Willy Brandt als bondskanselier en de ostpolitik
Willy Brandt speelde als burgemeester van West-Berlijn tijdens de koude oorlog een belangrijke rol in de toenaderingen tussen oost en west, maar zou deze rol nog verder uitbreiden nadat hij minister van Buitenlandse Zaken werd. Later zou hij als bondskanselier voordeel halen uit zijn ervaringen en zijn beroemde ostpolitik voortzetten.
Verkiezingsuitslag 1969 West-Berlijn
De eerste schattingen van de verkiezingsuitslag in West-Berlijn in 1969 wezen op een overwinning van Kiesinger. President Nixon van de VS belde Kiesinger toen ook al meteen op om hem te feliciteren met de overwinning op Brandt. Even later bleek echter dat de verkiezingsuitslag in het voordeel van Brandt was en bij zijn eerste bezoek aan president Nixon in Washington zei deze dan ook bijna verlegen dat hij het verkeerde nummer had gekregen die dag. Door een klein verkiezingsverschil had de SPD nu voor het eerst in haar bestaan een groter aantal zetels dan de CDU/CSU.
Ostpolitik
Het belangrijkste voor Brandt was de voortzetting van het beleid waar hij als minister van Buitenlandse Zaken al mee begonnen was. De BRD moest uitgaan van de werkelijke situatie, en niet van de toen gangbare “ontkennings” politiek. De Ostpolitik binnen de sociaal-liberale coalitie van Brandt hield niet in dat de BRD een positie tussen oost en west moest innemen. De transatlantische verbintenis moest ook in de toekomst gewaarborgd worden. In de woorden van Brandt: “Onze politiek tegenover het oosten moest in het westen beginnen!”
Toenadering westen en oosten
Bedoeling van de Ostpolitik was toenadering te vinden tussen de westerse en de oostelijke grootmacht. Met de Ostpolitik wilde de BRD Europees vredesgedrag bevorderen. Willy Brandt was degene die hier voorzichtig mee begon. Brandt wilde een soort samenwerking creëren tussen de twee grootmachten. De Sovjetpartijleider moest leren van zijn collega uit de VS en deze moest de ideologie van de Sovjetunie leren begrijpen. Brandt bevond zich hierdoor als de eerste in een soort van bemiddelaarsrol. Hij had eerst overleg met Breznjev in het Krim. In 1971 had Brandt overleg met president Nixon in Key Biscane. Brandt probeerde hier een positie door te verkrijgen waarmee hij misschien invloed kon uitoefenen op de Sovjetunie. Hij wilde door deze aanpak dat de BRD de drijvende kracht in West-Europa binnen het Europese ontspanningsproces werd.
Twijfels over de Ostpolitik en toenadering tot de Sovjetunie
Bij een gesprek tussen Brandt en Nixon op 10 april 1970 liet Nixon blijken dat hij geen twijfels meer had over de politiek van de BRD tegenover het oosten. Hij liet wel weten dat de BRD er rekening mee moest houden dat er in Frankrijk en Engeland wel nog twijfels en onzekerheid over deze Ostpolitik konden zijn. Nixon liet ook nog doorschemeren dat hij er geen problemen mee zou hebben, mocht Brandt de Oder-Neisse grens erkennen. Dit zou een toenadering tot de Sovjetunie betekenen. Toch bleven veel andere hoge regeringsfunctionarissen het niet eens met toenadering tot het oosten. Zo werd er zelfs gesproken over een “dwaze wedloop naar Moskou”
Ook binnen Brandts eigen regering waren er twijfels over het nut van toenadering tot het oosten. Dit beantwoordde hij met: “De vrede zekerder maken, voor ons hele volk, is dat niets? Aan onze vriendschap met de volken van het Westen, het Noorden en het Zuiden het vertrouwen van, een overeenkomst en vervolgens ook vriendschap met de volken van het Oosten toevoegen, is dat niets? En heeft Duitsland daarna zelf niet meer veiligheid en een betere vrede? Zullen de mensen daar niet ieder afzonderlijk van profiteren? Om het zo te zeggen: omdat er minder vrees zal zijn; omdat de lasten minder zwaar worden; omdat mensen elkaar terug kunnen zien die elkaar jaren niet hebben kunnen zien; omdat misschien twee mensen uit de beide staten van Duitsland kunnen trouwen die thans nog door onmenselijke dwang gescheiden worden.” Hierdoor blijkt al dat hij zijn ervaringen uit zijn tijd als burgemeester van West-Berlijn en de bouw van de muur heeft meegenomen, dat hij beïnvloed is door het succes dat zijn toenadering toen in het klein had.
