Europees Referentiekader: De taalniveaus A1-C2
Bij het leren van een nieuwe taal of het volgen van een taalcursus worden voor de verschillende niveaus vaak termen als A1 en B2 gebruikt. Deze termen behoren tot het Europees Referentiekader voor moderne vreemde talen. Door middel van dit kader is er zodoende een overkoepelend indicatiesysteem voor de taalbeheersing van diverse vreemde talen en de bijbehorende vaardigheden. Wat is het Europees Referentiekader precies en wat houden de verschillende niveaus in?
Achtergrond Europees Referentiekader
Het Europees Referentiekader (ERK), ook wel bekend als Common European Framework of Reference (CEFR) is ontwikkeld om het niveau van taalbeheersing aan te geven. Er waren in het verleden al diverse ideeën voor het ontwikkelen van een referentiekader, maar pas in 2001 werd het Europees Referentiekader uitgebracht. Naast informatie over deze verschillende referentieniveaus, zorgt het ERK ook voor richtlijnen om deze niveaus van taalbeheersing te kunnen beoordelen.
Gebruik ERK
Het ERK wordt in Nederland en Europa wordt verschillende doeleinden gebruikt. Zo kan het allereerst worden gebruikt om het beoogde niveau van een taalcursus of taaltest aan te geven. Ook worden hiermee de richtlijnen voor vakken met vreemde talen op het voortgezet onderwijs bepaald. Zo moet op het VWO voor de leesvaardigheid van Engels bijvoorbeeld het C1-niveau worden behaald en geldt voor Frans en Spaans in het voortgezet onderwijs een beoogd niveau van B2 voor leesvaardigheid. Bovendien wordt in sommige Europese landen, waar een minimaal niveau van taalbeheersing vereist is voor immigratie of het verkrijgen van een visum, het Europees Referentiekader gebruikt als selectiemiddel.
Verschillende niveaus
In totaal kan er onderscheid worden gemaakt tussen zes verschillende niveaus van taalbeheersing, welke weer onderverdeeld zijn in drie groepen. Niveau A gaat om de basisgebruiker, niveau B om de onafhankelijke gebruiker en niveau C om de vaardige gebruiker. Alle niveaus zijn vervolgens toepasbaar op schrijfvaardigheid, spreekvaardigheid, leesvaardigheid en luistervaardigheid.
A1 - Basisgebruiker
A1 is het laagste niveau volgens het Europees Referentiekader en verwijst naar de meest basisvorm van taalbeheersing. De gebruiker is hierbij in staat om standaardzinnen te vormen, bijvoorbeeld om zich voor te stellen of te vragen waar iemand vandaan komt. Soortgelijke zinnen kunnen alleen verstaan worden bij iemand die rustig spreekt en duidelijk articuleert. Taalcursussen voor absolute beginners richten zich vaak op verkrijgen van dit niveau van A1.
A2 - Basisgebruiker
A2 valt ook nog onder de basisgebruikers, maar hierbij is de taalkennis sterk uitgebreid ten opzichte van A2. Waar een A1-gebruiker eigenlijk alleen mededelingen en borden kan lezen, zal iemand met een A2-niveau ook al korte teksten in de vreemde taal in kwestie kunnen lezen. Ook de communicatievaardigheden zijn uitgebreider en iemand kan al iets meer over zichzelf vertellen dan alleen woonplaats en leeftijd en dergelijke.
B1 - Onafhankelijke gebruiker
Vervolgens vindt de overgang naar de onafhankelijke gebruiker plaats. Bij B1 draait het vooral om het uitdrukken van je eigen mening. Waar het bij de basisgebruikers in niveau A nog vooral over feitelijke gebeurtenissen zoals je achtergrond gaat, is het bij B1 mogelijk om zowel op papier als in gesprek je eigen mening over bepaalde onderwerpen uit te drukken. Bovendien is het bij B1 ook gemakkelijker om tv- en radioprogramma’s te volgen, maar nog steeds is het wel belangrijk dat er langzaam en duidelijk wordt gesproken.
B2 - Onafhankelijke gebruiker
Het volgende niveau B2 is eigenlijk een uitbreiding van de vaardigheden die hierboven bij B1 beschreven. Zo is het mogelijk om langere betogen te begrijpen, kunnen ook de bijzaken uit televisieprogramma’s worden begrepen en is de gebruiker in staat om meer details te beschrijven in brieven. B2 wordt vaak ook gezien als het niveau waarop het mogelijk is om met moedertaalsprekers conversaties te hebben zonder dat het problemen oplevert.
C1 - Vaardige gebruiker
Tot slot is er nog de categorie met vaardige gebruikers. Naast alledaagse gesprekken en teksten, kunnen C1-gebruikers ook in een academische en professionele context communiceren. Het gaat hierbij ook om gebruikers die meer vloeiend spreken en dus niet meer pauzeren om op zoek te gaan naar het juiste woord of een andere zin. Tot slot zijn ook de brieven en geschreven teksten sterker. Zo worden er bijvoorbeeld meer signaalwoorden gebruikt voor de structuur en kan er over complexe onderwerpen worden geschreven en gediscussieerd.
C2 - Vaardige gebruiker
Het hoogste niveau volgens het Europees Referentiekader is C2. Schrijf-, luister-, lees- en gespreksvaardigheid zijn hierbij op zeer hoog niveau. Zodoende is het mogelijk om complexe teksten te begrijpen, ook als deze zeer snel door iemand met de taal als moedertaal worden uitgesproken. Ook op het gebied van schrijven en spreken kan een C2-gebruiker zich in iedere situatie redden.