Armoedebeweging in de middeleeuwen
Armoedebeweging is de naam voor middeleeuwse bewegingen die de prediking en beleving van armoede nastreefden. De armoedebewegingen ontstonden in een tijd waarin de kerk zich los wilde maken van de staat en in een tijd dat er een sociale omwenteling plaatsvond door de opkomst van de steden. Maar de armoedebeweging kwam in conflict met de kerkelijke overheid omdat de aanhangers het recht van prediking opeisten terwijl zij leken waren.
Onbevoegd preken door armoedebeweging in middeleeuwen
Naast het preken door leken werd het ook vreemd gevonden dat vrouwen de beweging aanhingen. Een compromis was dat de aanhangers van de armoedebeweging gescheiden als mannen en vrouwen voortaan in kloosters zouden gaan leven. Indien zij dit niet deden werden ze als ketters beschouwd. Ook degenen die, tegen de verordening van 1184 van paus Lucius III, waarin de bisschoppen de opdracht kregen de ketters te vervolgen, werden als zodanig beoordeeld.
Ketters, brandstapel of zwaard
Ketters waren zij die moedwillig afweken van wat tot de fundamentele geloofsleer hoorde in een bepaalde geloofsgemeenschap. Op ketterij stond aanvankelijk de verbeurdverklaring van bezit of gevangenneming. Maar uiteindelijk belandde menige ketter op de brandstapel of werd onthoofd door middel van een zwaard nadat keizer Frederik II in het begin van de dertiende eeuw had bepaald dat op ketterij de doodstraf stond. Paus Gregorius IX vond echter dat het aan de Kerk was voorbehouden om vast te stellen of er daadwerkelijk sprake was van ketterij.
Verzoening onder paus Innocentius III
Het was uiteindelijk paus Innocentius III die er in slaagde de armoedebeweging toch in goede banen te leiden en de aanhangers toe te staan de apostolische armoede te beoefenen en te prediken. Het lukte hem daardoor in het begin van de dertiende eeuw een aantal groeperingen van de armoedebeweging met de Kerk te verzoenen.
Eremieten, dieper geestelijk leven
Een halve eeuw later ontstond een grote nieuwe enigszins vergelijkbare beweging die op armoede was gebaseerd de zogenaamde bedelorden. Bedelorden leefden louter van giften. Deze orden werd voorafgegaan door de eremieten. Eremieten waren monniken uit de elfde en twaalfde eeuw die in heel Europa in besloten nederzettingen leefden en soms zelfs in grotten. Die meestal afgelegen leefplekken zijn de zogenaamde eremietages. De eremietengroepen zijn ontstaan uit een behoefte aan een dieper geestelijk leven.
Aaneensluiting eremietengroepen
Maar in de dertiende eeuw paste die levensstijl niet meer in de nieuwe tijdgeest die sterk veranderd was door de ontwikkeling van de steden. Eremietengroepen sloten zich, rond halfweg de dertiende eeuw, aaneen en werden door paus Alexander IV erkend. Zo ontstond in 1256 de Orde van de Eremieten van de Heilige Augustinus. Aan die nieuwe gemeenschap werd de status van bedelorde verleend. De paus wilde dat het apostolaat van de bedelorde vooral ook in de steden werd uitgeoefend. De augustijner eremieten verbreidden zich, mede door aansluiting van andere kloosters, zo snel over alle Europese landen dat er rond 1500 ongeveer 2000 kloosters bestonden met zo’n 30.000 leden.
Augustijner eremieten in lage landen
In de Lage Landen vestigden zich augustijner eremieten in onder meer Brugge, Hasselt, Leuven, Maastricht en Mechelen. Ook stichtten zij kloosters in Antwerpen (1513), Appingedam (1393), Dordrecht (1293), Doornik (1319), Enkhuizen (1490), Gent (1295), Haarlem (1489), Luik (1493) en Middelburg (1292).
Terug naar oorspronkelijk eremietenbestaan
Maar ondertussen had zich een afsplitsing voltrokken omdat in de veertiende eeuw bij veel bedelmonniken een verlangen ontstond naar een strengere levensstijl. Na de afscheiding ging een deel van de monniken terug naar het oorspronkelijke eremietenbestaan. Zij stichtten vooral in Italië een aantal congregaties.
Lees verder