Kinderopvang is goed voor de sociaal-emotionele ontwikkeling

In het kader van het streven naar die kwaliteit is er onderzoek gedaan naar de invloed van kinderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. De hier onderbouwde stelling luidt dan ook: kinderopvang is goed voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind met betrekking tot gehechtheid en mogelijke gedragsproblematiek.

Inleiding

Het aantal kinderen dat naar de kinderopvang gaat is de afgelopen jaren almaar toegenomen (Van IJzendoorn, Tavecchio & Riksen-Walraven, 2004). Het moederschapideaal stond en staat echter nog steeds hoog in het vaandel. Mogelijk verklaart dit de grote aantallen kinderen die deeltijds opgevangen worden in ons land (Van IJzendoorn et al., 2004). Hoewel kindgerichte doelen veelal voorop staan in de praktijk van de kinderopvang, rijst daarbij toch de vraag of kinderopvang goed is voor de ontwikkeling van een kind (Van IJzendoorn et al., 2004). De in januari 2005 in gebruik genomen Wet Basisvoorziening Kinderopvang (WBK) regelt onder andere de kwaliteit, met inbegrip van enkele pedagogische aspecten, van de kinderopvang in Nederland (Van IJzendoorn et al., 2004). In het kader van het streven naar die kwaliteit is er onderzoek gedaan naar de invloed van kinderopvang op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen (Van IJzendoorn et al., 2004). De hier onderbouwde stelling luidt dan ook: kinderopvang is goed voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind met betrekking tot gehechtheid en mogelijke gedragsproblematiek.

Onderzoek

Wanneer het gaat om de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen wordt er vaak gesproken over risico’s voor deze ontwikkeling die mogelijk door de kinderopvang ontstaan. Een vergelijking tussen een onderzoek uit 1996 (Van IJzendoorn, zoals beschreven in Van IJzendoorn et al., 2004); een studie uit 2002 (Gevers Deynoot, zoals beschreven in Van IJzendoorn et al., 2004) en een studie uit 2005 (Vermeer et al., 2008) toont aan dat de algehele kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang gedaald is. Opvallend hierbij is wel dat op het gebied van persoonlijke zorg en sociale interactie geen daling in kwaliteit werd gevonden (Vermeer et al., 2008). Wanneer de groepsgrootte echter toeneemt, daalt de kwaliteit van de persoonlijke zorg en sociale interactie (Van IJzendoorn et al., 2004).

Het gehele dagprogramma van de kinderopvang biedt vele mogelijkheden tot sociale interactie en spel tussen de kinderen onderling en met de leidster (Van IJzendoorn et al., 2004). De sociale competentie van kinderen die naar de kinderopvang gaan is in enkele studies hoger bevonden dan die van leeftijdsgenoten die niet naar de opvang gaan. Zo blijken kinderen in de opvang meer complexe sociale interacties te hebben en creatiever te zijn in hun spel met leeftijdsgenootjes (Clarke-Stewart & Allhusen, 2005). Tevens tonen zij meer empathie en blijken meer vriendjes op de basisschool te hebben. Daarnaast zijn deze kinderen doorgaans zelfstandiger en minder angstig in nieuwe situaties (Clarke-Stewart & Allhusen, 2005).

Jay Belsky publiceerde in 1986 een artikel waarin hij de mogelijk schadelijke effecten van kinderopvang na het eerste levensjaar op de gehechtheidrelatie van het kind met de ouder onder de aandacht bracht (Friedman & Boyle, 2008). Kort daarna startte het grootschalige longitudinale door de National Institute for Child Health and Human Development (NICHD) gesubsidieerde Amerikaanse onderzoek dat de invloed van kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen in kaart wil brengen (Friedman & Boyle, 2008). Dit onderzoek werkt vanuit het ecologisch model waarin kind en kinderopvang beschouwd worden in hun wederkerige beïnvloedende sociale contexten (Van IJzendoorn et al., 2004). Ten aanzien van zowel gehechtheid als externaliserend probleemgedrag heeft de NICHD-studie opvallende resultaten gevonden (Van IJzendoorn et al., 2004).

De Vreemde Situatie Procedure blijkt ook voor kinderen in de kinderopvang een valide meetinstrument voor gehechtheid (Friedman en Boyle, 2008). Een meting met dit instrument bij kinderen van vijftien maanden oud toonde aan dat het langdurig bezoeken van de kinderopvang in het eerste levensjaar geen negatieve gevolgen heeft voor de gehechtheidrelatie met de ouders wanneer de opvoeding thuis van goede kwaliteit is en het kind dus een veilige basis kent waarin er sprake is van sensitiviteit van de ouders ten opzichte van het kind (Friedman en Boyle, 2008). Wanneer de thuisopvoeding echter te wensen over laat, bleek kinderopvang wel een risicofactor voor het ontwikkelen van een angstig-vermijdende gehechtheid (Van IJzendoorn et al., 2004).

