Barok en de katholieke kerk
De term barok wordt pas sinds het eind van de negentiende eeuw op een positieve manier gebruikt. Oorspronkelijk had de term barok met afkeuring te maken. Later werd het in de kunstgeschiedenis de naam voor een bepaalde stijlperiode die ongeveer duurde van 1600 tot 1750. Barok is vooral terug te vinden in veel katholieke kerken in Duitsland, Oostenrijk en Italië. Veel kerken trekken daar vaak toeristen die met bewondering rondkijken. Er wordt in het algemeen ook veel geïnvesteerd om al die pracht en praal in een goede staat te houden of waar nodig grondig te restaureren.
Barok als spotnaam
Barok komt waarschijnlijk van het Spaanse woord "barueco" of het Portugese woord "barocco" en zou te maken hebben met een onregelmatig gevormde parel. Maar in de achttiende eeuw werd de term barok in Frankrijk gehanteerd om aan te geven dat iets als niet erg smaakvol werd beschouwd. Als men destijds iets wilde afkeuren of belachelijk maken werd er gezegd dat het barok was. Op die manier beschimpten de critici ook bepaalde bouwstijlen.
Menselijk bewustzijn in de barok
De mensen in de barok waren zich er zeer van bewust dat het leven eindig was. Ze neigden naar pessimisme na een periode van oorlogen en epidemieën zoals de pest. De wereld en zeker ook de kunst werden beïnvloed door veel wetenschappelijke ontdekkingen. Ook hadden religies een grote invloed op de kunst. Zo werd de verspreiding van het protestantisme in een aantal landen bestreden door de katholieke kerk die kunst zag als een middel om het katholieke geloof te verbreiden.
Veel kunst en pracht en praal in katholieke kerk
In de barok stond, bij het katholicisme, zielenheil en de wereld van de heiligen centraal. De hervormde kerk zette zich echter af tegen heiligenbeelden en overdadige sier en predikte soberheid. Maar hoe feller de hervormden zich afzetten hoe ijveriger de katholieke kerk was om de kunst en alle pracht en praal uit te buiten. Architecten maakten van de kerkruimten ware paradijzen als coulissen voor de liturgie. Dit was vooral het geval in Italië en Oostenrijk en vanaf het eind van de zeventiende eeuw in Duitsland waar zelfs in de kleinste gemeenschappen prachtige kerkgebouwen verrezen.
Stukadoors, schilders, smeden en houtbewerkers
Uitingen van klassieke schoonheid en pracht zijn kenmerkend voor de barok. De vormen vertonen vaak rijk versierde ornamenten. Veel stukadoors waren nodig waren om dat alles te verwezenlijken. Schilders imiteerden marmer en albast op een manier dat het resultaat nauwelijks van echte materialen te onderscheiden was. Smeden maakten kunstvolle trapleuningen en hekwerken. Vakkundige houtbewerkers werkten met dure materialen als parelmoer voor inlegwerk.
Hemel was centrale motief
De barok was met zijn schoonheid en vele kleuren een tegenhanger van donkerte en sterven. De hemel was het centrale motief van de barokke kerken. De ruimten bevatten veel schilderwerk en sculpturen die in elkaar overgingen. In plaats van statische rechte vormen pasten architecten boogvormen, ellipsen en koepels toe. De ontwerpers maakten daarbij gebruik van de berekeningen die ontwikkeld waren door Leibniz, Kepler en Newton.
Uiterlijk van de kerk
Er was een grote harmonie in architectuur, kleurrijke schilderkunst, fantastische sculpturen en een overweldigende kerkmuziek. Het uiterlijk van de kerk werd ook bepaald door kostbare altaren, ingewikkeld uit hout gesneden preekstoelen, liturgische gewaden en kerkzilver. Zo kon de kerk voor de gelovigen een voorproefje van het paradijs zijn en hen bevrijden van het alledaagse om het hemelse te verheerlijken.
Zonneschijn om alle pracht nog beter uit te lichten
De barokke architectuur was niet langer statisch zoals de stijlen van voorheen. De ruimten moesten swingen met gebogen vormen en gewelven alsof alles recht naar de hemel leidde. Decoraties zoals ornamenten en stucwerk in de vormen van bladeren, bloemen en vruchten, leken door de ruimten te zweven. Licht en schaduw waren op elkaar afgestemd en de zon straalde door de ruimte om alle pracht extra te laten glanzen.
Lees verder