De Franse paradox: chauvinistische grandeur van Franse elite

De Franse paradox: chauvinistische grandeur van Franse elite Elke staat koestert de eigenheid waar het recht op heeft. Die eigenheid is samengesteld als een lappendeken van duizend stukjes - banier, volkslied, taal, geografie, godsdienst, economie, geschiedenis, roept u maar- die een unieke slaper bedekt. Iedereen is uniek, elk land is uniek, maar Frankrijk een beetje meer. Ik ben niet de enige die dat beweert, ik bevind me in goed gezelschap. Thomas Friedman, journalist bij New York Times en schrijver van bestseller The Lexus and the Olive Tree, omschreef het kernachtig: “als Frankrijk een aandeel was, zou ik het dadelijk dumpen.” Deze oneliner kan je lezen in het boek Waarom de Fransen zo Frans zijnzijn van Jean-Benoit Nadeau & Julie Barlow. De auteurs, een Canadees journalistenechtpaar uit Montréal, werden door een Canadese instelling uitgestuurd voor een project over globalisering. Zij woonden drie jaar in Frankrijk en werkten op een haast antropologische manier aan hun werkstuk. Vrij vlug kwamen ze tot de gevolgtrekking dat Frankrijk meer verdiende dan een globaliserend standpunt. Ze schreven een lijvig boek, dat Frankrijk en de Fransen grondig op de korrel neemt. Niet sarcastisch, eerder sociologisch. Verrijkend voor wie Frankrijk een hart toedraagt. De grondige lectuur vind je dus in dat boek, dat diep graaft, en alle wortels van elke problematiek beroert. Dit artikel wil daar geenszins een samenvatting van zijn, daarvoor is het boek te gecondenseerd. Ik til slechts hier en daar een tipje sluier op van de Franse Paradox.

Die titel, De Franse paradox, is een bestaande term uit de voedingsleer, waar het alludeert op de wanverhouding tussen voedingsgewoonte en sterftecijfer van Frankrijk in vergelijking met de rest van Europa. Daar zou wijn drinken veel mee te maken hebben. Wie het artikel wil doornemen zal leren dat Frankrijk in meer dan een opzicht paradoxaal uniek is. Je leest waarom Fransen zo vol zijn van zichzelf, en tegelijk zo revolterend van aard. Aan het eind zal je begrijpen waar dat onverwoestbare chauvinisme vandaan komt. Iets om naar uit te kijken, toch?

La France, c'est nous

Het meest verspreide vooroordeel over Fransen is dat ze chaotisch leven en denken. Iets met de Franse slag doen betekent dat men het niet nauw neemt met regels of, meer algemeen, iets gauw-gauw afhaspelt. Het tegendeel is waar: net als een slordig volgestouwd bureau, waarvan alleen de eigenaar blindelings zijn zaakjes vindt, verbergt de nonchalante kant van Frankrijk een strikte structuur, alleen voor de aandachtige waarnemer zichtbaar. Heel soms kom je er als toevallige voorbijganger mee in conflict, en ben je verwonderd over de felheid waarmee iets wordt opgedrongen of geweigerd. Het eerste belangrijke netwerk is de staatsstructuur die Frankrijk zichzelf oplegt. Niet zo eenvoudig dit kort uit te leggen, want heden en verleden verweven zich met de tegenstrijdige belangen van staat en individu. Laat ons beginnen met de politiek, de laklaag van de carrosserie.

De Franse staat, L’Etat, is méér dan een begrip, het is een mentaliteit, gevoed door eeuwen van politiek bewegen. Eerst bestond Frankrijk zoals Italië, dat wil zeggen: niet. Het huidige grondgebied was niet meer dan een lappendeken van gouwen en banten, waarin Parijs hulpeloos verloren lag. Ieder sprak zijn taal, aanbad zijn vlag, volgde zijn neus. Geen tweehonderd jaar geleden sprak de helft van wat nu Frankrijk is geen Frans, maar Bretoens, Catalaans, Vlaams of Provençaals. Het tij keerde, net voor de Franse Revolutie, met de Jacobijnen en de Republikeinen. Precies vanwege die revolutie, ik sla nu voor het gemak een paar stappen over, kende het hele land een machtsleegloop, die door de Republikeinen op hun verlichte manier werd ingevuld. L’Etat kreeg vaart na 1789 en staat garant voor de cohesie van Frankrijk. De staat is niet passief, niet abstract, neemt reëel deel aan het leven. Lang geleden ankerde de Franse staat de normen van taal, ethiek en fatsoen vast in de Franse identiteit. Ook al zijn er disputen en meningen alom, de Fransman is het gewoon dat de staat reguleert en ingrijpt, verdeelt en heerst. De Franse taal van rond Parijs werd opgedrongen als voertaal, waarmee gelijk ook de institutionele nieuwigheden werden verspreid. Ziedaar de geboorte van het huidige Frankrijk.

Frankrijk is intussen politiek zeer rigide gestructureerd. Frankrijk, moederland en overzeese gebieden, telt 99 departementen. Dat is het raamwerk, waarop de begroeiing van administratie en politiek is geplant. Daarmee is Frankrijk niet alleen Frankrijk in Parijs, maar ook in de Elzas, Provence, Corsica, Guyana, Martinique of op Wallis-et-Futuna in de Stille Zuidzee. Wie in Guadeloupe een telefooncel binnenstapt, belt met France Telecom. In Martinique betaal je met euro’s, je hebt er geen visum nodig en je leest er Le Monde. Je bent immers in Frankrijk. Alle overzeese departementen samen leveren 5 % bevolking, 20 % grondgebied. Niet alleen België en Duitsland zijn dus buurlanden, maar ook Brazilië, Australië en Canada. Frankrijk heeft een bevoorrechte kijk op de wereld. De toegang tot het Frans clubje heeft ook offers gekost. In een niet zo ver verleden poogde Frankrijk de culturele eigenheid van haar gebieden plat te walsen. Het instrument bij uitstek was precies de Franse taal. In Parijs scheen de zon en wie dat in een andere taal dan het Frans wilde bezingen werd beleefd verzocht zijn mond te houden. Rasechte Bretoenen en Basken kunnen je daar meer over vertellen.

Alle wegen leiden dus naar Parijs, waar alle –ik herhaal: alle- beslissingen worden genomen. Het besluit glijdt trapsgewijs terug naar beneden via de niveaus van gemeente, departement en regio. Frankrijk telt meer dan 36.000 gemeenten, met een gemiddelde van 1650 inwoners. Slechts 52 gemeenten hebben meer dan 100.000 inwoners. Frankrijk is dus een conglomeraat van vele kleine burchten. Departementen waren tijdens de Franse Revolutie een politiek instrument om de plaatselijke macht te breken. Bretagne werd alzo cultureel gesaucissoneerd in vier lukrake departementen, onveranderlijk met aardrijkskundige referentie. Aan het hoofd van zo’n departement staat de prefect, als hoeder van de wet, gedicteerd vanuit Parijs. Sinds twee decennia heeft de Franse staat evenwel een kleine stap terug gezet en de regionalisatie toegelaten. Deze regionalisatie compliceert de politieke indeling, maar is realistischer vanwege dichter bij de plaatselijke cultuur. We denken in de eerste plaats aan gastronomie, sterk gebonden aan de Terroir. De terroir, nog zo’n term, staat voor de wingrond van gewassen, waar de Fransman een eigen smaakzweem in herkent. Meer uitgebreid vindt hij zichzelf ook verbonden met zijn pays, waar de verschillen duidelijk scoren op taal, cultuur en mentaliteit. Departement, regio, commune, terroir, pays, ben je nog mee?

