Het geloof der katharen; de christelijke ketters
In de middeleeuwen werd de wereld bezien vanuit de visie van de Katholieke Kerk, welke zich in de jaren gemengd had met een aantal lokale oudere geloven. Het leven werd ook sterk bepaald door de Kerk, niet alleen in het geestelijke had de Kerk een grote invloed, maar ook in het wereldse. Niet voor niets werden geestelijken samen met de adel gezien als de leiders van de bevolking. Atheïsme bestond vrijwel niet in de middeleeuwen; alleen het idee al vond men onbestaand. Wel waren er diverse soorten ketterij; afwijkende geloven dan die van de Katholieke Kerk, waarbij de meeste van deze ketters nog steeds in God geloofden, maar niet volgens de leer van de Kerk. Een van de bekendste ketterse stromingen was die der katharen, ook wel Albigenzen genoemd. Het kathaarse geloof was geen lang leven beschoren, in de 14e eeuw werd de laatste kathaar verbrand op de brandstapel.
Katharen of Albigenzen
Het kathaarse geloof ontstond rond de twaalfde en dertiende eeuw in de Languedoc, of Occitanië, Noord-Italië en de Balkan. Met name in de Languedoc waren er grotere gemeenschappen van kathaarse gelovigen. De katharen werden ook wel Albigenzen genoemd, naar de stad Albi in de Languedoc waar men vermoedde dat het kathaarse geloof ontstaan was.
Katharisme als het ware christelijke geloof
Het kathaarse geloof was gebaseerd op het idee dat de Katholieke Kerk de leer van de apostelen verraden had en dus niet het ware christelijke geloof kon weergeven. Zelf vonden ze het kathaarse geloof wel een goede weergave van de oorspronkelijke leer van de apostelen en men noemde zichzelf dan ook niet katharen, maar simpelweg ware christenen. Binnen het kathaarse geloof was er niet slechts ruimte voor één god, maar waren er in feite twee. Men bekeek de gehele wereld in termen van goed en slecht, en op dezelfde wijze had men ook als het ware twee goden. Enerzijds was er god, de goede god en het licht. Anderzijds was er Satan, het slechte en de duisternis.
De twee werelden, twee goden en zuiverheid als het hoogst haalbare
Niet alleen in het goddelijke zag men twee werelden, de geestelijke wereld werd ook gescheiden van de aardse wereld. Nu was het in de middeleeuwen geen ongewoon idee om de waarneembare wereld te wantrouwen; de duivel (let wel, niet als god maar als gevallen engel) kon de waarneembare wereld immers beïnvloeden om ons mensen in de val te lokken. Een goede middeleeuwer deed er dan ook goed aan om alles wat tastbaar en zichtbaar was te wantrouwen, want overal kon de duivel achter zitten. Het uiteindelijke geestelijke en goddelijke doel was om in de wereld na de tastbare wereld een goede plek te veroveren. Voor een kathaar ging dit geloof nog verder. Waar de middeleeuwer wel nog een plaats voor god in de tastbare wereld kende, was er voor de kathaar een hard onderscheid tussen de geestelijke wereld (goed) en de aardse wereld (slecht). De aardse wereld werd in verband gebracht met modder, bederf, vlees en vieze materie. Deze eigenschappen had de geestelijke wereld niet, die was verlicht en zuiver. Met name dit concept van zuiverheid was belangrijk voor de kathaar.
Het belang van de kathaarse geestesdoop
Onderscheid tussen de verschillende groepen katharen was er ook. Niet alleen waren er detailverschillen in de opvatting van het kathaarse geloof afhankelijk van de regio, maar men kende ook twee grote groepen katharen. Enerzijds waren er de katharen die de kathaarse geestesdoop ontvangen hadden en daardoor gezuiverd waren en anderzijds waren er de katharen die dit nog niet ontvangen hadden. De eerste groep werd door buitenstaanders ook wel aangeduid als perfecti, boni homines of simpelweg haeretici (ketters). De tweede groep, die wel geloofden in het kathaarse systeem maar de geestesdoop nog niet ontvangen hadden, werden aangeduid als credentes, de gelovigen.
Geestelijke rechten en verplichtingen na de geestesdoop
Het was geen lichtvaardige gebeurtenis, de geestesdoop bij de katharen. De doop zelf werd gedaan om de Heilige geest te ontvangen, echter werd hierbij geen water gebruikt in tegenstelling tot de doop van de Katholieke Kerk. Een gedoopte kathaar kreeg een aantal extra verantwoordelijkheden, maar ook een aantal beperkingen. Zo mocht een gedoopte kathaar bijvoorbeeld brood zegenen, maar moest een gedoopte kathaar zich onthouden van vrouwen en vlees. Dit laatste was omdat dit onzuiver werd geacht door het kathaarse geloof.
De kruistocht tegen de katharen in de Languedoc
Rond 1200 ontstond het kathaarse geloof en verspreidde zich het vrij snel over grote gedeelten van de Languedoc, of ook wel Occitanië zoals het gebied ook wordt aangeduid. Een dergelijk ketters geloof kon niet door de beugel volgens de leer van de Katholieke Kerk en er werd in 1209 dan ook hard opgetreden tegen de katharen, of Albigenzen zoals ze ook genoemd werden. Deze kruistocht uit 1209 werd met name op initiatief van de Fransen georganiseerd, daar de Languedoc nog steeds onafhankelijk van Frankrijk was. Onder het mom van de bestrijding van de katharen werd in 1229 uiteindelijk de gehele Languedoc geannexeerd, hoewel het katharisme daarmee nog niet verslagen was.
Montaillou en de inquisitie van Jacques Fournier
Het laatste bolwerk van de katharen, de burcht Montségur in de Ariège, werd in 1244 ingenomen. Hiermee was het katharisme nog steeds niet verdwenen. Rond 1300 was er een kleine opleving in het bergachtige gebied van Ariège, met het centrum van de opleving in Foix, rond het oord Montaillou. Jacques Fournier, die tussen 1317 en 1326 de bisschop van de graafschap Foix was, startte een strijd tegen het katharisme middels het inzetten van de inquisitie. Door verhoren, rechtszaken en veroordelingen wist Jacques Fournier, die later paus Benedictus XII zou worden te Avignon, het katharisme te verslaan. Tussen 1318 en 1324 werden de rechtszaken gehouden, Montaillou en de omliggende gebieden gezuiverd en was het katharisme grotendeels verslagen. De laatste vier gelovige katharen werden in 1329 op de brandstapel gezet te Carcassonne. Hiermee was het katharisme verslagen om niet meer terug te komen.