Op bedevaart in Heiloo bij Onze Lieve Vrouwe ter Nood
Je hoeft niet tot een kerk te behoren om eens naar het park rond de Mariakapel in Heiloo te gaan; je hoeft je zelfs niet eens als religieus te beschouwen om dit te doen. Wil je echter een wandeling in een stemmig park combineren met een moment van rust en bezinning, dan is dit een mooie plaats om eens te bezoeken. Mensen komen hier immers al eeuwenlang speciaal naartoe, al kent deze heilige plaats wel een roerige geschiedenis.
Heiloo: al lang een bijzondere plek
Het terrein met de Mariakapel ligt als een oase van rust en groen in het Noord-Hollandse Heiloo, om precies te zijn in het buurtschap Kapel (ofwel Capel en Oesdom), dat ten zuiden van Heiloo ligt. Voor de Germanen die hier ooit woonden was dit al een heilige plaats; en in de late Middeleeuwen was het gebied al een bedevaartsoord. Volgens de overlevering is Maria hier verschenen en zijn er wonderbaarlijke genezingen geweest, maar er is nooit officieel onderzoek naar gedaan.
Willibrord en het Heyliche loo
De naam Heiloo is afgeleid van 'Heyliche loo', wat 'heilig bos' betekent. Dit werd zo genoemd omdat de rooms-katholieke aartsbisschop
Willibrord hier is geweest om het christelijke geloof te verkondigen, rond het jaar 700. Waarschijnlijk stamde een andere put in Heiloo, de Willibrordusput, ook uit deze tijd. (Die is nu een cultuur-historisch monument in het Witte Kerkje van Heiloo). De plaatsnaam Santpoort zou afgeleid zijn van
Sancta Porta, hetgeen 'Heilige Poort' betekent en die destijds toegang gaf tot het Heilige Loo.
Men gaat er vanuit dat er al in de vroege Middeleeuwen een verering voor Willibrord was op deze plaats, maar de feitelijke berichten gevonden over bedevaarten naar de Willibrordusput zijn uit de 17e eeuw. De verering voor Maria overheerste toen al. De verering voor beiden hebben elkaar sinds die tijd min of meer beïnvloed. Rond 1850 eindigt de verering rond de Willibrordusput, maar de heilige zelf is op andere manieren verbonden gebleven met Heiloo.
Runxputte en een kapel voor Maria
In 1409 werd op deze plek op een heuvel al een kapel gebouwd bij een waterput, de
Runxputte. Het water hiervan werd als geneeskrachtig beschouwd. Het verhaal gaat dat in de veertiende eeuw een boerenknecht, genaamd Nelis, tot twee keer toe een Mariabeeldje vond op deze plaats terwijl tezelfdertijd een rijke koopman uit Alkmaar, Johannes Mors, over het beeldje en de Runxputte had gedroomd. Hij zou in zijn droom te horen hebben gekregen naar het plaatsje toe te gaan, hoewel hij er nog nooit van gehoord had. De koopman was hier zo van onder de indruk dat hij geld schonk om een kapel te laten bouwen.
Er is in de boekhouding van het Domkapittel van Utrecht een aantekening te vinden over een vicaris (kapelaan) die was aangesteld in Heiloo, in de kapel van
Onze Lieve Vrouwe ter Nood; het is de eerste verwijzing op schrift van een kapel gewijd aan Maria op deze plek. In 1440 wordt in een brief melding gemaakt van "Onze Lieve Vrouwe Caepelle in de banne van Heiligeloo".
Bedevaartsoord
De kapel, gewijd aan Maria, werd al vrij snel een drukbezocht bedevaartsoord; vele pelgrims kwamen ernaartoe. De heuvel kreeg later de naam
Kruipberg omdat de mensen die er kwamen meestal kruipend een processie hielden. Er kwamen zoveel mensen dat er in de buurt van het gebied met de kapel zeker vijf herbergen stonden om de pelgrims, die vanuit alle windstreken kwamen, te kunnen ontvangen.
De Tachtigjarige Oorlog
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, in 1573, werd de kapel vernield, op dezelfde dag als de abdij van Egmond.
Dit geschiedde onder leiding van Diederik van Sonoy; hij wilde voorkomen dat de gebouwen als schuilplaats zouden fungeren voor de Spaanse troepen, ten tijde van de belegering van Alkmaar. Er restte slechts een ruïne.
Uit schilderijen waarop de ruïne staat afgebeeld blijkt dat er na de verwoesting een opleving was in de Mariaverering op de plaats van de ruïne. Hoewel de protestanten het voor het zeggen hadden was de meerderheid van de Hollandse bevolking nog steeds katholiek aan het einde van de 16e eeuw.