Black, blanc, beur

Tot zover de Franse grond, nu de Fransen zelf. De centralistische visie werkt zo goed in Frankrijk, omdat aan drie basisprincipes niet wordt getornd: assimilatie, algemeen belang en gelijkheid. Drie begrippen, nauw met elkaar verweven. Het algemeen belang is vooral juridische spitstechnologie, maar assimilatie zie je met je eigen ogen. Eender of je Bretoen, Corsicaan of Tunesiër van geboorte bent, zodra je de Franse nationaliteit aanneemt, ben je Fransman. De Spanjaard Picasso, de Italiaan Yves Montand en de Armeniër Charles Aznavour waren allen geassimileerde Fransmannen. Vooral het aantal artiesten met Noord-Afrikaanse roots, genre Khalid, of ook Zinédine Zidane, is tegenwoordig opmerkelijk groot. De Arabische cultuur is trouwens niet meer weg te denken in het huidige Frankrijk. De cultuur van de beur met als voertaal een mengelmoes aan Frans, Arabisch en verlan (verbastering voor l’envers, soort turbotaal waarbij lettergrepen worden verwisseld). De beurcultuur mag niet worden onderschat: ze kwam tot volle bloei na de Wereldbeker voetbal 1998, wanneer Frankrijk wereldkampioen werd. De patriottistische slogan Bleu, Blanc, Rouge werd sindsdien verbasterd tot Black, Blanc, Beur.

Gelijkheid voor allen, het derde basisprincipe, geldt voor iedere Fransman, ongeacht waar hij woont. Alle aspecten van het politiek, cultureel, sociaal, linguïstisch en economisch beleven worden gelijkwaardig geïntegreerd in alle uithoeken van de Republiek. Dat schept grote doorzichtigheid en een controlerend vermogen dat de minste rimpel detecteert. Behalve op gebied van rassensegregatie. Vermits iedereen Fransman is, en vreemde culturen worden geabsorbeerd, bestaat er officieel geen vreemdelingenprobleem. Het rechtstreekse gevolg van de assimilatie is dat Frankrijk geen exact beeld heeft van de integratie. Er bestaan nauwelijks statistieken. De mening van de man in de straat telt. De partij van Jean-Marie Le Pen heeft van dat feit jarenlang garen kunnen spinnen, maar ook Nadeu & Barlow hebben aan de lijve ondervonden met welke pragmatische houding het vreemdelingenprobleem al dan niet wordt aangepakt. Wijken met migranten, vaak niet geassimileerd, zijn haarden van drugs en kleine criminaliteit. De politie doet er weinig aan, zij wordt immers gedirigeerd vanuit Parijs. De plaatselijke prefect moet zijn plaatselijke boontjes doppen.

Het Frans, une langue riche

Op de redactie wordt soms de draak gestoken met elkaars taal. Frans zou zoveel rijker zijn dan Nederlands, omdat het met minder woorden meer kan zeggen. Of dat zo is, laat ik nog even in het midden. De Fransen zijn overtuigd van het belang van hun taal. De moedertalen, Bretoens, Euskara, Corsikaans, worden achteruitgestoken voor het Frans, gewoon omdat anders de kansen op een harmonieus leven worden gecompromitteerd. Op lange termijn zal het Francien alles overheersen. (Behalve misschien dat kleine dorpje, ergens in Bretagne, waar de bewoners een speciale wonderdrank hebben. Geen toeval dat Asterix een Bretoen was). Fransen zien hun taal niet zomaar als een communicatiemiddel. Fransen voelen hun taal aan als een kunstvorm, een wapen zelfs. Al in de 14e eeuw was het Francien algemeen verspreid in de grote steden. In de twee eeuwen erna kreeg de taal het normatieve jasje van nu. Kleppers als François de Malherbe, Kardinaal Richelieu en de Académie Française stonden aan de wieg van het Frans als voertaal. Toch verliep dat ver van gesmeerd, want de regeringen na de Franse Revolutie moesten alle zeilen bijzetten. Honderd jaar later spraken slechts de dorpsnotabelen Frans. In 1910 begreep 90 % van de Fransen Frans. De rest sprak dialect. (Of turbotalen zoals l’argot, Verlan of loucherbem. Woorden als flic, mec of fric komen uit het argot) Geleidelijk lukte het dan toch, vooral omdat Parijs in alle opzichten incontournable was. Nu nog is er strijd om het Frans dé aanvaarde cultuurtaal te maken. Meteen ook de reden dat Fransen zo tegen barbarismen (lees Anglicismen) zijn gekant. Ze hebben zo hard en lang aan hun eigen taal moeten werken dat ze allergisch zijn voor Engels. Een mail is daarom bij hen een courrier électronique en zelfs een computer, overal ter wereld computer genoemd, noemen zij un ordinateur. Fransen zijn linguïstische protectionisten. Het zijn ook onverbeterlijke verbeteraars. Omdat ze zelf hun hele leven op correct taalgebruik worden gewezen, le bon usage, aarzelen ze geen seconde ook elkaar te corrigeren. Zelfs wanneer Frans je voertaal niet is. Maar als het hen goed uitkomt, als het chique staat, haspelen ze toch enkele Engelse woorden door hun conversatie. Zo doen ze soms un peu du walking pour faire du shopping met la caddie, en eten ze les chicken wings.

