De geschiedenis van de euro
De euro. Veel mensen hadden en hebben flink commentaar op de munteenheid. De beslissing tot de invoering van de euro is niet over een nacht ijs gegaan. De geschiedenis er achter is interessant.
Het begon allemaal met het zogenaamde plan Werner in 1971.
Uit vrees voor wisselkoersaanpassingen en als middel om de hegemonie van de Amerikaanse dollar te doorbreken, werd in 1969 al besloten om een Economische en Monetaire Unie op te richten. Het plan Werner werd aanvaard, maar niet uitgevoerd...Afgezien van de ineenstorting van het Bretton Woodsstelsel van vaste wisselkoersen en de eerste oliecrisis, ontbrak het de lidstaten aan politieke wil om nationale bevoegdheden over te dragen aan 'Brussel'. Het economische en monetaire integratieproces stagneert.
1972, het Europese wisselkoersstelsel
In het voorjaar van 1972 besloten de 6 lidstaten om de fluctuatiemarge tussen de koersen van hun valuta's te begrenzen tot 2,25%, het wisselkoersstelsel met de naam Europese Muntslang of 'Slangarrangement' werd gecreëerd. Dit arrangement werd geen succes. De groeiende economische instabiliteit ondermijnt geleidelijk aan de grondslagen waarop het stelsel rustte: Italië, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk verlieten het al snel. Reden hiervoor was dat het economisch beleid van deze landen uiteindelijk teveel verschilde van de overige landen. Tevens vindt in dit jaar de ondertekening plaats van het oprichtingsdocument van het Europees Fonds voor Monetaire Samenwerking (EFMS) dat tot taak heeft leiding te geven aan de verrichtingen met betrekking tot de muntslang.
1979, de oprichting van het Europess Monetair Stelsel
Een nieuwe start op het gebied van monetaire samenwerking werd gemaakt met de oprichting van het Europees Monetair Stelsel (EMS), met als doel het creëren van monetaire stabiliteit tussen de lidstaten. In feite was dit de opvolger van het eerdergenoemde Slangarrangement. Drie aspecten staan bij het EMS centraal:
1. De Ecu
De ecu is bedoeld als het centrale element van het stelsel: hij vormt een mand die bestaat uit de munteenheden van alle behalve de na 1995 toegetreden Lidstaten. Zijn vier voornaamste functies zijn:
- Eenheid (numerair) in het wisselkoersmechanisme
- Grondslag voor het vaststellen van een afwijkingsindicator
- Eenheid voor de transacties die vallen onder zowel het interventiemechanisme als het kredietmechanisme
- Verrekeningsmiddel tussen de monetaire autoriteiten van de EG
2. Wisselkoers, - en interventiemechanisme
Elke munt heeft een spilkoers ten opzichte van de Ecu. De spilkoersen dienen voor de vaststelling van een raster van bilaterale middenkoersen. Tot augustus 1993 waren fluctuaties toegestaan van 2,25% rond de bilaterale koersen. Deze marge is sindsdien verbreed tot ongeveer 15% na de sterke verstoringen op de wisselmarkten.
3. De kredietmechanismen
De centrale banken zijn verplicht om met onbeperkte bedragen te interveniëren zodra de bilaterale wisselkoers de marge van ongeveer 15% bereikt om te voorkomen dat de wisselkoers deze drempel niet overschrijdt.
Hierdoor kon een zone van monetaire stabiliteit worden gecreëerde. Niettemin heeft het EMS veel moeilijkheden ondervonden. In de eerste jaren van het bestaan van het EMS vonden nog regelmatig wisselkoersaanpassingen plaats. Een belangrijk keerpunt hierin vormde de koersherschikking in 1983, waarbij alle EMS valuta's devalueerden ten opzichte van de Duitse mark.
1989, het Delorsrapport
Eind 1987 werd het idee geopperd om binnen het EMS te komen tot een gezamenlijke besluitvorming op monetair terrein. Een van de mogelijkheden hiervoor was de oprichting van een Europese Centrale Bank. Het vormen van één grote Europese markt zonder grensbelemmeringen maar met één gemeenschappelijke munt wordt als wenselijk streven op papier gezet onder de naam het Delors-rapport. Het in Madrid vastgestelde draaiboek maakt onderscheid tussen drie fasen.
Het rapport stelde een Economische en Monetaire Unie voor die gebaseerd is op de beginselen van parallellie en subsidiariteit.
Parallellie houdt in dat de ontwikkeling op het economisch vlak gelijk op moet gaan met die van het monetair terrein.
Subsidiariteit betekent dat de nationale overheden alleen de bevoegdheden die gecentraliseerd moeten worden overdragen aan de Gemeenschap.
1990, de eerste fase van de EMU
Op 1 juli 1990 start fase 1 van de EMU, de valuta van alle deelstaten gaan deelnemen aan het wisselkoersarrangement van het EMS. Dit is tevens de datum waarop binnen de Gemeenschap de algehele liberalisering van het kapitaalverkeer van kracht wordt. Eveneens beginnen de lidstaten hun financiële en budgettaire beleid op elkaar af te stemmen. De convergentie, c.q. de gelijk opgaande ontwikkeling van het monetaire en het economische beleid, is hiermee begonnen.
