‘Stemmen zien’: volgens Sacks voor doven niets onmogelijk
Dat er voor doven niets onmogelijk is, daar tracht Oliver Sacks in zijn boek “Stemmen zien” van te overtuigen. Volgens hem is gebarentaal een complete taal waarin alles mogelijk is. Flirten, de wiskunde bedrijven, of de liefde verklaren. Duidelijk en communicatief, maar ook poëtisch en subtiel. Een positivistische maar indrukwekkend boodschap. Een beknopte beschrijving van Sacks' denken over doventaal.
Sacks’ boek is het resultaat van de persoonlijke verbazing die hij wil delen met ‘de gewone lezer’ en met doven en hun familie. Een bezoek aan de dovenuniversiteit Gallaudet College (New York) drukt hem met de neus op de feiten: doven hebben een geheel eigen cultuur en taal. ‘Hoe kan dat en wat betekent dat?’ Sacks’ schrijfstijl is niet heel erg vloet, maar die hindernis is snel genomen als men in beslag genomen wordt door het indringend verslag van Sack’s diepgaande zoektocht naar de betekenis van taal en de taalontwikkeling bij doven.
Bron: Voorzijde boek
Kennismaking met de dovenwereld
Stapje voor stapje neemt Sacks de lezer mee in zijn boek, en laat deze kennis maken met de dovenwereld. Iemand die vanaf de geboorte al doof is, ervaart geen stilte. Geluid is nooit gehoord, Sacks’ noemt het een modaliteit die voor hen niet bestaat. Hierdoor ontstaat een probleem: niet kunnen horen betekent geen toegang tot de gesproken taal hebben. En geen toegang tot taal, betekent geen toegang tot kennis: de oorzaak van vele problemen.
Zonder taal valt niet te denken
Taal is onmisbaar voor de persoonlijke en culturele identiteit. Juist vanuit het verleden is bekend, hoe sterk een gestoorde emotionele en sociale ontwikkeling bij doven gemeld wordt. Oliver Sacks gebruikt een fors deel van het boek om het boeiende verband tussen taal en ontwikkeling verder uit te werken. Taal is onmisbaar, het is hét middel is om de sprong van ‘waarnemen’ naar ‘denken’ te maken. Met de taal, die we door onze ouders aangereikt krijgen, maken we de stap om de aan de dingen die waargenomen worden, een conceptuele betekenis te geven. Taal vormt abstracte symbolen in het hoofd, waardoor de wereld te systematiseren is. Van allesomvattende perceptie naar gesystematiseerde abstractie dus. Pas als de abstracte symbolen begrepen en gebruikt kunnen worden, kunnen mensen tegen ‘zichzelf’ praten. Voor 1750 werd iemand die geen taal kende als imbeciel gezien.
‘Een mens is zonder taal niet geestloos of achterlijk, maar wel zeer beperkt in zijn denken, opgesloten, in feite, in een miniwereld’ aldus Sacks. Hiermee is de diepste kern beschreven van het probleem dat doven treffen: de onmogelijkheid van denken als men geen taal kent.
Taal voor doven
Taal is cruciaal, maar kunnen doven wel beschikken over een taal? Sacks beschrijft de geschiedenis van de zoektocht naar een antwoord op deze vraag. Aan de lijn van de geschiedenis hangt hij belangrijke boodschappen op over het gebruik van (gebaren)taal. Na 1750 werd hier openlijk dispuut over, het was de tijd waarin Rousseau droomde van een ‘taal van het hart’ waarin alles kristalhelder zou zijn. Als zijspoortje zet Sacks hierbij ook de lezer aan het werk door deze uit te dagen tot persoonlijke reflectie. Immers, zo schrijft hij, ook de in de hedendaagse gesproken taal is de enorme uitdrukkingsvrijheid maar een illusie is. Mensen blijven onderworpen aan uiterst strenge grammaticale beperkingen. Dan komt de gebarentaal in beeld. Op gedetailleerde wijze wordt de roerige geschiedenis uit de doeken gedaan. Twee prominent figuren waren l’Epee en Gallaudet. L’Epee was een ‘oralist’, iemand die een gebarentaal probeerde af te leiden van de gesproken taal. Tegenover hem stond Gallaudet, iemand die vond dat gebarentaal een eigen inzicht heeft. De verdere geschiedenis is vrij voorspelbaar, maar Sacks beschrijft het boeiend door de dramatische effecten van vaak kleine beslissingen te benadrukken.
Essentie van taal
Met het voortgaan van de geschiedkundige beschrijving van de bewustwording van het ‘eigene’ van de gebarentaal (de lijn van Gallaudet), groeit bij Sacks de interesse naar het hoe en wat van taal. Hoe kan het dat kinderen, op een verbazend wekkende manier, de ruimte die ze waarnemen, talig maken? Er wordt een geslaagde poging gedaan om dit soort vragen te verklaren vanuit de neurologie: het blijkt dat het zenuwstelsel een zeer hoog aanpassend vermogen heeft. Duidelijk blijkt dat de schrijver zelf arts en specialist op het vakgebied van de neurologie is. Nauwkeurig bespreekt hij vele hersendetails en werkt deze concepten praktisch uit. Zo bestaat gebarentaal uit vier dimensies, dat in tegenstelling tot de ééndimensionale spreektaal. Uiteindelijk bepleit de schrijver dat gebarentaal veel concreter en persoonlijker is dan de spreektaal.
Intrigerende gebarentaal
Taal blijkt de sleutel tot de wereld, de taal van de gebaren ontsluit een gehele nieuwe wereld. Een eigen taal, bestaand uit gebaren, zorgt voor een unieke en eigen cultuur. Een cultuur waarin acteurs in gebarentaal toneel spelen, poëzie een totaal ander karakter krijgt, en met een redenaar waarbij het publiek “aan de handen hangt”! Dat Oliver Sacks een meester is in het aan het denken zetten van zijn lezers, bewijst dit boek. De lezer wordt gedwongen stil te staan bij het fenomeen taal. Onbewust gaan de gedachten uit naar het eigen gebruik van taal: denk ik inderdaad in woorden? Kan ik ook denken in andere abstracties, bijvoorbeeld in gebaren?
Pleidooi
Sacks doet in het hele boek een beroep op het inlevingsvermogen van de lezer. De afsluiting vormt daar de climax van, een waar pleidooi. Doofheid is geen tekort dat behandeld moet worden, zij vraagt slechts om acceptatie, om een eigen status. Doven geloven zelf in hun taal, en maken zich hard voor emancipatie. Het is aan het publiek om de toekomst te bepalen. Oliver Sacks wenst dat de lezer zo slim zal zijn om het woord doofstom voor altijd uit te bannen. Het is immers niet doofstom, maar doofslim.
NB. Het boek van Sacks bevat veel theoretische passages, enorme voetnoten bevatten soms tweederde van de pagina. De schrijver laat er alles aan gelegen om in dit populair geschreven boek zich wetenschappelijk te verantwoorden. Sommige lezers zullen zich hier aan ergeren. De voetnoten leiden af van de verhaallijn, en hebben soms de neiging te vervallen in een ‘parallelverhaal’.