Daar heb je meteen ook de aanleiding waarom in Frankrijk een haat-liefde verhouding bestaat tegenover de Amerikaanse cultuur. Vooral op vlak van film en muziek botst het geregeld. Frankrijk is het enige Europese land dat zich, terecht maar obstinaat, verzet tegen platvloerse Hollywoodianisering. Dat neemt soms lachwekkende proporties aan. Amerika richtte haar eerste Europese Disneypark in Frankrijk op, Frankrijk bouwt een decennium later op een boogscheut, het Asterix-dorp. Notabene de held van een verdrukte subcultuur, het kan verkeren. Mickey Mouse lacht intussen groen.

Nu, ter zake, hoe zit dat met die rijke Franse taal? François Rabelais gebruikte in zijn boeken veertigduizend woorden. Bij Racine, honderd jaar later, waren dat er nog drieduizend. Het Engels telt bijna tien keer meer woorden dan het huidige Frans. Het “geaccepteerde” Frans van de Académie, wel te verstaan. Toch hebben de Fransen een blind geloof in het genie van hun taal. Zij gebruiken hun taal immers op een rijke manier. Denk maar eens aan je lessen Frans op school, waar je zo ongenadig werd gegeseld met subjonctifs en plus-que-parfaits dat je op den duur geen drie keer impassé na elkaar meer kon zeggen. Nochtans hoor je je Franstalige collega dat veredeld Frans op bureau nauwelijks gebruiken. Hij kent het wel, want op aanvraag zal hij de j’eûmes en fûmes wel laten knallen, wanneer le bon usage er om verzoekt. Daar ligt dus het misverstand. Franstaligen gebruiken hun taal op een zwierige manier en proberen zo dicht mogelijk bij de geschreven taal te blijven. In het Engels is het net andersom. Daar is de taal geschraagd op de dagdagelijkse realiteit. Pas met de literaire bevlogenheid geraak je daar in hogere taalregionen. Zo hoort het ook. De conclusie is voor jou.

Fransen koesteren hun taal. Toch zijn taal en cultuur ondergeschikt aan het belang van de staat. In zekere zin is de Franse taal ook de staat. Op school leren de leerlingen niet alleen woordenschat en grammatica, maar ook taalgebruik. De auteurs leveren koeltjes het bewijs dat het Frans zeer retorisch is, en als dusdanig ook structureel polemisch wordt aangeleerd. Waar een Vlaming botweg zegt dat hij iets niet weet, gebruikt een Fransman minstens drie verheven volzinnen om zijn gebrek aan kennis te camoufleren. En aan het eind ligt de bal terug in jouw kamp. Die techniek is zodanig ingeworteld dat het niet alleen wordt gebruikt bij politieke of literair hoogstaande discussies, maar ook bij eenvoudige leefkwesties zoals het blikje van de hond of het invullen van een voetbalpronostiek. Zelfs de bedelaars in de metro hanteren een van beschaving bol staand taaltje. Nadeau & Barlow geven dit fenomeen het etiket l’esprit.