Kritiek op Willy Brandt en de Ostpolitik
Willy Brandt was in 1970 ook zeer ontsteld over een aantal uitspraken van experts over de verdedigings- en veiligheidspolitiek. Zelfstandig gingen zij zonder Brandt zich openlijk binnen fracties uitlaten over het afsluiten van een verdrag met de Sovjetunie en over de onderhandelingen over de troepenverminderingen. Volgens hen was het niets anders dan de troepen leeg bezuinigen of het bevriezen van de tegoeden van de verdedigingseenheden. Volgens Brandt schaadde dit de politiek en bevorderde het niet de ontspanning tussen Oost en West. Brandt wilde echter ook niet zeggen dat er een perspectief was op wederzijdse troepenvermindering. In de buitenland politiek zijn altijd twee hoofdcomponenten van het NAVO concept hoog in het vaandel gehouden, namelijk verdedigingsbereidheid en afbouw van de spanning. Hij wilde niet slagkracht van de troepen verminderen, maar wel de uitgaven. Hij vond de troepenvermindering de geloofwaardigheid verminderen en dus een gevaar voor de Ostpolitik en de veiligheid binnen de BRD. Het onderbouwen van de toenadering tot het Oosten met toch een bepaalde geloofwaardige militaire macht was voor de politiek van Brandt zeer belangrijk. Anders zou de Sovjetunie de BRD niet meer serieus kunnen nemen.
Willy Brandt en Willi Stoph
Aan het begin van zijn bondskanselierschap in 1969 bood Brandt al aan de DDR aan om over alle denkbare onderwerpen te praten en dit zonder enige voorwaarden hierover. De Sovjetunie bood aan hierbij te helpen en ook zij waren voor onderhandelingen zonder voorwaarden vooraf. Brandt schreef hierop de minister-president van de DDR, Willi Stoph, een voorstel om te onderhandelen over het afzien van het gebruik van geweld en om een aantal praktische zaken te kunnen oplossen. Hoofdmoot zou echter gelijkwaardige betrekkingen worden. 19 maart werd het gesprek gepland in Erfurt. Het gesprek ging uiteindelijk minder diep dan Brandt had gehoopt. Zo noemde Stoph de muur zelfs “een daad van menselijkheid”. Ze kwamen wel overeen dat er nooit meer oorlog gevoerd zou mogen worden vanaf Duitse bodem. Dit betekende dus dat ook Oost-Duitsland geen behoefte had aan het gebruik van geweld. Voor de rest wilde Stoph alleen maar volkenrechtelijke erkenning van de DDR. Ondanks het falen van dit gesprek was het wel al een stap in de goede richting. Toetreding naar elkaar werd gezocht.
Willy Brandt en Breznjev
Willy Brandt en Egon Bahr gaan in 1973 naar de Krim (het Kremlin) voor een bezoek aan Breznjev. Egon Bahr zei hierover het volgende: “De duur van de gesprekken liep uit tot 16,5 uur. De sfeer bij deze gesprekken was informeel. Gastheer en bezoeker hebben samen gezwommen en Breznjev beloofde de Duitse kanselier een boottocht door het mooie landschap. Snel is hieruit te concluderen dat de chemie tussen beiden wel goed zit: ze houden allebei van wijn, vrouwen en zang. Ook lachen ze samen graag en wisselen moppen uit. De grootste communist begon voor de hoogste Duitse sociaal-democraat gevoelens te ontwikkelen en zijn positieve bevindingen sterkte dit aan. Breznjev wist dat het niet verstandig was omdat ze hem vanuit Oost-Duitsland al gewaarschuwd hadden voor deze man. Willy Brandt was voor Breznjev geen vijand. Waarschijnlijk heeft Breznjev Brandt graag omarmd en waarschijnlijk ook gekust, maar met de begeleiding erbij zal Brandt het wel niet zo fijn hebben gevonden, hij viel niet op mannen.” Dit citaat geeft al aan hoe makkelijk Brandt invloed uit kon oefenen op de grote spelers in de wereld.