De ruïne van de kapel werd in 1637 met de grond gelijk gemaakt op last van de protestantse overheid, de Staten van Holland (het hoogste bestuursorgaan). Hierbij werd ook de Runxputte vernield en dichtgegooid omdat men een halt wilde toeroepen aan de stroom pelgrims. Die bleven echter komen. Volgens Leidse jezuïeten zou hier in 1644 een vrouw als door een wonder genezen zijn van borstkanker.
In 1647 worden
plakkaten (verordening waardoor een voorschrift van de regering aan het volk bekend werd gemaakt) uitgebracht tegen de processies (maar die waren eerder ook al uitgevaardigd: in 1587, 1588, 1590 en 1591), en ook tegen de herbergen in de buurt. Maar in 1704 konden pelgrims die op zoek waren naar het Kapelbosje tussen de korenvelden hulp krijgen in de vorm van een bekende reiskaart die inmiddels was uitgegeven:
" 't Hylo-er Ryskaartje ".
Runderpest
Deze maatregelen om de stroom pelgrims in te dammen hadden maar ten dele effect: de mensen bleven komen. Volgens de legende ontsprong de waterbron van de put spontaan in 1713 waarna de verering voor deze plek alleen maar verder toenam. Maar in dat jaar werd Noord en Zuid Holland ernstig getroffen door de runderpest. Er wordt aangenomen dat de boeren hun hoop gevestigd hadden op het water van de put en deze daarom openbraken om het water aan hun dieren te geven. Omdat het water van de put als geneeskrachtig wordt beschouwd, wordt de put in de volksmond ook wel "het putje van Heiloo" of "Maria-put" genoemd.
Protestmars
In 1714 klaagden de Alkmaarse dominees over de onbeschaamdheden van de katholieken die zich bij de bedevaarten voordeden. Hoewel het ten strengste verboden was door de gereformeerden, beschrijft de Amsterdamse boekhouder Jan de Boer een processie op klaarlichte dag die plaatsvond in augustus 1754, waarbij door ongeveer driehonderd deelnemers luid gezongen werd. Deze was bedoeld als een soort protestmars, gericht tegen de baljuw (soort ambtenaar) en in 1796 wordt door een reiziger verklaard dat er met name op zaterdagen drukke bedevaarten zijn.
Het Heiligdom in de 19e eeuw
Ook in de jaren daarna blijven de bedevaartgangers komen: op 15 augustus van het jaar 1807 is er een openbare processie met vaandel. Soldaten worden ingezet in Limmen, om de bedevaarten te stoppen. Ook wordt hiervoor de hulp van de aartspriester (deken) ingeroepen. Tien jaar later, in 1817, zijn er bedevaarten uit diverse plaatsen waaronder Haarlem, Overveen en Akersloot. Er was inmiddels vrijheid van godsdienst gekomen en de katholieken voelden zich daardoor gesterkt. Op de zaterdag na Maria Tenhemelopneming vindt er een grote processie plaats met daarbij een kruis, kaarsen en vlaggen. In dat jaar komt het gebied in het bezit van de oud-burgemeester van Alkmaar, die niets moet weten van de katholieken; hij laat het terrein afzetten en zorgt daarbij voor bewaking door de politie.
In 1830 wordt het houden van bedevaarten uiteindelijk verboden door de kerkelijke overheid en begint de devotie af te nemen. Maar de emancipatie van de katholieken gaat door. In 1853 is Nederland weer een volwaardige Kerkprovincie geworden na allerlei ontwikkelingen binnen de katholieke kerk in het land. De gevolgen zijn ook merkbaar in Heiloo: aan het einde van deze eeuw, in 1886, worden de parochianen door de missiepaters aangespoord om de oude devotie nieuw leven in te blazen.
Hernieuwde belangstelling in de 20e eeuw
Het was de Alkmaarse katholieke margarinefabrikant Gerrit van den Bosch die door de verhalen van zijn vader een grote belangstelling had gekregen voor de geschiedenis van de plaats waar de kapel eens had gestaan. Toen hij in 1904 naar de bewuste plek kwam raakte hij zo geïnspireerd dat hij besloot om een kapel te laten bouwen, op de plaats waar de oude had gestaan. Er werden in overleg met de parochie eerst afgravingen gedaan om eventuele restanten van de oude kapel en put terug te vinden, en op 20 maart 1905 werd de Runxputte teruggevonden en een paar dagen daarna ook de fundamenten van de oude, verwoeste kapel.
