De Zwarte kat: vereerd en verguisd
De een vindt het een schijnheilig, wreed en afstandelijk beest. De ander houdt juist van hem om zijn zachtheid, zijn gratie en zijn intelligentie. Geen huisdier wordt zo zwart/wit beoordeeld als de kat. Deze ambivalente houding van de mens heeft het dier zowel zegen als rampspoed gebracht. Vooral de zwarte kat heeft het moeten ontgelden.
Volgens sommige wetenschappers is het niet de méns die ervoor gekozen heeft om de kat als huisdier te nemen, maar is het juist andersom. De kat koos voor de mens. Dat is niet alleen een grappige, maar misschien ook een aannemelijke theorie.
Vanaf de oertijd is de mens al een ‘gezelschapsdier’ geweest. De warmte en behaaglijkheid van zijn kampvuur én het daar bereide voedsel zouden de kat hebben aangetrokken.
Huis en personeel
Is het niet zo dat veel kattenkenners zeggen dat de kat zich niet zozeer aan de mensen hechten maar des te meer aan hun huis? En worden wij door hem niet beschouwd als zijn ‘personeel’? Een hond is een joris goedbloed, die zijn hele wel en wee overgeeft aan zijn baas. Maar de kat? Als puntje bij paaltje komt, kan die kan zich prima redden in zijn eentje. Wij mensen, maken hem het leven alleen gemakkelijker. En waarom voor het moeilijke kiezen als het zoveel comfortabeler kan? Maar voor niets gaat de zon op. Mens als we zijn; we doen niks voor niets. Wij merkten namelijk al snel dat de kat ons afhielp van lastige knaagdieren. Dus kreeg de mens er van de kat ook wat voor terug. Met het ‘voor wat hoort wat’ zat het wel ‘snor’.
Mooie reden voor kat en mens om een verbond aan te gaan. Legenden en sagen over de relatie tussen mens en kat gaan terug tot 3000 v C. Maar het feitelijke samengaan is dus al veel eerder gebeurd.
Tempels en tinmijnen
In het oude Egypte waren katten heilig maar daarnaast populair als huisdier. De godin Baset werd vereerd in de vorm van een kat. Zij was de beschermster van de vruchtbaarheid en de muzikaliteit. Ook de zonnegod Ra kon zich als kat manifesteren. In de tempels liepen katten rustig rond. Of ze werden gedood en gemummificeerd als offerande voor de goden. Hoe de kat Europa is binnengekomen, is nog altijd niet met zekerheid te zeggen. Verondersteld is, dat de Feniciërs de tamme kat in Europa hebben geïntroduceerd. Ze zouden katten hebben meegenomen tijdens hun zeetochten naar de tinmijnen in het Engelse Cornwall.
Brenger van kommer en kwel
Door de eeuwen heen is de kat met wantrouwen bekeken Vooral de zwarte kat heeft het als mogelijke brenger van kommer en kwel zwaar te verduren gehad. De oude Hebreeërs geloofden dat zij in de asresten van gecremeerde zwarte katten demonen konden zien. Ook in Europa was de zwarte kat niet veilig. Heksen en duivels zouden van gedaante kunnen veranderen in zwarte katten. En, nog enger, hij zou je ziel kunnen inademen. De heksenvervolging in Engeland en in de Lage Landen was dan ook mede gericht tegen zwarte katten.
De oude Kelten hadden er eveneens een handje van. Zij verbrandden katten als voorwerpen van verering. Ze dachten dat zij door de verbranding de duivels, die volgens hen huisden in deze arme dieren, zouden verjagen. De oude Scandinaviërs schreven alle ellende toe aan dertien heksen en hun zwarte katten. En dan die groene ogen. Die moesten wel de kijkers zijn van Satan zelf. Om nog maar te zwijgen over de stille, sluipende kattengang. Om de rillingen van te krijgen, toch?
Knetterende vacht
De vacht van de zwarte kat heeft wel een hogere elektrische spanning dan die van zijn anders gekleurde soortgenoten. Wanneer de lucht erg droog is, of als het onweert, kan de vacht knetteren. Zoals ook bij mensen het haar statisch kan zijn. Deze eigenschap boezemde de mensen vroeger angst in. Kortom, zwarte katten kregen van alles en nog wat de schuld. Van zwarte gal en kliergezwellen, van pest en sodomie. De vergeldingen waren ronduit te gruwelijk om hier te beschrijven.
De wreedheden tegenover zwarte katten - uit bijgeloof of zelfs als volksvermaak - gingen door tot in de negentiende eeuw!
Ook nu nog wordt een zwarte kat in relatie gebracht met ongeluk. Maar in onze westerse wereld in spreekwoordelijke zin. Want is het niet een veeg teken als een zwarte kat je pad kruist? Ik ben echter zelf het levende bewijs dat van al die verdachtmakerij geen syllabe klopt. Ik ben de ‘huisgenoot’ van Maartje, een schat van een gitzwarte poes. En ik kan u verzekeren dat mijn momenten van pech en plezier niet meer of minder zijn dan die van u. En, tenslotte, ik ben geen heks. Tenminste, niet voor zover ik weet….