Woonplaatsen van hominiden
Onder 'woonplaatsen' van hominiden verstaan we plaatsen waar deze vroege mensachtigen een langere tijd verbleven. Het verblijf en de lengte ervan was afhankelijk van de vegetatie die er groeide en het wild dat er aanwezig was. Eigenlijk zijn het 'huizen' van 2 miljoen jaar oud, die we herkennen aan de grote concentraties van fossiel materiaal, stenen gereedschappen en afval, dat aanwezig is in een betrekkelijk klein gebied.
Kenmerk: beperking van de woningen
Het overblijfsel van de 'woningen' van de hominiden is beperkt tot een diepte van slechts enkele centimeters. De aarde waar deze vroege mensachtigen op hurkten is nog altijd te vinden, compleet met de overblijfselen van de dingen die zij maakten en aten. Deze overblijfselen zijn overal in het rond verspreid te vinden. Al die woonplaatsen werden geleidelijk aan bedekt met:
- door de wind meegevoerd stof;
- modder dat door opkomend water werd afgezet;
- oprukkende begroeiing.
Door de geleidelijke manier waarop het gebeurde, werden de hominiden-woonplaatsen bedekt, zonder iets te verstoren. Daardoor zijn de voorwerpen die het antropologen echtpaar Leakey met zoveel moeite naar boven heeft gebracht en later gecatalogiseerd, precies op dezelfde plaats gebleven als ze door de vroege mensachtigen waren achtergelaten.
Verspreide ligging
Nu is het
niet zo dat overal in de Olduvai-kloof:
- voorwerpen en resten in een beperkte ruimte;
- slechts enkele centimeters diep;
- bij elkaar
ontdekt zijn.
Elders in het gebied zijn gereedschappen en beenderen gevonden, die verspreid over zand- en kleilagen op enkele tientallen centimeters diepte aangetroffen werden. Deze vondsten waren door de rivier gemengd en meegevoerd waarna ze van tijd tot tijd zijn afgezet, zodat hun ligging ten opzichte van elkaar niet zo veel zegt.
Vondsten uit een woonplaats
Wanneer zo'n woonplaats van hominiden wordt blootgelegd, dan wordt daarin aangetroffen wat de Homo habilis achter liet, zoals:
- een groot aantal viskoppen;
- krokodillenbeenderen;
- gefossiliseerde wortelstokken van papyrusplanten.
Uit deze vondsten kan worden geconcludeerd dat de Homo habilis:
- minstens op één plaats nabij water woonde;
- uit dit water zijn voedsel haalde.
Omdat op andere plaatsen veel beenderen van flamingo's gevonden werden weten antropologen dat het water in die omgeving een meer geweest moet zijn, dat ondiep en enigszins basisch was. Daarbij is het zo dat alleen die twee factoren (ondiepte en basisch) de kleine waterdiertjes voortbrengen die door flamingo's worden gegeten. Heden ten dage zijn veel Oostafrikaanse meren nog altijd zo.
Werktuig-vindplaatsen
In Olduvai zijn - verspreid over een 18 kilometer lang gebied in deze kloof - uit een totaal van 70 plaatsen, tien woonplaatsen gevonden waar fossielen of werktuigen aanwezig waren. In één van die woonplaatsen was het beschavingsafval op een heel eigenaardige wijze gerangschikt. Er werd namelijk een grote concentratie van flinters en schilfers gevonden. Deze flinters en schilfers waren afkomstig van de vervaardigde gereedschappen en vermengd met een groot aantal fragmenten van stukgeslagen dierenbeenderen. Deze vondsten trof men aan samengeperst in een bijna rechthoekig gebied van ongeveer 5 meter breed en 10 meter lang. Om die rechthoek heen lag een strook van circa 1 meter breed, waar vrijwel geen beschavingsrommel te vinden was. De grond was daar bijna kaal. Echter buiten die strook werd het materiaal weer tamelijk overvloedig. De vraag kwam daarbij op wat daar de verklaring van zou kunnen zijn.
Verklaring
De meest voor de hand liggende verklaring is dat het centrale deel (met de dichte concentratie afval) de eigenlijke woonplaats was. Deze woonplaats werd omgeven door een dichte, beschermende doornenhaag. Daarbinnen vervaardigden de bewoners veilig en op hun gemak hun werktuigen en nuttigden zij hun voedsel. Alles wat ze eenvoudig niet op de grond lieten vallen, gooiden ze over de haag naar buiten.
