Bijbel: Het boek Amos
Amosi is een van de zogeheten kleine profeten uit het Oude Testament. Ter gelijkertijd is het hoogstwaarschijnlijk de eerste Bijbelse profeet wiens werk te boek is gesteld. In het boek kondigt Amos onder andere het oordeel aan over het Noordrijk en de omliggende volken. Aan het einde kondigt hij ook het herstel aan. Maar wie was Amos eigenlijk? En in welke tijd speelde het boek zich af.
Auteur
Amos was de eerste Bijbelse profeet wiens werk te boek is gesteld, zelfs nog eerder dan Hosea en Jesaja. Hij was ongeveer rond het jaar 750 voor Christus actief tijdens de regering van koning Jeroboam II. Waarschijnlijk kwam hij uit Juda, het zuidelijke rijk. Het boek zelf vertelt dat Amos uit Tekoa kwam. Dit is een plaats enige kilometers ten zuiden van Betlehem. Maar omdat Amos zich vooral richt tot de inwoners van Israël, het noordelijke rijk, zijn er ook theorieën die stellen dat er ook in het Noordelijke rijk een plaats zou zijn geweest die Tekoa heet. Amos zelf was een druiventeler (7:14) en schapenfokker (1:1).
Profeet
Hij had geen officiële opleiding tot profeet gehad. In die tijd was dat wel gebruikelijk. Er waren speciale profetenscholen. Een andere manier waarop profeten hun opleiding ontvingen was door mee te lopen met een oudere profeet. Denk bijvoorbeeld aan Elia met Elisa. Het is duidelijk uit de tekst dat Amos niet zo’n ervaring heeft gehad. In plaats daarvan beroept hij zich op het feit dat hij speciaal door God is geroepen.
Amos uit het noorden?
Er zijn een aantal redenen voor waarom Amos mogelijk uit het noorden zou komen. Ten eerste omdat er een beter klimaat was voor het telen van druiven in Galilea, dan in het noorden. Een belangrijker reden is echter omdat Amos zich grotendeels op de bewoners van het noordelijke rijk richt. Heel gangbaar is deze theorie echter niet. De meeste geleerden nemen aan dat Amos uit het zuidelijke Tekoa komt.
Auteurschap
Over het auteurschap van Amos bestaat geen twijfel. Zonder discussie heeft het boek haar plaats verworven in de Joodse en christelijke canon. De meeste geleerden menen dat het boek Amos is geschreven in de herfst van het jaar 750 of 749 voor Christus. Hij heeft in Bethel gesproken. Er is geen duidelijkheid over het feit of hij slechts een dag, of meerdere dagen, actief was. Ook mogelijk is dat hij er zelfs langer dan dat over heeft gedaan, maar op basis van het boek zelf zijn weinig harde conclusies te trekken.
Tijdsbepaling en context
De tijd waarin Amos het boek schreef kenmerkte zich door een grote welvaart. Jerobeam II was koning van Israël van 793 tot 753 voor Christus, en Uzziah was koning van Israël. Beide rijken kenden op dat moment grote rijkdommen. Dit kwam omdat Asyrische troepen optrokken tegen Damascus, een vaste vijand van Israël. Daardoor hadden Israël en Juda een periode van rust waarin de economie floreerde. Ook werden er nieuwe gebieden veroverd. In gezamenlijke omvang waren beide rijken bijna even groot als in de tijd van David en Salomo.
Structuur
Veel bijbelgeleerden delen het boek op in drie delen. Hoofdstuk 1 en 2 kijken naar de landen om Israël heen door een ethische lens. Daarin wordt steeds het oordeel over de verschillende volken aangekondigd onder de noemer ‘ wee u’. Als het ware zie je de de aanwezige Israëlieten zich verkneukelen in het oordeel dat hun boeren treft, totdat er opeens klinkt ‘wee Israel’. Dat is dan ook de overgang naar het volgende deel, want hoofdstuk drie tot zes blikken vooral terug naar Israëls’ eigen fouten. Hoofdstuk zeven tot er met negen bevatten de visioenen van Amos die hij krijgt, en zijn conflict met Amasja. Dit is een priester uit Betel die Amos oproept om zijn profetieën te verspreiden in Juda (7:12) en daarvoor de hulp van de koning inroept. Zijn actie heeft echter geen succes. Amos blijft. In zijn eerste visioenen in deze hoofdstukken kondigt hij vooral het oordeel aan over Israël, maar het vijfde visioen beschrijft - naast de omverwerping en ondergang van Israël - ook de belofte van herstel van het koninkrijk en de uiteindelijke heerlijkheid tijdens de regering van de Messias.
Thema
Het centrale idee van het boek is dat God Israël op hetzelfde niveau plaatst als de omliggende landen. Hij verwacht van hen allemaal dat ze zonder zonde zijn. Daarom ontkomt geen van hen allen aan het oordeel van Jahwe. God heeft Israël uit de volken geroepen om een licht voor de volken te zijn. Jahwe is de God van de morele gerechtigheid. Als Israël niet kan opleven naar dit ideaal zullen ze dus ook geoordeeld worden. Amos protesteert vooral tegen de ongelijkheid. Hij is niet tegen welvaart in het algemeen, maar wel als deze op een niet-eerlijke wijze is verdeeld. Hij maakt bezwaar tegen het feit dat de armen zichzelf als slaaf moeten verkopen, terwijl de rijken en machtigen zich maar vol blijven eten. Het thema sociale gerechtigheid komt dus heel duidelijk naar voren in het boek als een belangrijk thema. Ook maakt hij bezwaar tegen de seksuele immoraliteit (2:7) en de verering van afgoden (8:7). Al deze dingen zijn God volgens Amos een gruwel.