Bewijs in een rechtszaak
In het Nederlandse recht geldt dat er altijd voldoende bewijs moet zijn van het gepleegde strafbare feit, voordat iemand gestraft mag worden. Als er geen bewijs is, spreekt de rechter de verdachte vrij. Er zijn veel verschillende bewijsmiddelen mogelijk, maar deze moeten wel op een rechtmatige manier verkregen zijn om in een rechtszaak als bewijs te mogen dienen.
Wettig en overtuigend bewijs
In het Nederlandse recht moet het aangedragen bewijs altijd wettig en overtuigend zijn om tot een veroordeling te leiden. Zonder bewijs geen veroordeling; dit wordt het negatief-wettelijke bewijsstelsel genoemd.
Bewijs is
wettig als het voldoet aan de wettelijke eisen; het wettelijke bewijsminimum. Bewijs is
overtuigend als het bewijs de rechter heeft overtuigd dat de verdachte het strafbare feit heeft gepleegd waarvan hij beschuldigd wordt. Als het bewijs alleen wettig of alleen overtuigend is, dan is er niet aan de voorwaarden voldaan en zal de rechter de verdachte vrijspreken. Er kan bijvoorbeeld wel wettig bewijs zijn, maar onvoldoende om voor een veroordeling te zorgen.
Wettelijke bewijsmiddelen
Er zijn verschillende categorieën wettelijke bewijsmiddelen, deze staan aangegeven in art. 339 van het Wetboek van Strafvordering. Dit zijn de volgende bewijsmiddelen:
- Eigen waarneming van de rechter
- Verklaringen van de verdachte
- Verklaringen van een getuige
- Verklaringen van een deskundige
- Schriftelijke bescheiden
Eigen waarneming van de rechter
Onder dit bewijs worden alle feiten verstaan die de rechter persoonlijk tijdens de zitting waarneemt, dit staat in art. 340 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaringen van de verdachte
Een bekentenis van de verdachte is een van de sterkste vormen van bewijs. Dit is zo omdat een verdachte hoogstwaarschijnlijk niet liegt over dat hij een strafbaar feit heeft gepleegd omdat hij weet welke straf hem dan staat te wachten. In de praktijk is dit natuurlijk wel mogelijk als de verdachte bijvoorbeeld een ander een hand boven het hoofd wil houden. Ook kan het gebeuren dat een verdachte een valse bekentenis aflegt omdat er erg veel druk op hem staat tijdens de ondervraging en hij daar een einde aan wil maken. Het kan ook zo zijn dat de verdachte denkt dat hij een lagere straf krijgt als hij bekent, omdat hij bang is dat hij toch wel als de schuldige aangewezen zal worden. Ook dak- en thuislozen zullen eerder een valse bekentenis afleggen omdat zij dan niet meer op straat hoeven te overleven.
Verklaringen van een getuige
En verdachte mag niet worden veroordeeld voor een strafbaar feit op grond van maar één verklaring van een getuige. Een getuigenverklaring is wel een sterk bewijsmiddel, maar alleen in combinatie met andere wettige bewijsmiddelen of naast voldoende andere getuigenverklaringen. Dit is zo omdat op een getuige vaak grote invloed uit te oefenen, de getuige kan bang zijn, bedreigd of een andere reden hebben om de getuigenis af te leggen.
Verklaringen van een deskundige
Bij bepaalde onderwerpen wordt door de rechter aan een deskundige op het betreffende gebied gevraagd om een verklaring af te leggen. De deskundige geeft zijn mening, meestal op basis van wetenschappelijk onderzoek, over bepaalde feiten en de rechter verbindt hier zijn conclusie aan.
Schriftelijke bescheiden
De schriftelijke bescheiden worden beschreven in art. 344 van het Wetboek van Strafrecht. Dit kunnen bijvoorbeeld wettelijke beslissingen of strafbeschikkingen zijn, andere wettelijke geschriften zoals processen verbaal of geschriften door openbare colleges of ambtenaren, deskundigenverklaringen. Er zijn ook andere schriftelijke bescheiden mogelijk, maar deze kunnen alleen tot een veroordeling leiden in combinatie met andere wettelijke bewijsmiddelen.
Bewijs dat onrechtmatig verkregen is
In de wet wordt in art. 338 t/m 344a Sv beschreven waaraan het bewijs moet voldoen om wettelijk geldig te zijn. Bewijs is onrechtmatig verkregen als het verkregen is op een manier die in strijd is met het recht. Hier kan het bijvoorbeeld gaan om afgetapte telefoongegevens, bewijs dat verkregen is door middel van diefstal, bewijsmateriaal dat verkregen is bij een onterechte huiszoeking of een onterecht lichamelijk onderzoek, en dergelijke. Ook bewijs dat verkregen is door middel van diefstal,m bedrog of afpersing is niet rechtsgeldig. Bewijs dat niet voldoet aan de eisen kan in de meeste gevallen nog hersteld worden. Als dit niet meer kan dan kan dit leiden tot strafvermindering, negeren van het bewijs of het Openbaar Ministerie wordt niet-ontvankelijk verklaard. In het laatste geval vervalt de hele rechtszaak.