De Lorenzcurve en de Gini-coëfficiënt (Corrado Gini)
De Gini-coëfficiënt is ontwikkeld door de Italiaan Corrado Gini in 1912. Deze coëfficiënt werd uitgevonden om de mate van ongelijkheid te bestuderen van de inkomensverdeling onder de bevolking. De waarde van deze ongelijkheid situeert zich tussen nul en één. Perfecte ongelijkheid staat voor één, terwijl perfecte verdeling (= gelijkheid) staat voor nul. Grafisch kan men de Gini-coëfficiënt weergeven met behulp van de Lorenzcurve. Hoe kwam de Italiaan Corrado Gini op het idee van deze uitvinding? Hoe berekent men deze coëfficiënt? Wat zijn belangrijke verschijnselen in inkomens(on)gelijkheid volgens de OESO?
Lorenzcurve
De Lorenzcurve werd ontwikkeld door Max Otto Lorenz in 1905 om de inkomens(on)gelijkheid weer te geven van een bevolking. Max. O Lorenz werd geboren op 19 september 1876 en stierf op 1 juli 1959. Hij studeerde aan de universiteit van Wiscinson en publiceerde als doctoraatsstudent 'the economy of railroad rates', waarin hij de Lorenzcurve vermeldde, die moest dienen om de inkomens(on)gelijkheid te weergeven van een populatie. De Lorenzcurve weergeeft dus het verband tussen het cumulatief percentage van de grootte van de bevolking en het cumulatief percentage inkomens van deze bevolking. Onder inkomen wordt het verwerven van huur, intrest, winst en andere financiële inkomsten verstaan. Hierbij moeten we dus al een belangrijke kanttekening maken, want de Lorenzcurve houdt enkel rekening met aangegeven fiscale statistieken en is dus niet 100 procent betrouwbaar. In sommige gevallen is ook niet iedereen in de bevolkingsstatistieken opgenomen.
Voorbeeld Lorenzcurve
Onderstaande grafiek is een voorbeeld van hoe een Lorenzcurve er kan uitzien. Hierbij weerspiegelt de rechte lijn door 0 hoe het zou zijn als de inkomens onder de bevolking volledig gelijk zouden zijn verdeeld. 50 procent van de bevolking die een inkomen verwerven bezitten bijvoorbeeld dan ook 50 procent van het inkomen. De onderste paarse curve toont hoe het in de realiteit echt is. Hierbij zien we dat in dit voorbeeld 50 procent van de bevolking dat een inkomen verwerft, 28 procent van het totale inkomen bezit.
Bron: DJ Ronner, Wikimedia Commons (Publiek domein)
Corrado Gini
Corrado Gini was een Italiaans statisticus, demograaf en socioloog die leefde van 23 mei 1884 tot 13 maart 1962. Hij schreef geschiedenis door het uitvinden van de Gini-coëfficiënt in 1912, die diende om de inkomensongelijkheid te berekenen ten opzichte van de bevolking. Hij publiceerde dit in zijn werk 'Variabilità e mutabilità', dat niet veel later beroemd werd. Corrado Gini studeerde aan de universiteit van Bologna naast rechten ook biologie, wiskunde en economie. Hierna zou hij zich specialiseren in de statistiek en de sociologie. Naast deze interesses was Gini ook een bekende voorstander van het fascisme (één politieke partij of persoon heeft alle macht) en schreef hij in 1927 'de wetenschappelijke basis van het fascisme'. Van 1922 tot 1943 was Benito Mussolini de fascistische leider, en hoewel hij en Benito een gemeenschappelijke interesse hadden over de demografie, kon hij zich niet vinden met het beleid van Benito Mussolini. Hij vond dat Mussolini de bevolking te veel manipuleerde en controleerde.
De Gini-coëfficiënt
Om de Gini-coëfficiënt te berekenen dienen we de oppervlakte tussen de rechte lijn en de onderste paarse curve, te delen door de som van deze oppervlakte met de oppervlakte onder de paarse curve. Als de oppervlakte tussen de rechte lijn en de paarse curve "A" is en de oppervlakte onder de paarse curve "B", wil dit dus zeggen dat we A delen door (A+B). Wanneer de Gini-coëfficiënt gelijk is aan nul wil dit zeggen dat iedereen hetzelfde inkomen zou hebben, terwijl als deze gelijk is aan één, slechts één persoon al het inkomen zou bezitten.
Enkele belangrijke OESO-statistieken
België en Nederland 2015
Volgens de laatste statistieken van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) heeft België een Gini-coëfficiënt van 0,26 en Nederland 0,287 Hiermee doen ze het beiden beter dan de nabij gelegen landen: Duitsland (0,29), Frankrijk (0,31) en het Verenigd Koninkrijk (0,34). Een belangrijke factor waarom in Nederland en België de coëfficiënt zeer weinig gestegen is, heeft te maken met de min of meer gelijke belastingverdeling onder de bevolking.
Vergelijking sinds 1985
In vergelijking met 1985 is de Gini-coëfficiënt voor België slechts met 0,004 gestegen. Nederland en Frankrijk vervolledigen deze top 3 met elk 0,010. Als dit vergeleken wordt met de gemiddelde stijging van de OESO landen (0,03) tijdens deze periode is dit zeer weinig. De sterkste stijger sinds 1985 is de Verenigde Staten met 0,050. Ook Finland en Zweden kenden een opvallende toename van de ongelijkheid met 0,06.