Kenmerken van autisme
In de volksmond wordt het woord ‘autisme’ veelal gebruikt om het gehele spectrum van autismestoornissen aan te geven. In de DSM (Diagnostical Statistical Manual of Mental Disorders) wordt dit gezien als “pervasieve ontwikkelingsstoornissen”. Wat is autisme?
Pervasieve ontwikkelingsstoornissen
Een pervasieve ontwikkelingsstoornis is een stoornis die invloed heeft (of kan hebben) op verschillende aspecten van het leven. Lorna Wing zet deze stoornis op een spectrum: het Autisme Spectrum Stoornis, oftewel ASS. Hierbij wordt meer een continuüm van de algemene pervasieve ontwikkelingsstoornis gehanteerd waarbij autisme gezien wordt als ‘in meer of mindere mate aanwezig’.
Autisme (of eigenlijk ‘klassiek autisme’, zoals beschreven door Kanner) is de belangrijkste vorm van een pervasieve stoornis. Het belangrijkste kenmerk is dat er een ernstig gebrek is in de intermenselijke interactie, oftewel een gebrek aan contact tussen de persoon zelf en anderen. Het meest in het oog springend is daarbij het inschatten van communicatie en sociale relaties.
De verschillende soorten pervasieve stoornissen die de DSM hanteert zijn:
- (Klassiek) Autisme
- De stoornis van Rett
- Het syndroom van Asperger
- Aanverwante stoornissen: PDD nos (atypische autisme)
- Desintergratie stoornis
Autisme kenmerken
Autisme kent als belangrijkste kenmerk het gebrek aan sociale competenties. Hierdoor is een stoornis in intermenselijke relaties, oftewel de relaties tussen mensen. De persoon met autisme heeft moeite met communiceren met anderen, het beginnen van een gesprek (initiëren) en het inleven in anderen (empathie).
Naast de problemen in sociale interacties speelt ook vaak een opvallend gedragspatroon een rol. De persoon met autisme heeft vaak een specifiek repertoire van gedragingen, bezigheden en interesses. Hierbuiten wordt vaak niet veel ondernomen. Ook wordt oogcontact geminimaliseerd of geheel vermeden.
Volgens de DSM: Kenmerken autisme
Volgens de DSM moet er voldaan worden aan een aantal kenmerken om gediagnosticeerd te worden met een vorm van autisme. De DSM kent in totaal 12 kenmerken onderverdeeld in 3 categorieën. Het verschilt per stoornis hoeveel kenmerken en uit welke categorieën deze moeten komen.
Categorie A: Kwalitatieve beperkingen in de sociale interacties
- Duidelijke stoornissen in het gebruik van verschillende vormen van non-verbaal gedrag. Voorbeelden: oogcontact, gelaatsuitdrukking, lichaamshoudingen en gebaren bij de sociale interacties.
- Geen sociale relaties kunnen opbouwen met leeftijdsgenoten die passen bij het ontwikkelingsniveau.
- Niet of matig spontaan proberen om plezier met anderen te beleven door dingen te delen.
- Afwezigheid van sociale of emotionele wederkerigheid; er wordt niet ingespeeld op andermans emoties of sociale cues (hints).
Categorie B: Kwalitatieve beperkingen in de communicatie
- Een achterstand of het helemaal niet spreken van taal, bijvoorbeeld niet samenhangend en/of compenseren door middel van gebaren of mimiek.
- Personen die wel spreken hebben moeite met een gesprek aangaan of voort te zetten.
- Stereotiep en herhaald taalgebruik of eigenaardig woordgebruik
- Afwezigheid van spontaan fantasiespelletjes (doen-alsof-spelletjes) en sociaal imiterend spel (nadoen-spelletjes) die passen bij het ontwikkelingsniveau.
Categorie C: Beperkte, zich herhalende stereotiepe patronen van gedrag, belangstelling en activiteiten
- Sterke fixatie met één of meer stereotiepe en beperkte patronen van belangstelling die abnormaal is in ofwel intensiteit dan wel de richting ervan.
- Duidelijk rigide vastzitten aan specifieke, niet-functionele routines en/of rituelen
- Stereotiep en zich herhalende motorische handelingen (bijvoorbeeld het fladderen met de handen, het draaien met de handen of vingers, complexe bewegingen met het hele lichaam).
- Aanhoudende preoccupatie met delen van voorwerpen.
De groep met autisme
De groep met mensen met autisme is erg divers door de verschillende soorten stoornissen die hierin vallen. Er vallen een aantal onderscheidingen te maken:
De manier van contact maken
Er zijn mensen met autisme die nauwelijks contact zoeken met anderen en hebben amper interesse in hun omringende wereld. Ook zijn er mensen met autisme die zelf niet actief sociaal contact zoeken, maar toenaderingen van anderen wel toelaten. Tot slot heb je de groep die wel actief sociaal contact zoekt, maar op een vreemde manier. Een duidelijke overeenkomst tussen alle groepen is het ontbreken van wederkerigheid in sociale interactie, oftewel in het sociale contact zal de persoon met autisme weinig tot geen actie ondernemen.
Wanneer het autisme ontstaat
Dit wordt onderscheiden in primair en secundair autisme. Secundair autisme wordt ook wel regressief autisme genoemd. Bij primair autisme zijn er vanaf de geboorte al contactstoornissen. Bij secundaire, regressief autisme ontstaat het autisme juist meer tussen het eerste en tweede levensjaar.
Per autisme soort kunnen bepaalde kenmerken in meer of minder mate voorkomen.