Hoe leren we lezen?
Iedereen leert het op school, lezen. Het is van fundamenteel belang om woorden snel en vloeiend te kunnen lezen en om academisch en economisch succesvol te kunnen zijn in het leven. Maar hoe gaat dat eigenlijk? Hoe leren wij lezen? Vier belangrijke cognitieve processen zijn hier bij betrokken; het herkennen van klanken, het decoderen van symbolen in woorden, het decoderen van woorden en het betekenis kunnen geven aan elk woord in het langetermijngeheugen.
Herkennen van klanken
Klankonderdelen van een woord worden
fonemen genoemd. Fonologisch bewustzijn is de kennis van klanken die gebruikt worden in een taal en is dus een belangrijk onderdeel wanneer je leert lezen. Bij fonologisch bewustzijn gaat het erom dat je een gesproken woord moet kunnen opdelen in de verschillende fonemen en van verschillende fonemen een woord kunt maken. Het woord “hoed” bestaat bijvoorbeeld uit drie fonemen, /h/ /oe/ /d/.
Fonologisch bewustzijn is een vereiste vaardigheid als het gaat om leren lezen. Leerlingen die deze vaardigheid missen, zullen eerder problemen ondervinden tijdens het leren lezen. Training van het fonologisch bewustzijn kan de vaardigheid om te leren lezen vergemakkelijken. Een manier om dit te trainen is door het aanbieden van verschillende plaatjes. Leerlingen krijgen bijvoorbeeld een set plaatjes te zien en moeten vervolgens de plaatjes met dezelfde klank bij elkaar leggen (zo passen kat, mat en vat bij elkaar, en bus, mus en lus).
Decoderen van symbolen in klanken
Decoderen is het vertalen van een geprint woord in een klank. Het opzeggen van de woorden “hond”, “tafel”, “regen” is een voorbeeld van decoderen van normale, veelvoorkomende woorden. Dit wordt
woord identificatie vaardigheden genoemd. Het uitspreken van woorden als “bluk”, “friks”, “wrob” is een voorbeeld van
woord attack vaardigheden, hierbij gaat het om het decoderen van woorden die niet bestaan, pseudowoorden. Het uitspreken is gebaseerd op fonologische regels, maar het zijn geen echte woorden.
Er zijn twee benaderingen om te leren decoderen. Bij de
fonologische benadering leren leerlingen geluiden te produceren per letter of lettergreep om deze vervolgens samen te voegen tot één woord. Het woord “kat” wordt dus geleerd als k-a-t, kat. Bij de
hele-woord-benadering leren leerlingen het hele woord als eenheid uit te spreken. Hierbij gaat het vooral om de betekenis van het woord. Leerlingen krijgen bijvoorbeeld een plaatje van een kat te zien met daaronder het woord “kat” gespeld.
Decoderen van woorden
Het decoderen van woorden is de vaardigheid om bepaalde stukken tekst hardop vloeiend te kunnen lezen. Het gaat hierbij om het ritme, intonatie en expressie en dat dit zonder fouten gedaan kan worden. Het hangt af van automatisme, het leren woorden te decoderen, zonder dat je aandacht hoeft te schenken aan wat je eigenlijk aan het doen bent.
Wanneer je wel bewust bezig bent met het decoderen van woorden, heb je minder aandacht over om een tekst te kunnen begrijpen. Het automatisch vloeiend kunnen lezen van een tekst is dus een vereiste voor begrijpend lezen. Er zijn drie stadia om het vloeiend leren lezen te ontwikkelen:
- Niet-accurate stadium: leerlingen maken nog fouten in het herkennen van woorden
- Accurate stadium: leerlingen kunnen woorden juist herkennen, maar hebben hier nog veel aandacht bij nodig
- Automatisch stadium: leerlingen kunnen woorden juist herkennen zonder hier aandacht aan te besteden
Het vloeiend leren lezen moet dus geleerd worden. Een methode om dit aan te leren is
de methode van herhaald lezen. Een leerling krijgt een kort stukje tekst die hij telkens opnieuw moet lezen totdat hij op het juiste niveau zit. Herhaling zorgt ervoor dat je uiteindelijk deze tekst vloeiend kunt lezen. Echter heeft het niet alleen effect op dat ene stukje tekst. Ook andere teksten, met andere woorden kun je makkelijker lezen als je dit traint. Hierbij moet vooral de aandacht gericht zijn op visuele woorden en niet op de context. Een tekst met plaatjes is juist afleidend wanneer je vloeiend wilt leren lezen.
Betekenis geven aan woorden
De drie voorgaande vaardigheden, herkennen van klanken, decoderen van symbolen in klanken en decoderen van woorden zijn essentieel voor het leren lezen, maar is nog niet genoeg. De vierde essentiële vaardigheid is betekenis kunnen geven aan een woord. Wanneer je een bekend woord leest, moet je een mentale representatie van het woord kunnen vinden in je geheugen.
Het verkrijgen van een betekenis hangt af van het vocabulaire dat je bezit. Wanneer je het woord “kat” leest, kun je dit niet alleen vloeiend uitspreken, maar denk je ook direct aan een harig beestje op vier poten. Er wordt geschat dat leerlingen minstens 2.000 nieuwe woorden aan hun vocabulaire toevoegen. Het opbouwen hiervan is dus een vereiste voor het leren lezen.
Er zijn twee benaderingen om het vocabulaire van leerlingen te vergroten. Bij
immersie wordt de leerling aangemoedigd om er mee bezig te zijn, zoals lezen, schrijven, luisteren en spreken. De leerling wordt blootgesteld aan heel veel woorden. Deze methode is vooral effectief om het aantal woorden in het vocabulaire van leerlingen te vergroten. Bij
directe instructie wordt het kind gevraagd om definities te leren van specifieke woorden, ook wel bekend als woorden stampen. Hierbij gaat het vooral om het verbeteren van het vocabulaire.
De context is erg belangrijk als het gaat om het leren van betekenis van woorden. Wanneer een woord in de juiste context geplaatst wordt het veel sneller en nauwkeuriger geleerd dan wanneer een woord in een misplaatste context geplaatst wordt. Het woord moet in het laatste geval veel langer gepresenteerd en bestudeerd worden om het woord te herkennen en te begrijpen, er is meer aandacht voor nodig. Een goede manier om nieuwe woorden te leren is daarom ook stillezen, waarbij leerlingen voor zichzelf een bepaalde tijd een boek lezen. Ook belangrijk is het om de leerling te helpen nieuwe woorden te kunnen plaatsen in bestaande ervaringen en kennis.