1991, het Verdrag van Maastricht
In Maastricht valt na jaren praten het definitieve ja woord. De Europese leiders besluiten dat de Economische en Monetaire Unie en de eenheidsmunt er moet komen. Hiermee wordt de weg voorgoed ingeslagen. Het doel hiervan is het scheppen van structurele rust en orde op het financiële vlak.
De vorming van de EMU vereiste een wijziging van het oprichtingsverdrag van de EG, het Verdrag van Rome, de grondwet van de Gemeenschap. Om hiervoor overeenstemming te bereiken werd er een intergouvernementele conferentie gehouden. De Europese top in Maastricht vormde hiervan de afsluiting. Het besluit om de EMU tot stand te laten komen is een historische beslissing van ongekende weerga. Uit eigen beweging hebben de lidstaten besloten om één van de belangrijkste uitingen van de nationale identiteit, namelijk de nationale munteenheid, op te geven voor een gemeenschappelijke munt. Een verenigd Europa is hiermee een stap dichterbij gekomen.
1994, de oprichting van het EMI
Met de oprichting van het Economisch en Monetair Instituut (EMI) is de aanloop naar de EMU begonnen. EMI is de wegbereider en voorloper van de in mei 1998 op te richten Europese Centrale Bank (ECB), opgezet om de EMU te kunnen laten werken. De Europese Raad heeft de lidstaten in deze fase verplicht om de convergentieprogramma's op middellange termijn in te dienen. Tegelijkertijd zijn in deze fase juridische maatregelen genomen op bancair gebied ter voorbereiding van het feit dat de centrale banken onafhankelijk van de politiek zullen gaan opereren. Naast deze stappen werd de coördinatie op financieel, fiscaal, economisch en politiek terrein geïntensiveerd.
1994, De conferentie
Tijdens deze conferentie werd het praktisch scenario voor de EMU en de euro vastgelegd en goedgekeurd. Het toekomstscenario ziet er als volgt uit:
1998, de opdrichting van de ECB
In het voorjaar van 1998 zal duidelijk zijn welke landen deelnemen aan de EMU. Op basis van de gegevens over 1997 zal besloten worden wie er tot de kopgroep gaat behoren, welk land er dus voldoet aan de toelatingseisen voor toetreding tot de EMU. Er zal een scheiding gaan ontstaan tussen de kopgroep en de derogatielanden. Deze laatsten zullen proberen hun financi-ële en monetaire beleid zo te gaan voeren dat zij op een later tijdstip alsnog toe kunnen treden tot de EMU.
In 1998 zal de Europese Centrale Bank worden opgericht. Omdat er één munt komt, moet er ook één centrale bank zijn die de geldhoeveelheden regelt in het Eurogebied. De bank zal zich onder andere bezighouden met de structurering van het wettelijk kader en het geven van opdrachten voor het vervaardigen van bankbiljetten en munten.
1999, de intrede van de chirale euro
Op 1 januari 1999, ook wel E-day genoemd, zullen de omrekenkoersen tussen de valuta's van de dan aan de EMU deelnemende landen onherroepelijk voor de laatste keer onderling worden vastgesteld en voor de eerste keer ten opzichte van de euro. De waarde van de euro ten opzichte van de gulden ligt dan voor eens en voor altijd vast. Dit alles zal gebeuren op basis van de koersverhoudingen op de laatste seconde van de laatste marktdag in 1998. Vanaf 1 januari 1999 zullen de transacties tussen de Europese Centrale Bank en de dan nog bestaande nationale banken gaan luiden in euro's. Hiermee is de girale intrede van de euro een feit. Er zal nog niet veel van het euro verkeer merkbaar zijn, omdat de banken namelijk nog tijd nodig zullen hebben om hun systemen aan te passen.
januari 2002, de euro als wettig betaalmiddel
Vanaf uiterlijk 1 januari 2002 is de euro een wettig betaalmiddel. Hiermee is de chartale euro een feit geworden. 1 juli 2002 hielden de nationale munten en biljetten op te bestaan als wettig betaalmiddel en werden uit de roulatie genomen.
EMU als voorlaatste stap
De EMU wordt beschouwd als een belangrijke stap op weg naar volledige eenwording van Europa. Het is echter nog niet de laatste stap. Het absolute sluitstuk moet gevormd worden door de Europese Politiek Unie (EPU). Europa zou een politieke eenheid moeten worden en blijven om toekomstige interne conflicten te voorkomen. Zover is het echter nog lang niet. Daarvoor zijn de politieke verschillen tussen de landen nog veel te groot. Voorstanders van de EMU wijzen erop dat de ontwikkelingen in het internationale bedrijfsleven altijd voorop lopen op de politieke besluitvormingsprocessen. Vanuit deze visie kan de EMU gezien worden als een krachtige katalysator voor de eenwording van het Europese politieke beleid.