Het 'SPEAKING'-model van Dell Hymes
Wetenschapper Dell Hymes was van mening dat communicatie niet alleen ging om een correcte manier van spreken en juiste grammatica. Daarom bracht hij een systeem uit om communicatie in bredere zin te omschrijven. Het model dat hij daarvoor ontwikkelde heet het 'SPEAKING'-model. Elke letter uit het Engelstalige woord 'speaking' staat hierin voor een element waarmee communicatie geobserveerd kan worden. Deze elementen zijn 'situation', 'participants', 'ends', 'act sequences', 'keys', 'instrumentalities', 'norms' en 'genre'.
S = Situation
De eerste letter, de s, staat voor de situatie waarin communicatie plaats neemt. Het gaat hier ook om de tijd, de plaats, de fysieke omstandigheden en de psychologische waarde die aan een situatie wordt gehecht. In veel gevallen is het niet heel erg van belang waar de communicatie plaats vindt. Maar vaak zijn er ook vaste plekken voor communicatie aangewezen. Kerkdiensten vinden bijvoorbeeld plaats in een kerkgebouw, criminelen worden veroordeeld in de rechtszaal en een gesprek tussen een arts en patiënt zal plaatsvinden in de spreekkamer van de huisartsenpraktijk.
P = Participants
Het gaat hier om de participanten, ofwel deelnemers van een gesprek. Natuurlijk gaat het hier om iemand die een boodschap zendt, en iemand die de boodschap ontvangt. Maar vaak moet je verder kijken naar de sociale rollen die er bestaan tussen de deelnemers. Deze bepalen de interactie.
E = Ends
Met ‘ends’ wordt bedoeld, de einddoelen die bereikt moeten worden met de communicatie. Het geeft ook aan waarom er eigenlijk gecommuniceerd wordt. Want als er geen doelen zijn, waarom zou je dan overgaan tot communiceren? Denk bijvoorbeeld aan een sollicitatiegesprek. Doel van de werkgever is de sollicitant te beoordelen of hij geschikt is voor de functie. Het doel van de sollicitant is om zichzelf in een zo goed mogelijk daglicht te stellen.
A = Act sequences
Het gaat hier om de inhoud en de vorm van de communicatie. Het gaat er dus niet alleen om wat er is gezegd of gedaan, maar ook om hoe het overkomt.
K = Keys
‘Keys’ staat voor de toon waarmee gecommuniceerd wordt. Het is eigenlijk een term, oorspronkelijk in de muziek gebruikt. Verschillende interacties vragen om een verschillende toon. Denk bijvoorbeeld aan de toon op een begrafenis. Dit zal een bedrukte, verdrietige stemming zijn.
I = Instrumentalities
Bij instrumentalities gaat het om het medium via waar gecommuniceerd wordt. Ten eerste bestaan natuurlijk het gesproken en geschreven woord. Nu wordt er veel gebruik gemaakt van gemedieerd contact, bijvoorbeeld van het gebruik van een mobiele telefoon. Dit wordt dan het medium genoemd.
N = Norms
De normen van het gesprek worden hier geobserveerd. Het gaat hier vooral om normen in talig opzicht. Ook moet er gekeken worden naar de situatie waarin een zin gebruikt wordt. De zin ‘ik voel me niet zo lekker’. Als iemand je uitnodigt voor een feest, zal dat betekenen dat je niet naar het feest toe gaat. Maar wanneer je dit tegen de dokter zegt, zal het een verzoek zijn om hulp om het op te lossen.
G = Genre
Bij een genre gaat het om en bepaald type van communiceren. Het gaat hier om een bepaalde ‘eenheid’ van taalgebruik, die pas naar voren komt in een bepaalde situatie. Een erg herkenbaar voorbeeld is een preek.