Pater Damiaan: een heilig man
Jozef de Veuster, meer bekend als pater Damiaan wordt op 11 oktober 2009 heilig verklaard. Een opmerkelijk man in de wereld van het katholicisme. Zijn leven werd meermaals verfilmd en vele boeken werden over hem geschreven. Zijn leven is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Zelfopoffering en toewijding aan zijn geloof maakten hem een legende. In 2005 werd pater Damiaan verkozen als grootste Belg.
Zijn kindertijd en vroege leven
Een jonge pater Damiaan /
Bron: Edward Clifford, Wikimedia Commons (Publiek domein) Jozef de Veuster werd geboren op
3 januari 1840 in Tremelo als zevende kind van Frans de Veuster en Anna Katrien Wouters. Zijn familie was zeer gelovig, en kon lezen en schrijven. Wat in de jaren 1800 niet evident was voor een boerenfamilie.
Jozef groeide op in Tremelo. Een landelijk dorp in de provincie Vlaams Brabant. Zijn vader was
graanhandelaar en landbouwer, dus maakte Jozef al vroeg kennis met het hard werken op een boerderij.
Niet alleen Jozef trad in dienst van God, ook zijn oudere broer Auguste trad op 17 jarige leeftijd in de orde van de
Heilige Harten in Leuven.
Na het lager onderwijs bleef Jozef de Veuster enkele jaren op de boerderij werken. Hij volgde ook lessen
Frans, maar was ook het middelpunt van vooroordelen doordat hij Vlaming was.
Op 7 oktober 1860 trad Jozef de Veuster in de voetsporen van zijn oudere broer Auguste en voegde zich bij de orde van de Heilige Harten waar hij de naam
pater Damiaan aannam. Alhoewel hij geen opleiding tot priester had gekregen, werd hij dit later toch. Door zijn intelligentie, toewijding en latijn die hij van zijn broer had geleerd maakte hij indruk bij zijn superieuren.
Damiaan droomde echter om als
missionaris aan het werkt te gaan en bad elke avond tot Francis Xavier (de patroonheilige van de missionarissen). Enkele jaren later werden zijn gebeden verhoort.
Als missionaris naar Molokaï
In
1863 besliste de kerkelijke macht om een missionaris naar Hawaï te sturen. De hawaïaanse eilanden waren getroffen door
lepra. De regering had beslist om alle zieken te isoleren en naar het eiland Molokaï te sturen. Een eiland zonder regels en wetten, waar zij een stille dood tegemoet zouden gaan.
Nog voor zijn priesterwijding stelden zijn superieuren Damiaan aan om als missionaris naar Hawaï te vertrekken. Hij moest zijn broer Auguste vervangen, die wegens ziekte niet kon vertrekken.
Op
21 mei 1864 werd Damiaan tot priester benoemd in Honolulu, en hielp hij de plaatselijke bevolking als missionaris. Hij zou 9 jaar op Honolulu blijven.
In het jaar 1873 stelde de 33 - jarige Damiaan zich als vrijwilliger op om naar Molokaï te reizen. Het eiland waar de regering alle melaatsen naartoe had verscheept. Op
10 mei 1973 kwam hij aan op Molokaï. Damiaan vond een wetteloze maatschappij, geen geloof en heidense goden. De melaatsen hadden slechts enkele hutten gebouwd en velen sliepen in de buitenlucht.
Ook de toenmalige pers kreeg lucht van een verhaal over een missionaris die
vrijwillig naar het eiland Molokaï was getrokken, en doopten Damiaan om tot een ware held. Tot tegenzin van bepaalde regeringsbeambten die de melaatsen wilden doen verdwijnen.
Damiaan bouwde het wetteloze Molokaï op tot een ware gemeenschap. Niet alleen voerde hij zijn taak als priester uit, hij bouwde ook huizen, begraafplaatsen en droeg zorg voor de zwakkeren. Damiaan richtte ook een koor en fanfare op. Alhoewel de dood en egoïsme centraal stond voor de komst van pater Damiaan , was de gemeenschap nu uitgegroeid tot een oord van
naastenliefde.
Damiaan met zijn koor /
Bron: Henry L. Chase, Wikimedia Commons (Publiek domein)Maar ook Damiaan onderging veranderingen. Hij aanvaarde de godheden die zijn volk had gecreëerd alvorens hij op Molokaï aankwam. Hij ging in tegen zijn superieuren om meer geld en bestaansmiddelen aan Molokaï toe te kennen, zodat hij zijn volk beter zou kunnen helpen. Naarmate Damiaans verhaal in de pers werd bejubeld, kwamen ook meer en meer
giften voor de melaatsen toe. Ook het britse en Hawaïaanse koningshuis begonnen meer en meer
financiële steun te geven aan het werk van Damiaan. Maar toch kwam het volk heel wat tekort zoals verpleegsters, zusters, dokters en meer grondstoffen voor de bouw.
Door de steun die damiaan kreeg, werd hij ook het middelpunt van
afgunst en jaloezie, door superieuren en regeringsleden.
Op
1876 sloeg het noodlot toe, Damiaan kreeg zelf lepra. Al vond Damiaan de ruzies met zijn oversten erger dan lepra. Naarmate damiaan zwakker werd en zijn ziekte uitbreidde, begon de hulp die al jaren om vroeg toe te stromen. Onder andere de Amerikaan Joseph Dutton zorgde voor het weeshuis op Molokaï en de medische zorg voor de leprapatiënten. Een Duitse pater Wendelinn Moellers bekommerde zich op het tweede melaatsendorp. Een luikse priester Cornady voegde zich in 1888 bij Damiaan. Damiaan stierf op
15 april 1889 aan de gevolgen van lepra en een longontsteking, die hij opliep terwijl hij de kerktoren herstelde. Zijn laatste rustplaats was in de schaduw van de Kohalaboom.