De vrijheid van Spinoza
Spinoza heeft zich in zijn filosofisch werk bezig gehouden met de vraag hoe de mens individuele vrijheid kan bereiken. Dit maakt zijn werk tot vandaag de dag actueel en hij kan dan ook worden beschouwd als één van de onafhankelijkste denkers van de Nieuwe Tijd, dat wil zeggen vanaf de periode na de middeleeuwen. In zijn korte leven, dat hij grotendeels heeft doorgebracht als verstotene, probeerde hij het Zijn te zien vanuit het perspectief van de eeuwigheid.
Cultuur-historische achtergrond
Spinoza is in 1632 geboren als zoon van een vanuit Portugal geëmigreerde Joodse familie. Het gezin leeft in Amsterdam. Spinoza wordt al vroeg uit de Joodse gemeente gebannen in verband met een visie op God die niet met het joodse geloof in overeenstemming is. Volgens Spinoza bestonden het christendom en jodendom enkel dankzij verstarde dogma's en betekenisloze rituelen. Tevens beschouwde hij de bijbel op een historisch-kritische wijze. De bijbel zou niet woord voor woord door God zijn geïnspireerd en de bijbel moet volgens Spinoza dan ook worden gezien in het licht van de tijd. Volgens Spinoza zou Jezus in het Nieuwe Testament wel als een verwoorder van het woord Gods kunnen worden beschouwd. De komst van Jezus betekende dan ook een bevrijding uit de starheid van het Jodendom, alhoewel ook het Christendom spoedig zou verzanden in dogma's en rituelen. Spinoza pleit voor tolerantie, vrijheid van denken en meningsuiting ten aanzien van religieuze zaken. De vijanden van Spinoza komen uit zowel kerkelijke als politieke kringen en er is zelfs een moordaanslag op hem gepleegd. Nederland is in deze tijd een onafhankelijke staat met een flinke economische groei. Volgens Aufenanger (1990) is Holland het enige land dat de revolutionaire ideeën van de Renaissance voortzet, met name in de jaren van de liberale regeringsleider Johan de Witt, met wie Spinoza bevriend is. Aufenanger (1990) meent dat het radicale denken van Spinoza in deze tijd dan ook nergens anders dan in Holland mogelijk is geweest.
Project
De centrale vraag die Spinoza zich heeft gesteld, is hoe de mens individuele vrijheid kan bereiken. Hij probeert een antwoord op deze vraag te formuleren door gebruik te maken van de menselijke ratio, wat hem een uitgesproken rationalist maakt. Eén van de kenmerken van Spinoza is dat hij het gehele Zijn in het perspectief van de eeuwigheid wil omvatten. In zijn hoofdwerk De Ethica (1675) geeft Spinoza een beschrijving van de manier waarop de mens kennis van het Zijn als geheel- en daarmee van individuele vrijheid bereikt. Volgens Aufenanger (1990) is Ethica één van de radicaalste beshrijvingen van de individuele vrijheid van de mens. is Juist vanwege zijn positie als verstotene is het voor Spinoza mogelijk om zijn blik op het Zijn als geheel te richten.
Methodische werkwijze
Zowel de opbouw als de denkwijze van Ethica worden gekenmerkt door een zeer rationele mathematische methode en staat vol stellingen, bewijzen, definities en vervolgstellingen. Spinoza hanteert deze stellingen als heldere voorstellingen, ofwel axioma's. Een voorbeeld van de hand van Aufenanger (1990) is: "Niets bestaat, uit de natuur waarvan niet één of ander gevolg volgt" (p.101). Vervolgens wordt door middel van deductie, waarbij dus alles wordt uitgesloten wat aan de voorstelling vreemd is, overgegaan naar een volgende voorstelling. Op deze wijze komt Spinoza tot de wetten van het Zijn, dat hij ook natuur noemt. Voorwaarde voor deze denkwijze is de aanvaarding van het hoogste axioma. Volgens Spinoza is deze methode enkel voorbehouden aan degene die niet aan vooroordelen lijdt. Een bezwaar tegen deze methode is dat een axioma voor de één volstrekt helder en voor een ander toch onduidelijk kan zijn. Toch is dan geleerd om een kritische gedachte volledig en tot het einde uit te denken. "Denken de mensen echter consequent tot het einde, slaan zij niets over, houden zij voor geen vooroordeel, gevoel of gedachte halt, dan moeten zij ook een nieuwe orde instellen, omdat een radicaal denken steeds een kritiek van het bestaande is" (Aufenanger, 1990, p.102).