Cirkelvormige formatie stenen
Op een andere plaats vond men een min of meer cirkelvormige formatie van stenen met een diameter van ongeveer 5 meter. Dat was een heel opmerkelijke vondst, want niet alleen heeft men maar weinig andere stenen op die woonplaats gevonden, maar de stenen die er wel gevonden werden lagen willekeurig verspreid. Daarentegen bestond de cirkel uit een dichte concentratie van verscheidene honderden stenen, die zorgvuldig waren gerangschikt. Dat moet door iemand gedaan zijn, die ook de moeite heeft genomen om - telkens om de 60 of 90 centimeter - een hoger stapeltje stenen aan te leggen.
Deze groepering van stenen is bijna 2 miljoen jaar blijven bestaan en doet denken aan een onderkomen dat ook nu nog wordt gemaakt door de Okombambi stam in Zuidwest-Afrika. De Okombambi stam maakt eveneens lage cirkels van stenen, met hoge stapels op regelmatige afstand om palen of takken waarover huiden of grasstengels worden uitgespreid te ondersteunen. Hierdoor wordt de wind buiten gehouden.
Behalve de aanduiding van bepaalde activiteiten (flinters die binnen de cirkel van stenen gevonden zijn), zijn er nog meer aanwijzingen voor een grote verscheidenheid aan activiteiten buiten deze cirkel. Dat lijkt logisch als we letten op:
- de geringe binnenafmetingen van de onregelmatige cirkel, die slechts drie bij vier of vijf meter bedragen. Iets dat nogal krap is voor het 'thuis' van meerdere mensen;
- er waren enkele buitengewoon goede jagers of aaszoekers in de groep, want het omliggende gebied bevatte de gefossiliseerde resten van giraffen, nijlpaarden, vele antilopen en de tand van een Dinotherium (uitgestorven olifant);
- de mensen er goed van aten en waarschijnlijk vonden ze het prettiger om buiten te eten, dan in de beperkte ruimte van het onderkomen.
Herkomst van het vlees
Of de Homo habilis die grote dieren zelf gedood, ze in moerassen gejaagd hebben en daar hebben helpen sterven, óf dat de vroege mensen zich de prooien van andere carnivoren (vleeseters) hebben toegeeigend, dat blijkt niet uit de vondsten. Duidelijk is wel geworden dat de hominiden een buitengewoon groot karkas in stukken sneden en opaten.
Slachtplaatsen
In Olduvai zijn twee plaatsen gevonden die als slachtplaatsen beschouwd kunnen worden. Een ervan bevatte het skelet van een olifant, de andere dat van een Dinotherium (uitgestorven olifant). Omdat beide dieren enkele tonnen wogen, was het onmogelijk om ze te verplaatsen. Er zal dus niet anders op gezeten hebben dan bij het karkas te blijven en te hakken en te kauwen tot het vlees op was. Er is bewijsmateriaal op deze slachtplaatsen gevonden waaruit men kan concluderen dat dit dan ook gebeurde.
Op beide plaatsen ligt het bijna volledige skelet van een enorm dier, de beenderen in wanorde alsof zij van elkaar gerukt en gehakt zijn. Tussen de beenderen liggen afgedankte vuisbijlen en andere stenen werktuigen, die bij het hakken gebruikt zijn.
Ontwikkeling van hominiden onthuld
Het is een fantastisch beeld dat het werk van antropologe Mary Leakey heeft onthuld. Net zoals de verwikkelingen en de subtiliteiten van de chimpansee- of bavianen-samenleving heel wat complexer blijken te zijn dan iemand zich een generatie geleden zou kunnen voorstellen, zo blijkt ook de cultuur van de vroege tweebenige hominiden veel complexer dan verwacht.
Hersengrootte
De reden waarom echtpaar Leakey concludeerde dat het wezen die deze uitgebreide gereedschap-samenstelling gemaakt heeft een
mens was (en daarom
Homo habilis genoemd moet worden) is
niet de afmetingen van zijn hersenen, maar de ontwikkelde cultuur die Mary heeft opgegraven. Mary geeft niets om de grootte van die hersenen. Het gaat haar erom wat de vroege mens met die hersenen kon dóen. Wanneer de hominide volgens een vast patroon werktuigen kon maken (en ze niet alleen maar gebruiken), dan was hij een mens.
Overigens is Mary Leakey geen aanhangster van de theorie die wordt aangehangen door veel antropologen, namelijk dat de Homo habilis af zou stammen van de Australopithecinae. Mary is van mening dat de Homo habilis een eigen afstammings-geschiedenis heeft en dat het fijngebouwde type Australopithecus een neef is en geen voorvader. De redenen hiervoor zijn subtiel en moeilijk te bewijzen, maar is in wezen slechts een woordenspel.