Het DSM-IV systeem
Het DSM-IV-systeem. Dit systeem komt oorspronkelijk uit de Verenigde Staten, is wereldwijd verspreid en wordt ook in Vlaanderen en Nederland veel gebruikt. De DSM-IV is een systeem om problematieken van individuen te beschrijven en te classificeren in zogenaamde stoorniscategorieën. De beoordeling vindt plaats op vijf afzonderlijke assen, die elk verwijzen "naar een ander kennisdomein dat kan helpen bij het opstellen van een behandelingsplan en het voorspellen van de afloop"
Verschillende assen
- As I: klinische stoornissen en andere aandoeningen die een reden voor zorg kunnen zijn;
- As II: persoonlijkheidsstoornissen en zwakzinnigheid;
- As IIII: somatische aandoeningen;
- As IV: psychosociale en omgevingsproblemen;
- As V: algehele beoordeling van het functioneren.
Voorbeeld:
De criteria van de oppositioneel-opstandige gedragsstoornis. In totaal worden in deze stoornis acht kernsymptomen onderscheiden. Dit zijn de criteria:
- A. Een patroon met negativistisch, vijandig en openlijk ongehoorzaam gedrag met een duur van ten minste zes maanden waarin vier (of meer) van de volgende aanwezig zijn:
- is vaak driftig;
- maakt vaak ruzie met volwassenen;
- is vaak opstandig of weigert zich te voegen naar verzoeken of regels van volwassenen;
- ergert vaak met opzet anderen;
- geeft anderen vaak de schuld van eigen fouten of wangedrag;
- is vaak prikkelbaar en ergert zich gemakkelijk aan anderen;
- is vaak boos en gepikeerd;
- is vaak hatelijk en wraakzuchtig.
- B. De gedragsstoornis veroorzaakt in significante mate beperkingen in het sociale, school- of beroepsmatige functioneren.
- C. De gedragingen komen niet uitsluitend voor tijdens het beloop van een psychotische of stemmingsstoornis.
- D. Er wordt niet voldaan aan de criteria van een gedragsstoornis (Conduct Dis-order,CD) en indien betrokkene 18 jaar of ouder is, wordt niet voldaan aan de criteria van de antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Voordelen van DSM IV
- de grote verspreiding, ook buiten de Verenigde Staten, en de sterke historische traditie;
- alle mogelijke gedragsproblemen zijn in de stoorniscategorieën ondergebracht;
- het systeem wordt regelmatig herzien en geactualiseerd;
- de stoorniscategorieën zijn empirisch onderbouwd door middel van wetenschappelijk onderzoek het afbakenen van stoorniscategorieën en het omschrijven van criteria bevorderen de communicatie tussen professionals (clinici, onderzoekers) onderling;
- het bestaan van trainingsmodules die het gebruik van het systeem moeten vergemakkelijken en de interbeoordelaarbetrouwbaarheid verhogen.
Nadelen
- het gehanteerde model is een `top-down'-model, dat wil zeggen dat stoornissen eerst bij conventie worden gedefinieerd en dat pas dan wordt onderzocht of deze stoornissen enige empirische geldigheid hebben;
- de alles-of-niets opvatting over problemen en stoornissen;
- de grote samenhang of comorbiditeit tussen stoornissen onderling, met als gevolg dat vele problematieken, vooral uit de kindertijd, zeer moeilijk of helemaal niet te classificeren zijn;
- het gevaar voor etikettering en stigmatisering van personen of groepen;
- het gevaar voor overmedicalisering van menselijke problemen.
Een bijkomend nadeel van de DSM-classificatie is dat niet altijd duidelijk is of de gehanteerde stoorniscategorieën valide zijn in andere culturen. Het systeem stoelt namelijk op westerse concepten over ziek-zijn, afwijkend gedrag en psychopathologie.