Dyscalculie: Een rekenstoornis
Dyscalculie is een leerstoornis. In tegenstelling tot dyslexie, waarbij men ernstige problemen heeft met het lezen van woorden, heeft men bij dyscalculie hardnekkige problemen met het toepassen van rekenkundige kennis. Het woord dyscalculie komt uit het Grieks en Latijn. ‘Dys’ betekent in de Griekse taal slecht en ‘calculie’ komt van het Latijnse woord ‘calculare’ dat rekenen betekent. Geschat wordt dat ongeveer drie tot vier procent van de kinderen te maken heeft met deze rekenstoornis. Wat zijn de oorzaken van dyscalculie? Waar kun je dyscalculie aan herkennen en wat kun je doen om met deze rekenstoornis om te gaan?
De oorzaken van dyscalculie
Er is geen duidelijke oorzaak aan te wijze voor het ontstaan van dyscalculie. De neuropsychologie suggereert dat het te maken heeft met de betrokkenheid en uitval van bepaalde gebieden in de hersenen, maar wat deze hersengebieden er precies mee te maken hebben, is nog niet helemaal duidelijk. Ook wordt er vermoed dat er een erfelijke factor een rol speelt, aangezien dyscalculie vaak binnen families voorkomt.
De diagnose dyscalculie
Het is niet zo dat iedereen die slecht rekent en niet handig is met getallen last heeft van dyscalculie. Om de diagnose te kunnen stellen, moet er aan een aantal criteria worden voldaan, namelijk:
- Er mag geen sprake zijn van slecht onderwijs, waardoor de rekenvaardigheid onder niveau is
- Er is een verschil in niveau tussen rekenvaardigheid en andere vakken
- De leerling valt meermaals uit op betrouwbare toetsen
- Er is geen vooruitgang na zes maanden intensieve begeleiding
Niet iedereen mag de diagnose dyscalculie stellen. Alleen gz-psychologen of orthopedagoog-generalisten zijn hiertoe bevoegd. Onderwijzers of remedial teachers hebben deze bevoegdheid dus niet. In 2013 zijn er nieuwe tests verschenen om deze rekenstoornis vast te stellen. Het gaat hier om de NDS (Nederlandse Dyscalculie Screener), de Zareki-nl en de 3DM Dyscalculie. Deze drie testen voldoen aan de Nederlandse normen.
De kenmerken en symptomen van dyscalculie
Iemand met dyscalculie is geneigd om getallen over te slaan bij zijn berekeningen, hij zal veel gebruik maken van tellen op zijn vingers, ook al leent de opgave zich hier niet voor, omdat deze te complex is. Hij heeft moeite met het omzetten van gesproken getallen naar geschreven getallen en hij zal in langere sommen moeite hebben om het plus- en minteken van elkaar te onderscheiden. De leerproblemen zullen zich beperken tot het gebied van rekenen. Op taalgebied en andere vlakken zal hij gemiddeld of bovengemiddeld presteren.
Gevolgen van de rekenstoornis
Deze rekenstoornis brengt zowel op emotioneel vlak als in het dagelijks leven problemen met zich mee. Wanneer de diagnose niet tijdig wordt gesteld, zal het kind zijn zelfvertrouwen verliezen en wellicht een negatief zelfbeeld ontwikkelen. Hij doet immers zo zijn best, maar de resultaten blijven uit. Hierdoor kan er een vorm van faalangst ontstaan en kan hij erg onzeker worden. Het is dus zaak wanneer men vermoedt dat er sprake is van een stoornis, om deze vast te laten stellen. Dit voorkomt dat het kind zich inspant voor dingen die voor hem met alle wil van de wereld niet haalbaar zijn. Naast rekenkundige problemen zijn er ook dingen in het dagelijks leven die problemen met zich meebrengen, maar die vaak worden vergeten. Denk bijvoorbeeld aan:
- Problemen met klokkijken
- Problemen met ruimtelijke oriëntatie
- Problemen met afrekenen in de supermarkt
- Problemen met vertrek- en aankomsttijden van openbaar vervoer
- Problemen met codes en nummers, zoals pincodes en telefoonnummers
Omgaan met dyscalculie
Dyscalculie is niet te behandelen. Iemand met dyscalculie zal hier de rest van zijn leven last van houden. Er is wel een aantal dingen die gedaan kunnen worden om er beter mee om te gaan. Ten eerste is het zaak om bij het vermoeden van dyscalculie dit vast te laten stellen door iemand die hiervoor bevoegd is. Belangrijk is ook om het kind zelfvertrouwen te geven en aan te moedigen. Het feit dat rekenen niet lukt, zegt niets over de andere vaardigheden van je kind. Zorg verder dat de persoon in kwestie meer instructietijd krijgt, en dat je opgaven eerst voordoet, vervolgens samen doet en het hem daarna alleen laat doen. Probeer één strategie intensief te beoefenen en vermijd allerlei varianten en creatieve manieren van rekenen. Beperk het zelfstandig werken en moedig hulp in een kleine groep aan.