Kinderen in de syndroommix
Sommige kinderen hebben onze hulp hard nodig. Ze lijden aan aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (adhd), leerstoornis, tics, depressie of een combinatie van stoornissen. Wij willen hen helpen, maar hoe? Er valt een hoop op te steken over datgene wat wat wij de 'syndroommix' noemen.
Algemene grondslagen van de diagnose
De syndroommix
Je begint met een echt kind - een kind met gevoelens, behoeften en verwachtingen. Doe daar 2 scheppen ADHD, een snufje Gilles de la Tourette en een scheut dysgrafie bij. Roer voorzichtig en je krijgt een van de mogelijke syndroommixen waarmee een kind, zijn ouders, docenten en andere professionals te maken kunnen krijgen. En waarmee zij zullen moeten omgaan. Wie heeft gezegt dat kinderen maar één enkel probleem kunnen hebben? Vaak komen meerdere problemen in elke denkbare combinatie tegelijkertijd voor. Veel voorkomende ingrediënten van de syndroommix zijn:
- ADHD
- leerstoornis
- stoornissen uit het autisme spectrum, zoals het Aspergersyndroom
- sensorische integratiestoornis
- angststoornis/ obsessief-compulsieve stoornis
- syndroom van Gilles de la Tourette
- depressie
- bipolaire stoornis
- oppositioneel-opstandige gedragsstoornis
- centraal-auditieve verwerkingsstoornis
Als een kind één van de problemen uit de syndroommix heeft, is de kans groot dat een of meer van de andere stoornissen zich voordoen. Niet alleen komt een kind vaak met meerdere problemen ter wereld, die diverse problemen zullen elkaar zullen elkaar bovendien vaak versterken. Een kind kan bijvoorbeeld zowel ADHD als een leerstoornis hebben; zijn gebrek aan concentratievermogen zal het hem dan nog moeilijker maken om te leren, en de leerstoornis zal het hem lastiger maken om zich te concentreren. Zo'n mix van syndromen zal zichzelf blijven versterken.
Zo kunnen de problemen ook op elkaar gaan lijken. Een kind dat zich voortdurend druk zit te maken over al haar angsten, maakt een afwezige indruk en dat gedrag kan voor ADHD worden aangezien. Bovendien zal een gespannen kind zich thuis en op school vaak in een gespannen omgeving bevinden. Die gespannen omgeving is dan misschien wel door het kind zelf veroorzaakt, maar het resultaat is dat hij of zij met gespannen volassenen om moet gaan - en dat is wel het laatste waar zo'n kind op zit te wachten! En verder zitten veel van deze neuropsychiatrische aandoeningen in de familie. En dus kan het zijn dat het kind moet omgaan met ouders die met hun eigen aangeboren problemen worstelen.
Voor elk probleem geld dat er gradaties zijn. We moeten onderscheid maken tussen een 'probleem' (dat wil zeggen: iets wat grote invloed heeft op de kwaliteit van het leven van een kind en om een kordaat ingrijpen vraagt) of een 'eigenaardigheid' (oftewel een ongewoon trekje waar een kind minder door wordt gehinderd). Maar zelfs al voldoet iets niet geheel aan de criteria voor de status van het probleem, dan nog kan het nuttig zijn om er iets aan te doen. John Ratey, eek bekende psychiater, noemt deze minder ernstige kwesties 'schaduwsyndromen'.
Eén mogelijke reden waarom ouders en docenten er moeite mee hebben om uit te puzzelen wat nu toch precies het probleem is, ligt in het feit dat er zo vaak sprake is van meer dan één probleem, en dat de ernst daarvan elk varieert.