Fransen zijn dol op mensen met esprit, moet het nog gezegd. Hoe subtieler de verhulling in het discours, hoe meer pret. Wijlen Coluche kon dat goed bespelen. President Chirac is ook een kampioen. In het gewone leven wordt een radde tong op prijs gesteld. Het is zelfs bon ton dat je je op élk moment in élke discussie mag mengen. Als je niet te veel de stoethaspel uithangt, maar met een interessante invalshoek komt waarop minstens twee, drie reacties kunnen volgen, krijg je gaandeweg respect, connecties, invloed. Zo zit het daar in elkaar. Uiteraard staan de Fransen zeer open voor kunstenaars en schrijvers. Vooral die laatsten, die vaak de baan vrij krijgen voor staatsdeelname. Alphonse de Lamartine, Victor Hugo, Alexis de Tocqueville en André Malraux waren bekende politici-schrijvers. Zola en Camus beroemde politieke opposanten.

De grandeur

Van hieruit is het slechts een stap naar het volgende échelon van de Franse mentaliteit: de grandeur. Sinds Frankrijk als dusdanig bestaat, won het nauwelijks een oorlog. Steeds stond het aan de verliezende kant en alleen geallieerde inspanningen konden het verschil maken. Toch weten Fransen niet van inbinden. Steeds voeren zij het hoge woord, eisen zij het onderste uit de kan, en zijn niet het minst onder de indruk van andermans argumenten. Op dat vlak hebben zij binnen Europa alleen concurrentie van de Britten. In Frankrijk is grandeur sociaal geaccepteerd. Waar wij nukkig kunnen doen over de Mercedessen of Visakaarten van onze regeerders, vinden Fransen dat heel normaal. Fransen zijn zo behept met morele, intellectuele of administratieve autoriteit dat zij elke autoriteit vereren, ze desnoods creëren als ze niet bestaat. Voor elk maatschappelijk aspect wordt gezocht naar een mening, een goeroe, een porte-parole. Naar zo iemand wordt verwezen met de familienaam of met de initialen. Zo werd Jean-Paul Sartre kortweg “Sartre”, omdat hij als stoplap werd gebruikt voor elke mening die geen peetvader had. De Gaulle en Mitterand dwongen respect af, niet alleen vanwege hun politiek belang, maar vooral omdat zij, als ware patriarchen, slechts met hun welsprekendheid koketteerden als de nood het hoogst was, waarbij ze gelijk het patina rond hun figuur opblonken.

Tenslotte werd grandeur maatschappelijk ingebakken. De Académie Française heeft niet alleen in Frankrijk maar in heel de wereld intellectuele weerklank. De Collège de France geeft aan 50 knappe bollen de kans levenslang wereldwijd en onbegrensd over hun specialiteit te zeuren. Het merkwaardigste fenomeen ter zake is echter het bestaan van de elitescholen. Het scharnierpunt in het Franse onderwijs heeft altijd gedraaid rond het baccalaureaat, dat de toegang tot de universiteit regelde. Met de huidige Europese veranderingen (bachelor-master) is dat systeem grondig veranderd, wat nog niet door het boek kon worden opgepikt. Het is nog maar de vraag of het toppunt van de onderwijspiramide, de elitescholen, die globalisering zullen volgen. Elitescholen, les grandes écoles, zijn een typisch Frans fenomeen en vormen het nec plus ultra.

