Ontstaan van de steden
Onder een dorp of stad moet een plaats worden verstaan waar mensen wonen die zich in tegenstelling tot het platteland niet alleen met de landbouw bezighouden maar waar ook sprake is van bijvoorbeeld ambachtslieden, leraren, geestelijken en overheidsdienaren. De eerste nederzettingen die aan te merken zijn als dorp of stad ontstonden in Mesopotamië in het Sumergebied met als bekendste plaatsen Uruk en Oer. Vanaf de middeleeuwen ontwikkelden de steden zich steeds meer naargelang ze stadsrechten verkregen.
De antieke stad
De antieke stad is een door de Romeinen gestichte stad. Veel van die steden ontvolkten geheel of gedeeltelijk na de val van het Romeinse rijk. Maar er bleef ook een aantal antieke steden bestaan, voornamelijk vanwege het aanwezig zijn van een lokale machthebber als een heer of een bisschop. In Nederland bevinden zich geen steden die tot de antieke steden behoren wat wel het geval is in het Belgische Wallonië en ook de Belgische stad Tongeren behoort daartoe.
Ontstaan van burchtsteden uit burcht en handelsnederzetting
Burchtsteden zijn ontstaan door het samengaan van een burcht of abdij en een handelsnederzetting. Toen in de middeleeuwen de handel opbloeide zochten handelslieden veiligheid en bescherming door zich te vestigen in de nabijheid van machthebbers zoals een heer of abt. Door het groeien van het aantal handelslieden rond een burcht of abdij ontstond een stad die vaak omgeven werd door aarden wallen of een ringmuur. Vooral groeiden de gunstig gelegen handelsnederzettingen bijvoorbeeld dicht bij een verkeersknooppunt of een pleisterplaats van kruisvaarders en pelgrims. Veel plattelanders trokken naar de steden waar zij van hun oorspronkelijk armoedige bestaan overgingen naar een beter leven omdat er in de steden volop werk te vinden was.
Stadsrechten door machthebbers verleend
In de middeleeuwen kregen steeds meer plaatsen stadsrechten die door een graaf of een heer werden verleend. Inwoners mochten dan zelf de openbare orde handhaven en bestuursmaatregelen uitvaardigen. De graaf of heer behield wel invloed op de stad omdat hij de schepenen benoemde die het stadsbestuur vormden. De schepenen voerden rechterlijke taken uit onder leiding van een schout die eveneens door de graaf of heer werd aangesteld. Het stadsbestuur was ook verantwoordelijk voor de openbare gebouwen zoals de waag en de vleeshal en vishal. Die gebouwen vormden samen met het nabijgelegen raadhuis en de kerk het centrum van de stad.
Groei na stadsrechten
De steden ontwikkelden zich steeds meer naargelang zij stadsrechten verkregen hoewel een aantal steden met stadsrecht eigenlijk altijd dorpen zijn gebleven. Dit was vooral het geval in Noord-Holland, Friesland en Oostelijk Nederland. Een voorbeeld hiervan is Staverden dat tegenwoordig hoort tot de Veluwse gemeente Ermelo in de provincie Gelderland. Staverdern kreeg in 1298 stadsrechten maar heeft zich nooit tot een echte stad ontwikkeld. Tot de buurtschap Staverden behoren momenteel slechts enkele tientallen bewoners.
Grootte van steden
Europese steden hadden meestal een inwoneraantal van 2.500 tot 20.000. Grotere steden waren Genua en Londen met ongeveer 50.000 inwoners. De grootste steden waren Milaan, Parijs en Venetië die ongeveer 100.000 inwoners telden. In de twaalfde eeuw was Parijs een verzameling kastelen, kerken en kloosters waartussen duizenden grote en kleine huizen waren gebouwd. Verscholen achter imposante stadwallen lag Parijs goed verdedigd waardoor de inwoners zich veilig voelden. Er heerste ook veel drukte en er was sprake van welvaart.
Aanvankelijk veel hout
Een van de grootste steden in het noorden was Dordrecht dat in 1400 ongeveer 9.000 inwoners telde. Dordrecht was destijds een belangrijkere stad dan Amsterdam dat maar 5.000 inwoners had. De vele huisjes in Dordrecht waren hoofdzakelijk van hout opgetrokken en stonden dicht op elkaar. Door het vele hout was een stad zeer brandgevaarlijk en niet zelden waren er ook flinke stadsbranden. Er werd vaak open vuur gestookt en schoorstenen waren er nog niet. De rook verdween door een rookluik in het dak. De meeste huizen hadden twee vertrekken, één voorvertrek als winkel of werkplaats en één achtervertrek als woonhuis.