Dyslexie: wegwijs in de technische vaktaal
Vanaf 1 januari 2009 wordt de diagnostiek en behandeling van dyslexie vergoed door het basispakket van de zorgverzekering. Bij deze vergoeding is het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling het uitgangspunt. Wanneer de begeleiding binnen het onderwijs niet afdoende is, dienen ouders een psycholoog of orthopedagoog in te schakelen om diagnostisch dyslexie-onderzoek te laten verrichten. Wat zijn de criteria voor het vaststellen van enkelvoudige dyslexie en wat komt er verder nog bij kijken?
Wat is dyslexie?
Door het Protocol Dyslexie en Behandeling wordt de volgende werkdefinitie van dyslexie gegeven:
Dyslexie is een specifieke lees- en spellingstoornis met een
neurologische basis (oftewel de basis ligt in een foutje in de hersenen), die wordt veroorzaakt door
cognitieve verwerkingsstoornissen (problemen in het denkproces met het verwerken van informatie) op het raakvlak van
fonologische (letters en woorden in de vorm van spraakklanken) en
orthografische (spelling) taalverwerking. Deze specifieke taalverwerkingsproblemen wijken in verhouding af van het overige cognitieve en met name taalverwerkingsprofiel en leiden tot een ernstig probleem met het lezen en spellen van woorden ondanks regelmatig onderwijs. Dit specifieke lees- en spellingprobleem beperkt in ernstige mat een normale educatieve ontwikkeling, die op grond van de overige cognitieve vaardigheden geadviseerd zou worden.
De criteria voor het vaststellen van dyslexie
Er is sprake van ernstige en hardnekkige lees- en spellingsproblemen
Onder
ernstig wordt verstaan dat er een
grote achterstand is in de vaardigheden op het gebied van lezen en/of spellen, waarbij de leeftijd en omstandigheden van het kind in acht worden genomen. De score op lezen voor een leerling op een reguliere basisschool valt binnen de laagste 10 procent (D-score) van het normgemiddelde lezen, of een score lager dan 16% op lezen in combinatie met een score lager dan 10 procent (D-score) op het normgemiddelde spellen. NB. Voor een leerling in het speciaal onderwijs geldt dat er minder dan 50% leerrendement wordt behaald dan verwacht wordt op basis van het aantal jaren onderwijs dat het kind gevolgd heeft. Onder
hardnekkig wordt verstaan dat er sprake is van
didactische resistentie. Dit betekent dat het probleem in het aanleren en toepassen van het lezen en/of spellen blijft bestaan nadat er extra, goede, begeleiding is geweest.
Dyslexie als specifieke leerstoornis
De lees- en spellingsproblemen zijn geen onderdeel van een andere stoornis, bijvoorbeeld van een algemeen leerprobleem (intelligentieniveau onder de 70) of van een algemene taalstoornis. Bij dyslexie-onderzoek wordt altijd een intelligentie-onderzoek gedaan. Tevens worden de prestaties van een aantal vaardigheden vastgesteld, namelijk (1) Semantische taalvaardigheden, oftewel de woordenschat van het kind (2) Auditieve woordherkenning, oftewel het herkennen van woorden die het kind hoort (3) Niet-verbale werkgeheugenvaardigheden, bijvoorbeeld het (andersom) kunnen nazeggen van cijferreeksen.
Er is sprake van een dyslexietyperend cognitief profiel
Dit betekent dat de lees- en/of spellingsproblemen voortkomen uit een aantal basale zwaktes welke liggen op het gebied van (1) De fonologische verwerking: het omzetten van klanken in woorden (2) De grafeem-foneemassociatie: het koppelen van klanken aan letters en lettercombinaties (3) Het snel serieel benoemen: het snel achter elkaar benoemen van geschreven letters.
De problemen worden niet veroorzaakt door een andere aandoening of andere stoornis
Ook mag het niet in combinatie zijn met een andere stoornis, waardoor de problemen versterkt worden (
co-morbiditeit). Problemen die gerelateerd kunnen zijn, zijn specifieke leer- en ontwikkelingsstoornissen, spraaktaalstoornissen, en ADHD. Er moet echter in acht genomen worden dat dyslexie ook secundaire gevolgen kan hebben, zoals problemen met begrijpend lezen en schrijven, problemen met betrekking tot het psychosociaal functioneren (bijvoorbeeld faalangst).
Andere termen uit de wereld van de dyslexie verklaard
Instrumenten voor het onderzoeken van leesvaardigheden
- Eén-minuut-test: zo veel mogelijk woorden goed lezen in 1 minuut
- Klepel: zo veel mogelijk niet bestaande woorden (pseudo-woorden) lezen in 1 minuut
- Tests voor het vaststellen van de leesvoorwaarden (kinderen aan het einde van groep 3 moeten deze voorwaarden beheersen): letters benoemen, visuele synthese*, auditieve synthese**, en auditieve analyse***
Instrumenten voor het onderzoeken van spellingsvaardigheden
- PI-dictee: het kind moet een aantal gedicteerde woorden opschrijven
- Zinnendictee: het kind moet een gedicteerde zin onthouden en opschrijven
- Opstel: het kind mag een opstel schrijven over een zelf verzonnen onderwerp
Leerrendement
Soms wordt er met betrekking tot dyslexie (en andere leerproblemen) gesproken over
leerrendement. Dit is het aantal niveaus dat een kind vooruit is gegaan na een bepaalde tijd. Dit wordt berekend aan de hand van
DLE's (Didactische Leeftijdsequivalent). Je
Didactische Leeftijd (DL) is het aantal maanden onderwijs dat is gevolgd, beginnend bij groep 3, waarbij elk schooljaar telt voor 10 maanden onderwijs. Wanneer de DL en DLE met elkaar worden vergeleken, kan het aantal maanden achterstand worden berekend. Bijvoorbeeld: een kind zit in de eerste maand van groep 6 en heeft dus een didactische leeftijd van 30. Wanneer zijn DLE 14 is voor bijvoorbeeld technisch lezen, heeft hij een achterstand op dat gebied van 16 maanden.
* visuele synthese: het kind moet een rijtje woorden die telkens maar 1 á 2 letters van elkaar verschillen, opnoemen. Bijvoorbeeld:
** auditieve synthese: het kind moet losse klanken van een woord, die worden voorgelezen, samenvoegen tot een woord en dit woord hardop zeggen.
*** auditieve analyse: het kind moet een genoemd woord in losse klanken opzeggen.
Tot slot
De eerste verantwoordelijkheid voor het vaststellen van dyslexie ligt bij de school van het kind. De school dient ook in eerste instantie de begeleiding te doen. Wanneer een diagnostisch dyslexie-onderzoek raadzaam blijkt, dient de school het leerlingdossier aan te leveren met daarin de ontwikkeling van het kind op school omschreven (
de schoolanamnese) en de signaleringsgegevens. Uit deze informatie moet een duidelijke stagnatie op het gebied van lezen en/of spellen blijken. Tevens moeten de gegevens aantonen dat extra begeleiding op school tot geen of onvoldoende verbetering heeft geleid. Ouders geven deze gegevens aan de onderzoeker.