindoctrine verlaten. Deze doctrine was in 1955 aangenomen en stelde dat de BDR met geen enkel land dat de DDR erkende, op wat voor vlak dan ook, diplomatieke betrekkingen zou aangaan. In 1968 bleek deze doctrine al helemaal niet meer op te gaan. Toen erkende Cambodja namelijk de DDR, maar bleef de BRD diplomatieke betrekkingen met het land houden. Dit was mede door het sterke optreden van Willy Brandt, waardoor Kiesinger een optie koos die als “Cambodjeren” bekend zou komen te staan. Brandt vond het namelijk geen goede optie om “onze vlag binnen te halen zodra ergens die van onze Duitse concurrent werd gehesen” . Hierdoor werden de diplomatieke betrekkingen met het land slechts bevroren in plaats van opgeheven. De echte uitvoering van de neue Ostpolitik kon pas plaatsvinden na de regeringswissel in 1969. De CDU met als bondskanselier Kiesinger had namelijk nog teveel problemen met de Ostpolitik van Brandt en Bahr.
Resultaten van Brandt's inspanningen
De belangrijkste verandering waar Brandt voor heeft gezorgd is wel die, die in gang werd gezet bij zijn eerste NAVO-ministersconferentie in 1966. Er werd al langer naar de BRD toe gezegd dat de Duitsers zelf eens wat meer moesten gaan doen aan het verminderen van de spanningen en Brandts ideeën sloten hier mooi op aan: “Wij zullen het doen, volgens onze belangen en in overeenstemming met onze verplichtingen in het bondgenootschap.” Deze ideeën werden vervolgens aangemerkt als “hervorming van het bondgenootschap” en gaven een dubbele taak voor de NAVO aan: verdediging en ontspanning. Dit werd nu als de nieuwe taak voor de wereldpolitiek beschouwd. Over dit onderwerp werden in juni 1967 in Luxemburg en in december 1967 in Brussel ook conferenties gevoerd als gevolg van de NAVO-ministersconferentie.
In België had de minister van Buitenlandse Zaken, Pierre Harmel, zich ondertussen al beziggehouden met het begin van het definiëren van de nieuwe taken van de NAVO. Het rapport dat eind 1967 over deze taken werd aangenomen door de NAVO kreeg dan ook zijn naam. Eén jaar later, in 1968, werd Brandt voorzitter van de NAVO-ministersconferentie. In die tijd werd het “Signaal van Reykjavik”, wat een uitnodiging inhield over strijdkrachtenverminderingen in midden-Europa, aan Moskou overhandigd. Onderhandelingen over de troepenverminderingen begonnen in Wenen, maar door de Russische interventie in Tsjecho-Slowakije werden daar geen resultaten bereikt. Pierre Harmel bleef echter net als Brandt overtuigd van de noodzaak van ontspanningen en tijdens de verkiezingsstrijd in 1969 melde hij nog aan Brandt dat het noodzakelijk was dat Brandt en zijn vrienden per se in de regering moesten blijven, om Europa te redden.
Ondanks de conservatieve houding van Kiesinger tegenover de ideeën van Brandt, was hij toch positief over zijn periode als minister van Buitenlandse Zaken. “Als grote winst beschouwde ik de regionale ambassadeursconferenties die ik in Bonn en in 1967 in Japan en 1968 in Ivoorkust en Chili leidde”