Zoals de naam doet vermoeden gaat het er in zo’n grande école behoorlijk selectief aan toe. Frankrijk telt jaarlijks 1,3 miljoen universiteitsstudenten, slechts 150.000 studenten worden toegelaten in de circa 500 elitescholen: ingenieurs, hoogleraars, chemici, wiskundigen, musici, journalisten, enz. Alleen rechten en medicijnen worden in geen enkele grande école gegeven. Om te slagen in zo’n eliteschool, moet je je hele jonge leven richten naar dat éne doel. Het kost immers bakken poen, en evengoed kan je na drie jaar niets in handen hebben. Selectienormen, examens, referenties zijn vreesaanjagend streng. Wie afstudeert is echter verzekerd van een invloedrijke plaats in de samenleving. De Ecole Nationale d’Administration is daarvoor zeer gewild. Je komt er trouwens alleen maar in als je al twee universitaire of één grande école-diploma hebt. Elitescholen zijn, meer dan universiteiten, een paspoort voor maatschappelijk prestige. Een diploma kan niet worden gekocht, het moet worden verdiend. Onder de afgestudeerden, kan het nog verwondering wekken, grossiert het in Nobelprijswinnaars en wereldverbeteraars. Ik begin zelfs niet aan een lijst. Daarmee bewijst een grande école ook haar legitimiteit. In een land dat zeer rigide, centralistische en absoluut is ingedeeld, kan de leiding slechts worden overgelaten aan goed gevormde, getalenteerde leiders met visie.

Et la lumière fut

Ziedaar de Franse chaos. Structuur alom, zoals je kon lezen. Een gedreven samenleving die meer dan elders een rimpelloos bestaan wil garanderen voor haar onderdanen. Daarom moet de Franse aard en de Franse taal in alle uithoeken van het rijk doordingen. Politieke structuren, ideologisch beleid en educatieve lijnen werden er op af gestemd, dat éne doel voor ogen: La France, c’est nous. Vergeef dus voortaan de Fransman zijn chauvinistisch gepingel. Chauvinisme is meer dan een kinderziekte, het is een overlevingsdrang. A la bonheur.
© 2009 - 2024 Raymondmarcel, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Frans leren: spreken, schrijven en lezenFrans leren: spreken, schrijven en lezenHet leren van deze vreemde taal is niet makkelijk, omdat het heel anders is dan het Nederlands. Toch zijn er heel erg ve…
Nederlands: acht eeuwen elitaire Franse invloedNederlands: acht eeuwen elitaire Franse invloedElitair is een Frans leenwoord. Het Frans was in de negentiende eeuw de taal van de elite. De mensen uit de hoogste klas…
Maanden, dagen en cijfers in het FransMaanden, dagen en cijfers in het FransIk leer op school verschillende woorden in het Frans, als jullie nog niet zo goed Frans kunnen, dan wil ik jullie hierdo…
Taalcursus: cursus Frans volgenTaalcursus: cursus Frans volgenEr zijn verschillende mogelijkheden voor mensen die de Franse taal willen leren. Het Frans is een van de meest gesproken…

Kennismakingsspel voor jongeren en volwassenenEen grote groep ziet elkaar voor het eerst: bijvoorbeeld een groep jongeren op muziekkamp, de acteurs van een amateurgez…
Zwangerschap en geboorte in SomaliëZwangerschap en geboorte worden in elk land anders beleefd. Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen de opvattingen binn…
Bronnen en referenties
  • Waarom de Fransen zo Frans zijn. Jean-Benoît Nadeau & Julie Barlow. Roularta Books. 338 blz. 19,95 EUR. Onmisbaar boek voor francofielen en professionele Frankrijkgangers. Amalgaam van anekdoten en waarnemingen, geschiedenis, politieke analyse en reflectie. Behalve de onderwerpen in het artikel aangehaald, zijn er uitgebreide referaten over de houding tijdens de Oorlogen, de Algerijnse Oorlog, het georganiseerde protest, de rassensegregatie en de Europese visie. Heerlijk ontluisterend.
Raymondmarcel (4 artikelen)
Gepubliceerd: 03-09-2009
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Sociaal cultureel
Bronnen en referenties: 1
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.