Het behaviorisme en gedragstherapie
Er zijn veel verschillende psychologische stromingen, met daarbij verschillende ver ontwikkelde gedragstherapieën, als oplossing voor gedragsproblemen. Juist omdat er zo veel verschillende soorten therapieën zijn, is het lastig om nog verschil te onderscheiden tussen de psychologische stromingen en de therapieën daarbij. Bij het behaviorisme is een heel duidelijke gedragstherapie, waar in de praktijk veel mee gedaan wordt.
Het behaviorisme
Rond 1920 ontwikkelde zich in Amerika een psychologische benadering. Het behaviorisme kan worden omschreven als de psychologie van het uiterlijk waarneembare gedrag. Het is een theorie over de wijze waarop mensen leren en afleren. Hierbij wordt de mens weergegeven als lerend wezen, al het menselijk gedrag is aangeleerd. Een bekende term hierbij is tabula rasa, een onbeschreven blad. In het behaviorisme nemen ze aan dat iedereen als tabula rasa ter wereld komt, het kent nog niets, al het gedrag is aangeleerd. In het behaviorisme zijn er nog verschillende theorieën over de manieren waarop mensen leren, maar het aangeleerd gedrag staat in het behaviorisme centraal. Over de manier waarop mensen leren is minder concreet iets te zeggen, waardoor er verschillende theorie binnen het behaviorisme ontstaan.
De grondlegger van het behaviorisme is Ivan Petrovitsj Pavlov, hij deed experimenten op honden. Hij gaf de honden eten en liet op dat moment een bel rinkelen, de honden reageerden steeds sterker op de bel, door sterke speekselafscheiding. Pavlov ontdekte dat de honden ook speeksel begonnen te produceren als hij wél de bel liet horen, maar geen eten gaf. Dit wordt de klassieke conditionering genoemd.
Burrhus Frederic Skinner wordt als belangrijkste vertegenwoordiger van het behaviorisme gezien, hij kon ratten leren een hendel in te drukken, waardoor ze te drinken kregen. Ook als ze geen beloning kregen bleven de ratten dit aangeleerde gedrag vertonen.
Gedragstherapie
De theorie die ontwikkeld is op basis van het behaviorisme, wordt gedragstherapie genoemd. De basis van deze therapie vorm is vrij simpel, goed gedrag kan aangeleerd worden en ongewenst gedrag kan afgeleerd worden. Dit is eigenlijk de hele basis van de therapie. Een bekend probleem waar deze therapie vaak op toegepast wordt, zijn fobieën.
Mensen met fobieën kunnen door gedragstherapie meestal goed behandeld worden, het voordeel van de gedragstherapie is dat het relatief kortdurend is, de resultaten zijn merkbaar en meetbaar. In het geval van een fobie kunnen we er vanuit gaan dat de reactie op de confrontatie met de fobie ongewenst gedrag is, dit gedrag kan dus op basis van het behaviorisme afgeleerd worden, want het is waarneembaar gedrag. De reactie op de fobie is waarneembaar en meetbaar.
Dit is heel belangrijk, omdat het uitganspunt van het behaviorisme is dat we niet in de mens zelf moeten kijken, maar naar wat we kunnen zien. Gedrag dat de mens vertoont wat we kunnen zien. Het gaat hierbij dus niet om het binnenste van de mens, maar echt om uiterlijk gedrag, dat meetbaar is. Het gedrag moet dus waarneembaar zijn voor het behaviorisme, de therapie laat dit ook duidelijk terug komen. Je weet pas of de gedragstherapie geholpen heeft, als je het gedrag ziet veranderen, wat dus alleen kan als het waarneembaar is. Behoeften, wensen en gevoelens, doen er voor deze theorie niet toe, omdat je hier eigenlijk niet zo veel mee kan, omdat ze niet waarneembaar zijn. Pas als gedrag waarneembaar is, kan er iets in aangepast worden. Waarneembaar gedrag kan aangeleerd of afgeleerd worden, dit past in het behaviorisme.