Uit de resultaten van de Child Behavior Checklist, die in de NICHD-studie werd afgenomen, bleek dat kinderen die naar de kinderopvang gaan hoger scoren op de items die betrekking hebben op externaliserend probleemgedrag (Van IJzendoorn et al., 2004). Het gevonden effect valt echter buiten de klinische range (Clarke-Stewart & Allhusen, 2005). Naarmate kinderen meer uren opgevangen worden, zij meer agressief gedrag vertonen. Wel bleek dit effect pas gevonden bij kinderen die meer dan dertig uur per week in de kinderopvang doorbrengen en in de Nederlandse situatie worden kinderen veelal deeltijds opgevangen (Van IJzendoorn et al., 2004). Zo zijn er meerdere kanttekeningen te plaatsen bij de NICHD-studie ten aanzien van de onderzoeksresultaten met betrekking tot gehechtheid en externaliserend probleem gedrag.

Aangezien in de NICHD-studie vaders en grootouders ook onder de noemer kinderopvang vallen zou daarvoor eigenlijk gecorrigeerd moeten worden (Van IJzendoorn et al., 2004). Immers, spelen vaders mogelijk een positieve rol in bijvoorbeeld het gevonden bescheiden effect van verhoogde agressie bij kinderen die naar de “kinderopvang” gaan? Ook is het zo dat ten aanzien van het verband van kinderopvang met zowel gehechtheid als agressief gedrag er enkel gesproken kan worden van een correlationeel verband en geenszins van een causaal verband (Van IJzendoorn et al., 2004). Men kan dus niet stellen dat kwaliteit of kwantiteit van de kinderopvang veroorzakers zijn van mogelijke gehechtheid- of gedragsproblematiek (Van IJzendoorn et al., 2004). En, zoals hierboven reeds genoemd, zijn er grote verschillen tussen de Amerikaanse en Nederlandse situatie, waaronder het aantal uren opvang per week (Vermeer et al., 2008). Ook is de kwaliteit van de Nederlandse kinderopvangcentra hoger bevonden dan die in de Verenigde Staten (Van IJzendoorn et al., 2004).

Concluderend is kinderopvang niet schadelijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling met betrekking tot de ontwikkeling van een veilige gehechtheidrelatie met de ouders en het uitblijven van de ontwikkeling van externaliserend probleemgedrag, mits er sprake is van enkele protectieve factoren. Zo vormt kinderopvang gecombineerd met een sensitieve en warme opvoeding geen risico op het ontwikkelen van een veilige gehechtheidrelatie. En men kan uit de gevonden resultaten kunnen concluderen dat het ontwikkelen van externaliserend probleemgedrag enkel aan de orde is wanneer kinderen meer dan dertig uur in de week worden opgevangen. De meeste Nederlandse kinderen komen simpelweg niet aan dit aantal. Verder onderzoek is nodig naar de betekenis van de gevonden resultaten voor de Nederlandse situatie.
© 2011 - 2024 Sb333, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
De sociaal-emotionele ontwikkeling van een hoogbegaafd kindDe sociaal-emotionele ontwikkeling van een hoogbegaafd kindVeel mensen denken dat hoogbegaafde kinderen vanzelf goed en snel kunnen leren, dat is iet wat ze makkelijk afgaat. Maar…
Pedagogisch werkAls Pedagogisch werker ben je werkzaam op de kinderopvang, basisschool of jeugdzorg. Je werkt dan in de sector sociaal a…
Ontwikkelingspsychologie van kinderenOntwikkelingspsychologie van kinderenWat is ontwikkelingspsychologie? In welke fases komen kinderen en mensen? Welke aspecten van ontwikkeling leren ze wat h…
Opleiding en beroep - Pedagogisch werker (SPW3)Opleiding en beroep - Pedagogisch werker (SPW3)De opleiding Sociaal-pedagogisch werker wordt ook wel SPW 3 genoemd. Het is een mbo-opleiding, studierichting welzijn en…

Logopedie: terugkoppelen van zinnenLogopedie: terugkoppelen van zinnenWanneer een kind al langere tijd logopedie heeft of oefent in de taal, wordt het tijd om alles terug te gaan koppelen, o…
Ervaringen met sociale vaardigheidstraining op schoolMet behulp van het boek ‘Zo gaan Roos en Tom met elkaar om’ van M. Schmidt en N. van Kordelaar kunnen de sociale vaardig…
Bronnen en referenties
  • Clarke-Stewart, A. & Allhusen, V.D. (2005). What we know about childcare. Londen, Engeland: Harvard University Press.
  • Friedman, S.L. & Boyle, D.E. (2008). Attachment in US children experiencing nonmaternal care in the early 1990s. Attachment and Human Development, 10(3), 225-261.
  • IJzendoorn, R. van, Tavecchio, L. & Riksen-Walraven, M. (2004). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Boom.
  • Vermeer, H.J., IJzendoorn, M.H. van, Kruif, R.E.L. van, Fukkink, R.G., Tavecchio, L.W.C.,
  • Riksen-Walraven, J.M. et al. (2008). Child care in the Netherlands: Trends in quality
  • Over the years 1995-2005. The Journal of Genetic Psychology, 169(4), 360-385.
Sb333 (4 artikelen)
Gepubliceerd: 21-04-2011
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Pedagogiek
Bronnen en referenties: 6
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.