Cito-scores interpreteren
De Cito-toets die eind groep 8 wordt afgenomen is bij de meeste mensen wel bekend. Er worden op de meeste scholen echter gedurende voorgaande leerjaren ook al Cito-toetsen afgenomen. Dit wordt ook wel het Cito Volgsyseem Primair Onderwijs (LOVS) genoemd. Door zulke toetsen af te nemen krijgt de leerkracht een duidelijk beeld van hoe een leerling scoort ten opzichte van andere leerlingen over heel Nederland.
Het nut van Cito-toetsen
Leerkrachten toetsen het hele jaar door. Het grootste deel daarvan bestaat uit zogenaamde methodegebonden toetsen. Deze toetsen komen uit de lesmethodes die op een school gebruikt worden. Na een aantal weken uit een taal- of rekenboek gewerkt te hebben volgt vaak een toets waarin gekeken wordt in hoeverre de leerstof uit het boek beheersd wordt. De methodetoetsen bestaan echter meestal uit vragen die voor de meeste kinderen goed te doen zijn. Er zijn vaak geen extreem moeilijke vragen in verwerkt.
De Cito-toetsen staan echter los van een methode. Door deze toetsen wordt gekeken hoe een leerling scoort ten opzichte van leeftijdsgenoten door heel Nederland. De vragen zijn dus niet noodzakelijk gekoppeld aan het laatst behandelde hoofdstuk/deel van het lesboek. Hierdoor is de score onafhankelijk van de gebruikte methode wat een meer compleet beeld laat zien.
Bovendien kunnen scores over de jaren heen met elkaar vergeleken worden. Een kind dat bijvoorbeeld in groep 4 een A scoort en in groep 5 een D scoort, heeft een duidelijke daling in de resultaten en de leerkracht kan dan onderzoeken waar dat door komt en eventueel ingrijpen. Doordat er ook meer variatie is in de moeilijkheidsgraad van de vragen dan bij methodetoetsen, kunnen bovendien de niveauverschillen tussen de leerlingen duidelijker gemaakt worden.
Interpretatie van de scores
De toetsen worden aangeduid door het vakgebied en een letter en nummer. De E staat voor ‘eind van het schooljaar’ en de M staat voor ‘midden van het schooljaar’. Het getal duidt de groep aan. Zo betekent rekenen E4 dus dat het een gaat om een rekentoets die is afgenomen aan het eind van groep 4. De meeste vakgebieden worden twee keer per jaar getoetst; in het midden en aan het eind van het schooljaar (M en E). De scores kunnen in een tabel of grafiek uiteengezet worden. En in veel gevallen worden die tabellen en/of scores opgenomen in het rapport. Omdat de scores anders zijn dan bij "gewone" toetsen, kan het weleens onduidelijk zijn voor ouders. Heel simpel gesteld wordt er in plaats van een cijfer een letter gegeven. De scores lopen van A (hoogste score) tot E (laagste score). Aan de getallen is te zien hoeveel procent van de andere leerlingen (landelijk gezien) hoger of lager scoort dan de desbetreffende leerling. Zo krijgen de 25% hoogste scorende leerlingen een A-score en de 10% laagst scorende een D-score. Let op: een C-score zit qua letters wel in het midden, maar dat betekent niet dat het een gemiddelde score is. Het betekent namelijk dat meer dan de helft van de leerlingen hoger scoort.
A-score | 25% hoogst scorende leerlingen |
B-score | 25% ruim boven tot net boven het landelijk gemiddelde |
C-score | 25% net tot ruim onder het landelijk gemiddelde |
D-score | 15% ruim onder het landelijk gemiddelde |
E-score | 10% laagst scorende leerlingen |
Verschil tussen rapportcijfers en Cito-scores
Tijdens oudergesprekken krijgen leerkrachten vaak de vraag hoe het komt dat hun kind op de Cito-toetsen lager scoort dan het rapportcijfer aangeeft. Rapportcijfers zijn vaak gebaseerd op de “gewone” methodetoetsen. Dit zijn dus de toetsen die gegeven worden na een aantal weken uit het lesboek gewerkt te hebben. Omdat de vragen dan duidelijk gebaseerd zijn op het lesboek zijn de vragen vaak makkelijker te herkennen voor de leerlingen. De vragen van de Cito-toetsen zijn veel algemener van aard; de vragen zijn niet specifiek toegespitst op de lesstof die pas behandeld is. Ook kan de vraagstelling anders zijn dan leerlingen uit hun lesboeken gewend zijn. Voor sommige kinderen maakt dat het een stuk lastiger. Verder worden in de Cito-toetsen vragen gesteld over leerstof die al veel langer geleden is aangeboden (of, in sommige gevallen, zelfs nog helemaal niet aan de orde is gekomen). Voor kinderen die moeite hebben leerstof gedurende langere tijd vast te houden kunnen de vragen dus lastig zijn. Tot slot wordt met Cito-toetsen meer inzicht gevraagd. Het is belangrijk verbanden te kunnen leggen en het grotere geheel te kunnen onderscheiden. Puur lesstof stampen is dus niet voldoende.
Het is eigenlijk te vergelijken met het verschil tussen het landelijke eindexamen en de schoolexamens op de middelbare school. De schoolexamens worden grotendeels door de leerboeken en/of de leerkracht opgesteld terwijl het landelijke examen meer algemeen is en ook leerstof toetst die langer geleden aan de orde is gekomen.
Het is wel belangrijk niet te vergeten dat Cito-scores niet alles zeggen; het zijn slechts momentopnames. Wel kan het een handig hulpmiddel zijn voor leerkrachten om te zien op welk niveau hun leerlingen scoren.