Vrijbuiter en het vrijbuitersprobleem
Een vrijbuiter is iemand die gebruik maakt van een collectief goed of dienst zonder hiervoor te betalen of te investeren in de tot instandhouding ervan. Collectieve goederen en diensten kunnen opgesplitst worden in zuiver collectieve, quasi-collectieve en semi-collectieve. Het vrijbuitersprobleem of dilemma van de collectieve actie verklaart waarom vrijbuiten kan blijven bestaan. In 1960 benoemde Mancur Olson de term vrijbuitersproblee. Hij bouwde hierbij verder op inzichten van Adam Smith. Hoewel de overheid verschillende controlemechanismen heeft ingebouwd om vrijbuiten tegen te gaan, zijn deze niet waterdicht.
De vrijbuiter
Een vrijbuiter heeft als doel om zoveel mogelijk gebruik te maken van collectieve goederen en diensten, maar wil hier zelf niets tegenover. Dit is mogelijk omdat er geen continue controle is op het gebruik ervan. Dit zorgt ervoor dat de vrijbuiter het risico kan nemen om niet betrapt te worden en als dusdanig mee op de kar kan springen van het gebruik van het goed of dienst. Een zeer bekend voorbeeld van een vrijbuiter is iemand die zwart meerijdt met het openbaar vervoer. De vrijbuiter leunt sterk aan bij het
'sociaal lanterfanten' in de psychologie, waar men er van uitgaat als de individuele aanwezigheid om een groepsopdracht tot een einde te brengen toch niet opvalt, het ook niet nodig is om hier moeite voor te doen.
Collectieve goederen of diensten
Onder collectieve goederen en diensten verstaat men in de economie alle goederen en diensten waarvoor een consument niet uitgesloten kan worden. In ruimere omschrijving betekent dit de goederen en diensten die de overheid aanbiedt en die door hen (gedeeltelijk) onderhouden en betaald worden. Bekende voorbeelden van pure collectieve goederen zijn defensie, beschermingsmiddelen voor de burgers zoals de aanleg van dijken, de rechtbank en de lagere school. Ook al valt de lagere school hier ook onder moet hier toch een belangrijke kanttekening bij geplaatst worden, daar het kan voorvallen dat iemand toch geweigerd wordt omwille van bijvoorbeeld te veel inschrijvingen. Collectieve goederen en diensten kunnen opgesplitst worden in zuiver collectieve, quasi-collectieve en semi-collectieve. Hoe meer er sprake is van privatisering, hoe meer een goed of dienst de status van collectief verliest en de controle erop strenger is. Hoe collectiever een goed of dienst is, hoe meer dit gefinancierd is door de overheid.
Zuiver collectieve goederen en diensten
Onder zuiver collectieve goederen en diensten vallen alle diensten en goederen waarvoor niemand (onder normale omstandigheden) uitgesloten kan worden van de consumptie ervan. Deze worden gefinancierd en onderhouden door de overheid. Denken we hierbij aan autowegen, dijken en de rechtbank.
Quasi-collectieve goederen en diensten
De quasi-collectieve goederen en diensten richten zich al iets meer tot winst maken. De overheid rekent dat de burger hiervoor betaalt, maar de controle op het gebruik ervan is niet altijd verzekerd. Bekende voorbeelden zijn het gebruik van de trein, bus of tram.
Semi-collectieve goederen en diensten
Bij de semi-collectieve goederen en diensten is het veel moeilijker om aan de betaling ervoor te ontsnappen. Er zijn striktere controlemechanismen en iemand kan pas van de dienstverlening of het goed genieten indien er een prestatie tegenover wordt gezet, bijvoorbeeld de aanschaf van een lidkaart zoals bij bibliotheken en theaters. Deze collectieve goederen en diensten worden gesubsidieerd door de overheid om de kostprijs voor de consument dragelijk te houden. Aangezien de overheid aan deze goederen en diensten maatschappelijk belang hecht, staan zij dus mede in voor de financiering ervan en kunnen ze als collectief worden aanschouwd.
Vrijbuitersprobleem
Het vrijbuitersprobleem, ook wel het dilemma van de collectieve actie genoemd is een zeer bekend begrip in de sociale wetenschappen. De vrijbuiter is iemand die ongezien zijn slag kan thuishalen en mee kan profiteren van de inspanningen die de overheid en de andere burgers doen om het in stand houden ervan te verzekeren. De vrijbuiter is iemand die parasiteert en zoveel mogelijk teert op de anderen die wel betalen en een inspanning leveren om het goed of dienst te verzekeren. Hij of zij stelt zich de vraag 'waarom zou ik ergens voor betalen als ik toch kan profiteren en de kans om ervan uitgesloten te worden bijna nihil is'?
Adam Smith en Mancur Olson
Het kwam voort uit de visies van de twee economen Adam Smith en Mancur Olson. Olson bouwde verder op de theorieën van Smith. Smith sprak over de onzichtbare hand, waarmee hij bedoelde dat wanneer ieder individu eigenbelang nastreeft dit ten goede komt van de markt en er een evenwicht ontstaat in vraag en aanbod. Tegelijk stimuleert dit de collectieve marktwerking. Echter benadrukt hij ook dat sommige collectieve goederen en diensten niet tot stand kunnen komen, tenzij de overheid er belastingen voor vraagt. In 1960 bouwde Mancur Olson hier op verder en beweerde dat collectieve goederen en diensten 'ondeelbaar' en 'niet-uitsluitbaar' zijn. Dit wil zeggen dat wanneer iemand een goed of dienst gebruikt dit niet ten koste gaat van het gebruik van iemand anders en dat iemand bijvoorbeeld van het leger niet uitgesloten kan worden. Volgens Olson moet de staat er met gerichte controle voor zorgen dat collectieve goederen verzekerd blijven.
Controlemechanismen niet waterdicht
De overheid probeert vrijbuiten zoveel mogelijk tegen te gaan door belastingheffing, controlemechanismen in te voeren en (administratieve) sancties op te leggen wanneer iemand betrapt is. Toch is het onmogelijk om ieder persoon continu te controleren en te wijzen op zijn plicht als goede burger. Men verwacht dat een burger inzit met de voorziening van publieke goederen en diensten in de maatschappij en hieraan zijn steentje bijdraagt.