God of natuur
Spinoza wil in zijn ethiek aantonen dat ons leven door de wetten van de natuur wordt bepaald. De deugd ligt in de mens ofwel de natuur zelf besloten, tenminste wanneer de mens de zuivere wetten van de natuur volledig begrijpt. "Hij zag God in alles wat bestaat en hij zag alles wat bestaat in God" (Gaarder, 1998, p. 270). Dit samenvallen van God en de natuur wordt ook wel pantheïsme genoemd. Waar Descartes vóór Spinoza had bepaald dat er twee substanties zijn, namelijk denken en uitgebreidheid, beweert Spinoza dat er maar één substantie is, namelijk God of natuur. Spinoza is dus een monist; hij zegt dat de natuur en alle levensomstandigheden op één en dezelfde substantie terug te voeren zijn. Juist wanneer hij God en de natuur op één lijn stelt, neemt hij afstand van de christelijke en joodse opvatting. Volgens Spinoza
kennen wij God onder twee verschijningsvormen, die hij attributen noemt, namelijk denken en uitgebreidheid, ofwel geest en stof. God of de wetten van de natuur zijn de interne oorzaak van alles wat er gebeurt. God is dus niet een poppenspeler die de wereld van buitenaf bestuurt, maar God bestuurt de wereld vanuit de wetten van de natuur (Gaardner, 1998). Alles wat gebeurt, wordt hiermee noodzakelijk. Spinoza heeft dus deterministische kijk op het leven van de natuur.
Vrijheid
Volgens Spinoza leven we alleen dan in vrijheid, wanneer we onze aangeboren mogelijkheden vrij kunnen ontplooien. Wij worden echter altijd bepaald door interne aanleg en externe voorwaarden. Spinoza bedoelt hiermee dat een mens weliswaar kan streven naar vrijheid om zonder externe dwang te kunnen leven, maar de mens blijft gebonden aan de wetten van de natuur en zal dus nooit een vrije wil krijgen. We kunnen immers niet zelf bepalen wat er met ons lichaam gebeurt en we kunnen volgens Spinoza ook niet zelf bepalen wat we denken. Alleen God of de natuur is in staat om in volledige vrijheid te handelen. "Als we inzien dat alles wat gebeurt, noodzakelijk is, kunnen we intuïtieve kennis van de natuur als geheel verwerven. We kunnen een punt bereiken, waarop we loepzuiver ervaren dat alles met elkaar samenhangt, ja, dat alles één is. Je moet als het ware alles wat bestaat in een totale blik omvatten. Pas dan kun je het hoogste geluk en de grootste gemoedsrust bereiken" (Gaarder, 1998, p.276). Spinoza noemt dit 'sub specie aeternitatis', ofwel alles zien vanuit het perspectief van de eeuwigheid. Om dit te kunnen bereiken moeten wij ons bevrijden van onze gevoelens en affecties. Diegenen die zich laten leiden door affecties, zijn volgens Spinoza onvrij. Echter, door gebruik te maken van ons verstand, kan de mens de affecten verdrijven. De mens wordt dan actief en is in staat om heldere ideeën te scheppen en de benodigde kracht om te kennen. Dit is de weg naar innerlijke vrijheid.
Conclusie en leestips
Spinoza formuleert met het Zijn vanuit het perspectief van de eeuwigheid en het bestaan van natuurwetten een antwoord op de vraag hoe de mens individuele vrijheid kan bereiken. Hij stelt dat vrijheid niet wordt verkregen op grond van een geschreven wet of macht, maar enkel op grond van een recht in de natuur en zijn eigen vermogen.Volgens Spinoza moeten de maatschappij en de staat dan ook anders worden opgebouwd. Als de mens niet langer onwetend is, zal er een verschuiving plaatsvinden naar het Zijn zelf in plaats van de moraal van het behoren-te-zijn (Aufenanger, 1990). Enkele boeken die meer vertellen over Spinoza zijn onder andere Het Raadsel Spinoza van Yalom, De Wereld van Sophie van Gaarder en Filosofie van Aufenanger.