In juli van hetzelfde jaar werd de eerste officiële bedevaart gehouden, uit Amsterdam. Onder hen bevond zich Kees Enke, een inwoner van Heiloo van meer dan negentig jaar oud, die de laatste bedevaart van 1830 ook nog had meegemaakt. Er werden plannen gemaakt voor een nieuwe kapel en in 1909 was de voorlopige
Genadekapel klaar. De herbouwde put werd van een pomp voorzien.
Stukje Lourdes
Het oorspronkelijke Mariabeeld was verdwenen toen tijdens de Tachtigjarige Oorlog het heiligdom werd verwoest. Het huidige beeld is gemaakt naar een bedevaartspenning waarop een afbeelding van Maria staat. Deze penning was bewaard gebleven in het Bisschoppelijk Museum in Haarlem. Het beeld is een geschenk van de eerste bedevaartgangers uit Amsterdam en werd geplaatst in 1908, op de plaats van de verwoeste oude kapel. Er is een stukje van de rots van Lourdes ingemetseld in de voet van het beeld.
Er kwamen al snel zoveel bedevaartgangers dat in 1912 een grote tent werd opgezet om zo 1000 mensen een plaats te bieden. Het jaar daarop vond er uitbreiding plaats in de bebouwing: er werd in enkele maanden een grote 'noodkerk' gebouwd, die er echter nog steeds staat. In 1930 werd de definitieve Genadekapel gebouwd. Allebei zijn ze ontworpen door architect Jan Stuyt.
Eigen halte
In 1914 werd zelfs een halte geopend naast de spoorlijn die langs het terrein loopt, speciaal voor de
processietreinen naar Onze Lieve Vrouwe ter Nood. Paus Benedictus XV laat in 1915 weten dat hij met vreugde heeft vernomen dat er zo ijverig wordt gepelgrimeerd naar Heiloo. Op het terrein werd begin jaren dertig van de 20e eeuw ook een klooster gebouwd, dat sinds 2005 eigendom is van het bisdom Haarlem. In 2008 werd het klooster verbouwd tot bezinningscentrum. In 1980 was er een tentoonstelling en een herdenking: 75 jaar was het toen geleden dat de resten van de Runxputte werden teruggevonden. In 1994 werd er een ontmoetingsruimte gebouwd op het terrein, die
Oesdom werd gedoopt, om de oude naam van de historische plek in ere te houden.
Onze Lieve Vrouwe ter Nood en de Runxputte in de 21e eeuw
Anno 2010 presenteert het Heiligdom van Heiloo zich als een dynamisch geloofscentrum voor de katholieke kerk in Noord-Holland, waar elk jaar nog tienduizenden mensen hun weg naartoe vinden. Tegenwoordig beslaat het terrein zes hectaren. De meeste bezoekers kiezen hun eigen weg bij een bezoek. In de Genadekapel zijn dagelijks vieringen, zoals het gezamenlijk bidden van de Rozenkrans. Ook wordt de kapel gebruikt voor huwelijken en het dopen van kinderen. Voor de Genadekapel bevindt zich de oude bron, de Runxputte. Er kan vrij water geput worden en dat wordt dan ook volop gedaan. Het water is fris en veilig drinkbaar.
Op de website is te lezen dat het Heiligdom geen parochiegemeenschap is maar dat de rector, de leden van het priesterteam en de zusters beschikbaar zijn voor persoonlijke gesprekken. Het voormalige klooster, nu bezinningscentrum, biedt de mogelijkheid voor cursussen en bezinningsdagen (in samenwerking met derden). Geheel naar de geest van deze tijd kunnen mensen er van de gastvrijheid gebruik maken voor bijvoorbeeld concerten, lezingen, kloosterweekeinden en bezinningsdagen.
Bij een wandeling over het terrein is het alleen nodig het grind te volgen; de mooie plekjes kom je dan vanzelf tegen. Er is genoeg te zien in het park: zo zijn er mooie doorkijkjes, er is een vijver en er staan dertien kleine kapellen langs het pad, de kruiswegstaties. Een wandeling door het park duurt ongeveer een half uur. Het terrein rond de kapel is dagelijks opengesteld van 8.30-17.00 uur. Maandag tot en met zaterdag is er om 16.00 uur gebed in de kapel, zondag om 15.00 uur een dienst. Honden zijn niet toegestaan.
Diocesaan Heiligdom Onze Lieve Vrouw ter Nood
Hoogeweg 65
1851 PJ Heiloo
E-mailadres: info@onzelievevrouwternood.nl
Voor meer informatie zie de website.