Angststoornissen bij leerlingen
Elke dag zo angstig, zo bang, door gisteren, voor morgen. En vandaag dan. Ik moet aanpakken, vechten met gisteren, zodat ik morgen, minder angstig. Maar ik ben zo bang.
Wat zijn angststoornissen?
De grens tussen gewone angst en een angststoornis is moeilijk te trekken. Bang zijn voor slangen is verstandig, maar wanneer iemand al verstijft bij het zien van een slang op de televisie, is er sprake van abnormale angst. Kenmerkend voor een angststoornis is dat de angst buitensporig is en duidelijke niet realistisch, terwijl de persoon er zoveel last van heeft dat het dagelijks leven er ernstig door wordt belemmerd. Angststoornissen worden veroorzaakt door een combinatie van biologische, sociale en psychische factoren. Ze komen in bepaalde families meer voor dan in andere. Erfelijkheid speelt daarin een rol, maar ook de opvoeding. Een angststoornis begint vaak na een ingrijpende levensgebeurtenis, zoals een ernstige ziekte, een sterfgeval, verhuizing of ontslag. Ook iemands persoonlijke eigenschappen zijn van invloed op het wel of niet krijgen van een angststoornis. Zulke eigenschappen zijn onder andere: slecht voor jezelf opkomen, faalangst, moeilijk gevoelens kunnen uiten en de neiging hebben probleemsituaties en conflicten uit de weg te gaan.
Soorten angststoornissen
Gegeneraliseerde angststoornis
Er is sprake van veelvuldig piekeren en er is steeds bezorgd denken; het aanpassingsvermogen is goed en er is sprake van een perfectionistische instelling.
Seperatieangststoornis
Er is sprake van een overmatige angst om gescheiden te worden van personen aan wie men sterk gehecht is.
Schoolfobie
Er is sprake van een extreem sterke weerstand tegen het naar school gaan; deze vorm is veelal een uiting van een angststoornis als seperatieangst of sociale angst.
Paniekaanval en paniekstoornis
Men wordt totaal onverwacht getroffen door een diepe angst en binnen 10 minuten treden er fysieke klachten op, zoals hardkloppingen, transpireren en duizeligheid. Bij een paniekstoornis doen deze verschijnselen zich regelmatig voor.
Sociale angststoornis (fobie)
Er is sprake van een enorme angst voor situaties waarin de leerling sociaal moet functioneren of presteren in relatie tot volwassenen en leeftijdsgenoten. Vaak is er sprake van vermijdingsgedrag; de sociale fobie begint meestal in de adolescentie.
Specifieke fobie
Er is sprake van een overmatige angst die optreedt bij confrontatie met (de gedachte aan) een bepaald voorwerp (bijv. een spin) of een bepaalde situatie (bijv. een lift); de angst leidt tot vermijdingsgedrag.
De obsessief-compulsieve stoornis of dwangstoornis
Er is sprake van dwanghandelingen en -gedachten die het normale functioneren hinderen; gedacht kan worden aan veelvuldig de handen wassen, overdreven ordenen en dwangmatig tellen. Een dwanggedachte roept angst op die je met een dwanghandeling kunt reguleren.
Posttraumatische stress-stoornis
Op een traumatische ervaring wordt met intense angst, afschuw of chaotisch en opgewonden gedrag gereageerd; er is sprake van herbeleving, bijnvoorbeeld in een droom.
Kenmerken
- De angst is overmatig.
- Angstgevende situaties worden vermeden.
- Dwangmatige handelingen worden uitgevoerd om de angst niet te voelen.
Vele vormen van angst kunnen teruggevoerd worden op de angst voor dood of pijn. Buitensporige of 'onwerkelijke' angst gaan samen met:
- Bange voorgevoelens, een gevoel van bezorgdheid.
- Nervositeit, spanning, lichamelijke verschijnselen als hartkloppingen, duizeligheid en transpireren.
- In het uiterste geval kan angst voor de dood, om gek van te worden of de controle te verliezen, iemands gedachten gaan overheersen.
Omgang
- Erken de enorme angst van de leerling, ook al lijkt die overdreven of niet reëel. Probeer de angstgevoelens niet weg te praten. Geef veel positieve bevestiging en laat de leerling succeservaringen opdoen.
- Blijf de leerling steeds stimuleren zelf dingen te doen en de angstige situaties tegemoed te treden, maar dwing niet. Spreek op een rustige toon en geef korte, duidelijke instructies in combinatie met haalbare opdrachten. Ga uit van de sterke punten van de leerling.
- Breng in de benadering voortdurend een onderscheid aan tussen de persoon en het gedrag.
- Geef de leerling eventueel een aangepast programma, met extra aandacht voor activiteiten waarin de leerling goed is.
- Probeer in situaties die de leerling als angstig ervaart afleidende activiteiten te bieden; deze doen de angst (tijdelijk) vergeten en kunnen ontspanning brengen.
- Stimuleer de leerling en de ouders om professionele hulp of ondersteuning te zoeken.