Verschillen tussen jongens en meisjes in rekenonderwijs
In dit artikel lees je over twee onderzoeken naar het rekenonderwijs. En dan voornamelijk de invloed van de leerkracht op het verschil tussen de prestaties van jongens en meisjes. Deze twee onderzoeken worden gekoppeld aan de laatste Cito eindtoets scores. Tot slot blijven er nog een aantal interessante vragen liggen.
Jaren 90
In de jaren 90 (1999) is onderzoek gedaan vanuit het Freudenthal instituut naar de oorzaken van het feit dat meisjes gemiddeld gezien lager scoorden op rekenen tijdens de eindtoets. Zij kwamen tot de conclusie dat het grotendeels ligt aan de manier waarop zij les krijgen. Op veertien basisscholen werd onderzoek gedaan. In de klassensituatie kwamen zij tot een belangrijke factor, namelijk de ordelijke sfeer. Meisjes floreerden in een klas met een ordelijke sfeer en overzichtelijke regels, waarin veel gelegenheid was om vragen te stellen en denkpauzes werden ingelast. In de meer chaotische klassen deden de jongens het juist beter.
Volgens het rapport zouden meisjes beter worden in rekenen als er in de klas een veilig klimaat is, waarin er ruimte is om iets uit te proberen en een klas waarin fouten gemaakt mogen worden. Op de veertien bezochte basisscholen kregen jongens tijdens de rekenles meer beurten als meisjes. Dit zou ook niet bevorderend werken voor de prestatie van de meisjes.
Een goede selectie van de rekenopdracht zou de motivatie van de meisjes kunnen vergroten. Jongens en meisjes hebben namelijk andere rekenkundige voorkeuren. Jongens zijn goed in opdrachten die ervaringskennis vragen en waarin ze gebruik moeten maken van slimmem strategieën. Meisjes zijn juist beter in sommen waarvoor een standaard gevolgd moet worden en waarbij er nauwkeurig te werk moet worden gegaan.
Amerikaans onderzoek
Rekenangstige juffen hebben een negatief effect op de prestaties van meisjes in het rekenonderwijs. Stereotype houding resulteert in het behoud van het stereotype. Zeventien Amerikaanse rekenleraressen werden gevolgd in hun rekenonderwijs. Er werd onderscheid gemaakt in hun mate van angst bij rekentaken (gemeten door spanning meting bij rekentaken). De meisjes uit de klassen met een rekenangstige juf presteerden minder goed, op de jongens in de klas had het geen effect. De lessen waren inhoudelijk van goed niveau, zowel van de rekenzekere en van de rekenangstige juffen. Het lijkt hier dus te gaan om een onbewuste overdracht van 'cijferangst'. Hoe de leraressen deze onbewuste gedacht overdragen is onderwerp van vervolgonderzoek. Waarschijnlijk hangt het samen met hun stemgebruik en lichaamstaal. Een rekentraining kan de angst bij leraressen wegnemen, advies was dan ook: volg een training.
Verschillen jongens en meisjes
In voorgaande jaren halen jongens gemiddeld een iets hogere gemiddelde standaardscores dan meisjes. Jongens en meisjes presteren op onderdelen van de eindtoets gemiddeld genomen duidelijk anders. In 2011 scoren meisjes gemiddeld hoger bij Taal, ook in 2012 is dit het geval. Bij Rekenen-Wiskunde is het verschil tussen jongens en meisjes aardig stabiel. Jongens scoren op dit onderdeel hoger dan meisjes. Op alle onderdelen scoren vroege leerlingen hoger dan de overige leerlingen. Meer meisjes dan jongens zijn een vroege leerling.
Interessant vervolgonderzoek
De vragen die het nog oproept zijn:
- Wat is het verschil tussen lereren en leraressen?
- Hoe zit het tussen rekenzekere en rekenangstige leraren?
- Kan een betere afstemming op de rekenvoorkeuren een verschil maken?
- Wordt dezelfde invloed waargenomen bij taalangste leerkrachten?