De Wederopstanding van Jezus
Drie dagen na de vreselijke dood van Jezus aan het kruis, ontdekte Maria de moeder van Jacobus, Johanna en Maria Magdalena dat de grote sluitsteen voor het graf van Jezus was weggerold en dat het graf leeg was. Dit was het begin van een aantal geweldige gebeurtenissen die bewezen dat de wederopstanding van Jezus een feit was. Jezus verscheen weer aan zijn apostelen en bewees dat hij weer echt was teruggekomen uit de dood. Dit is het grootste wonder dat ooit op Aarde heeft plaatsgevonden.
Het graf van Jezus.
Josef van Arimatea was een vooraanstaand raadsheer die al zijn moed bij elkaar raapte om aan Pontius Pilatus te vragen of hij het dode lichaam van Jezus in zijn privé graf mocht leggen. Eerst schrok Pontius Pilatus van het feit dat Jezus al zo snel gestorven was, en daarom vroeg hij aan een centurio of dat inderdaad waar was. En deze soldaat bevestigde dat. Daarna gaf hij Josef van Arimatea toestemming om Jezus dode lichaam in het graf te leggen. Josef kocht een groot stuk linnen om Jezus in te wikkelen en zorgde ervoor dat hij van het kruis werd gehaald en in het graf werd gelegd. Dit feit is eigenlijk al heel bijzonder omdat Romeinen de gewoonte hadden om doden aan het kruis te laten weg rotten. Hiermee geeft Pontius Pilatus dus ook toe dat hij een onschuldige man aan het kruis heeft laten sterven.
Maria uit Magdala en Maria de moeder van Joses keken toe in welk graf hij werd gelegd.
Duisternis.
Ongeveer rond het middaguur, drie uur voordat Jezus stierf aan het kruis, werd het donker. De duisternis hing angstaanjagend boven Jeruzalem. En de Hogepriesters van de Tempel werden heel angstig. Rond de tijd dat Jezus stierf begon de aarde hevig te beven. Het schudden was vooral goed merkbaar in de Tempel alwaar het voorhangsel van boven tot beneden in tweeën scheurde.
Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om hem te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold. En het was een heel grote steen.
Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. U zoekt Jezus, de man uit Nazaret die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”
De engel.
Nu kunnen wij ons afvragen wie de engel was in het graf. Hij had duidelijk het uiterlijk van een jongeman en hij was in het wit gekleed. In de Bijbel wordt vaker melding gemaakt van een engel. In de Willibrordvertaling uit 1995 wordt zelfs 223 keer een melding gemaakt van een engel die meestal wordt aangeduid als een
engel van de Heer en dat vooral in het Oude Testament. In het Nieuwe Testament staan ook talloze vermeldingen van een engel:
- Uit het Evangelie van Lucas: De engel gaf hem ten antwoord: ‘Ik ben Gabriël, die God terzijde staat. Ik ben gezonden om met u te spreken en u dit heuglijke nieuws te brengen.
- Uit het Evangelie van Matteüs: Plotseling kwam er een zware aardbeving. Want een engel van de Heer daalde uit de hemel neer, kwam naderbij, rolde de steen weg en ging erop zitten.
- Uit het Evangelie van Johannes: De mensen die hadden staan luisteren, dachten dat het gedonderd had. Maar sommigen zeiden: ‘Er heeft een engel tegen Hem gesproken.’
- Uit Handelingen: Hij is het die in de gemeenschap in de woestijn bij onze vaderen was en bij de engel die op de berg Sinaï met hem sprak; hij ontving woorden van leven om ze aan ons te geven,
- Uit Openbaringen: Openbaring van Jezus Christus, die God Hem gegeven heeft, om aan zijn dienstknechten te tonen wat spoedig moet gebeuren. Hij heeft zijn engel gezonden om haar mee te delen aan zijn dienstknecht Johannes.
Maria Magdalena.
De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Maria Magdalena was de allereerste mens die Jezus gezien heeft na zijn Wederopstanding uit de dood. Ze werd overmand door vreugde en emoties en ze haastte zich naar de anderen om te vertellen dat ze Jezus weer had gezien. Daarop rende Petrus naar het graf en zag dat deze inderdaad leeg was. Hij zag alleen de linnen doeken liggen.
Uit het Evangelie van Johannes:
Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’
Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) ‘Houd me niet vast,’ zei Jezus. ‘Ik ben nog niet opgestegen naar de Vader. Ga naar mijn broeders en zusters en zeg tegen hen dat ik opstijg naar mijn Vader, die ook jullie Vader is, naar mijn God, die ook jullie God is.’ Maria uit Magdala ging naar de leerlingen en zei tegen hen: ‘Ik heb de Heer gezien!’ En ze vertelde alles wat hij tegen haar gezegd had.
De Emmausgangers.
Twee volgelingen van Jezus waren onderweg van Jeruzalem naar het dorpje Emmaüs. Ze spraken over de vreselijke gebeurtenissen in Jeruzalem en over Jezus van Nazareth die gestorven was aan het kruis. Zonder dat zij het zich op dat moment realiseerden voegde Jezus zich aan hun gesprek toe en liep mee richting Emmaüs.
Veel meer informatie over de Emmausgangers vindt u onder
deze link.
De apostelen.
Nadat Jezus verschenen was aan Maria Magdalena en aan de Emmausgangers, verscheen hij aan zijn elf discipelen terwijl zij samen aan het eten waren. Jezus zei tegen hen dat hij verontwaardigd was omdat ze met ongeloof en halsstarrigheid hadden gereageerd op het nieuws van zijn wederopstanding vertelt door Maria Magdalena en door de Emmausgangers. Ze hadden geen geloof geschonken aan degenen die hem hadden gezien.
En hij zei tegen hen: ‘Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend. Wie gelooft en gedoopt is zal worden gered, maar wie niet gelooft zal worden veroordeeld. Degenen die tot geloof zijn gekomen, zullen herkenbaar zijn aan de volgende tekenen: in mijn naam zullen ze demonen uitdrijven, ze zullen spreken in onbekende talen, met hun handen zullen ze slangen oppakken en als ze een dodelijk gif drinken zal dat hun niet deren, en ze zullen zieken weer gezond maken door hun de handen op te leggen.’
Nadat hij dit tegen hen had gezegd, werd de Heer Jezus in de hemel opgenomen en nam hij plaats aan de rechterhand van God. En zij gingen op weg om overal het nieuws bekend te maken. De Heer hielp hen daarbij en zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen.