Kijk op kinderen en hun spel in de zeventiende eeuw
De bekende dichter Jacob Cats heeft zijn stempel gedrukt op de opvoeding van kinderen in de zeventiende eeuw. Het ontvankelijke kind moest vanaf jonge leeftijd streng worden opgevoed en goed onderwijs ontvangen, opdat het later een goed Christelijk burger zou worden. Spelen was van ondergeschikt belang. Dat denkbeeld veranderde naarmate de eeuw vorderde.
Jacob Cats en zijn ideeën over opvoeding
Jacob Cats (1577-1660) was een bekend dichter, politicus en jurist in de zeventiende eeuw. Zijn ideeën over de opvoeding van kinderen vonden in die jaren veel navolging. Zo was hij voorstander van een strenge opvoeding. Goed onderwijs was enorm belangrijk en zou vanaf het vierde levensjaar kunnen beginnen. Hij vond het vergroten van kennis, bijvoorbeeld door het lezen van moeilijke boeken belangrijker dan spelen. Op zijn tijd een spelletje was prima, maar dan alleen om eventjes te ontspannen tussen belangrijkere dingen door.
Het ontvankelijke kind
Vadertje Cats, zoals Jacob Cats ook wel werd genoemd schreef een veelzeggend gedicht over het kind.
“… Een kint is als een wit papier, dus let wel op dit onnoosel dier. Want soo daer iemant quaet in prent, soo is dat edel wit geschent…”. Met andere woorden, een kind is ontvankelijk voor alles wat men het leert. Of dit nu goede dingen zijn of slechte. Zo vond hij het maar niets om kinderen die niet door de beugel wilden te dreigen met monsters of boemannen, terwijl dit in zijn tijd nog schering en inslag was. Hij was ook tegen straffen als het slaan met roede of plak (houten plank). Dit mocht alleen als het echt niet anders kon. Na een pak op de broek even goed huilen kon geen kwaad. Het kind kon zijn emoties kwijt.
Goede christelijke burgers worden
In het algemeen was de opvoeding van kinderen er op gericht om van hen goede christelijke burgers te maken. Het leren lezen was daarom zo belangrijk, omdat men hierdoor veel Bijbelkennis op kon doen.
Spel aan banden
In de zeventiende eeuw kwam het voor, dat spelen bij wet kon worden geregeld oftewel aan banden gelegd. Er mocht niet worden gespeeld in kerken of op kerkhoven. Dit lijkt nog niet zo vreemd. Maar sneeuwballen gooien of lawaai maken op straat werd ook niet getolereerd.
Spelen wordt belangrijker
Naarmate de eeuw verstreek, vond men spelen voor kinderen steeds belangrijker worden. Nog steeds werd het meeste speelgoed zelf gemaakt (poppen van hout, stof of leer, ballen, tollen, knikkers). Meisjes speelden meestal binnen. Al speelden ze daar dezelfde spelletjes als jongens buiten, bijvoorbeeld tollen of knikkeren.
Centsprenten
Werden verhalen vroeger alleen mondeling verteld, nu kon men in boekenwinkels of op de kermis ook de betaalbare centsprenten kopen. Ze worden wel gezien als de voorlopers van het stripverhaal.
Nieuws werd hier op een aanschouwelijke manier wereldkundig gemaakt (rampen, misdrijven, veldslagen.
Kinderboeken waren er in de zeventiende eeuw nog niet.
Ambachtelijke productie van speelgoed
Met de groei van de welvaart, ontstond de eerste ambachtelijke productie van speelgoed. De eerste speelgoedwinkels openden hun deuren. Het was een vrij beroep, waarvoor geen bepalingen golden.
Neurenberg centrum voor handelen productie speelgoed
Het Duitse Neurenberg was al vanaf de vijftiende eeuw een belangrijk handelscentrum. Centraal gelegen tussen tal van hoofdwegen werd het nu ook het Europees centrum voor handel en productie van speelgoed. Er woonden veel houtsnijders, die zich vroeger voornamelijk bezig hielden met het maken van religieuze beelden voor de Katholieke kerk, maar die nu na de hervorming minder werk hadden. Ze waren genoodzaakt een andere markt aan te boren. Daarom legden zij zich toe op het maken van houten speelgoed. Het werd het begin van een wereldwijde markt. Al waren hun afnemers toentertijd nog alleen de rijke mensen.