De achterhaalde data van het consumentenvertrouwen
De motor achter de Nederlandse economie is het consumentenvertrouwen. Wat is dit precies en hoe staat het er voor met dit vertrouwen en de daaruit voortvloeiende koopbereidheid in Nederland? Waarom blijken de gegevens achter de data van het CBS achterhaald?
Consumentenvertrouwen
Definitie: het consumentenvertrouwen is een statistiek die informatie geeft over het vertrouwen en de verwachtingen van consumenten over de ontwikkelingen van de Nederlandse conjunctuur of economie.
De berekening van het consumentenvertrouwen volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek(CBS):
De index van het consumentenvertrouwen geeft aan in hoeverre huishoudens vinden dat het economisch gezien in Nederland, of meer nog om hen heen, beter of slechter gaat. Daarom bepaalt het CBS het consumentenvertrouwen op basis van de mening van huishoudens:
- over het algemene economisch klimaat
- en over de eigen financiële situatie.
Hierover stelt het CBS maandelijks in het Consumenten Conjunctuuronderzoek (CCO) vijf vragen aan ongeveer duizend huishoudens. De huishoudens kunnen vinden:
- dat het beter gaat (de ‘optimisten’),
- dat het slechter gaat (de ‘pessimisten’)
- dat de situatie gelijk blijft.
De gestelde vijf vragen van het CBS aan de huishoudingen m.b.t. het consumentenvertrouwen zijn:
macro-economisch:
- Vindt u dat in het algemeen de economische situatie van ons land de afgelopen twaalf maanden beter is geworden, slechter of hetzelfde gebleven?
- Wat denkt u van de komende twaalf maanden? Zal in het algemeen de economische situatie van Nederland dan beter worden, slechter worden of hetzelfde blijven?
ten aanzien van de eigen portemonnee:
- Als het gaat om meubelen, een wasmachine, een televisie en andere duurzame artikelen. Vindt u dat het nu voor de mensen een gunstige of een ongunstige tijd is om zulke grote aankopen te doen of noch het een noch het ander.
- Is de financiële situatie van uw huishouden de laatste twaalf maanden beter geworden, slechter of ongewijzigd gebleven?
- Wat verwacht u van de financiële situatie van uw huishouden? Zal deze in de komende twaalf maanden beter worden, slechter of ongewijzigd blijven?
Kritiek op de verzamelde data van het CBS
.
Vragen gesteld aan gezinnen
De feiten:
- Het aantal huishoudens in Nederland op 1 januari 2010 bedroeg 7,39 miljoen en neemt sterker toe dan de bevolkingsomvang. (16.6 miljoen in januari 2010).
- Dit wordt veroorzaakt door de sterke toename van het aantal eenpersoonshuishoudens tot ruim 2,70 miljoen op 1 januari 2010.
- Het aantal huishoudens bestaande uit 1 ouder of 2 ouders en 1 of meer kinderen is dus 5 miljoen.
- 70 procent hiervan bestaat uit 2 ouders en 1 of meer kinderen: 3,5 miljoen. (Volgens het CPB groeien de meeste kinderen (ongeveer 70%) op in een gezinssituatie met twee ouders van verschillend geslacht, die in verreweg de meeste gevallen ook nog getrouwd zijn.)
- Ongeveer 25% van de kinderen groeit op in een eenoudergezin. Dit lijkt weinig maar het is een verdubbeling van het percentage van zo’n vijftien jaar geleden.
- In 1960 bestond een huishouden nog gemiddeld uit 3,6 personen, in 2009 waren dat er nog maar 2,2.
De niet meegerekende grote groep van eenpersoonhuishoudens.
Het CBS verzamelt de data van ongeveer 1000 gezinnen. De verdeling van de gezinssituatie in de enquete is nergens gepubliceerd.
Gezinnen impliceert meer mensen dan 1=eenpersoonshuishoudens. Dat betekent dat de snel groeiende groep van eenpersoons-huishoudens
(2,70 miljoen tegenover 7,39 miljoen= >33 procent) niet wordt meegerekend in de data van het CBS.
Toch zijn de eenpersoonhuishoudens een heel belangrijke groep op de consumentenmarkt: een eenpersoons-huishouden heeft in het algemeen heel andere behoeften dan een gezin. Bijvoorbeeld een student heeft geen witgoederen nodig: hij gaat naar de wasserette en gebruikt de gezamelijke ijskast.
Aan de andere kant zal de student of de 'eenpersoonshuishouder' veel eerder een Ipad of een laptop aanschaffen. Hoewel de Ipad en de laptop evenveel kosten als een duurzaam consumptie-goed als ijskast en wasmachine (400-800 Euro) is de aanschaf van niet-witgoederen die een duurzaamheid hebben van ongeveer 3 tot 4 jaar niet meegenomen in het onderzoek.
Koopbereidheid
Koopbereidheid wordt afgeleid uit het consumentenvertrouwen. Het consumentenvertrouwen is zoals hierboven is getoond een samenspel van macro-economische gedachten van de ondervraagden en de gedachten t.o.v. het eigen 'huishoudboekje', of portemonnee.
Is de koopbereidheid laag, dan impliceert het dat het consumentenvertrouwen laag is en visa versa.
Kritiek
- De koopbereidheid wordt alleen maar afgeleid uit het gezinsverlangen om binnen de komende twaalf maanden zich duurzame consumptiegoederen aan te schaffen. Deze duurzame consumptiegoederen worden in de enquete aangemerkt als: 'meubelen, een wasmachine, een televisie en andere duurzame artikelen'.
- De samenleving is enorm veranderd sinds bijvoorbeeld 1960, toen het standaardgezin bestond 3,6 personen. Daarbij is ook de houding van de Nederlanders enorm veranderd: er is een toenemende aandacht voor een 'groene' levenshouding, die impliceert dat men niet 'zomaar' iets weg doet als men zin heeft in iets nieuws met betrekking tot de duurzame consumptiegoederen. Dat was al niet zo voor de crisis van 2007 en in de 'behoedzame' jaren 2008-2011 is een dergelijke houding al niet anders.
- Ten aanzien van electronica in de vorm van mobile telefoons, laptops, Ipads, gameconsoles en dergelijke is de houding van de Nederlandse consument wel degelijk veranderd: men wil graag het nieuwste van het nieuwste hebben en de omloopsnelheid van geavanceerde technologica is enorm te noemen.
- Ook is het zo dat als het inkomen maar slechts1-2 procent nadelig verschilt vanwege een toenemende inflatie dit de consument er in het algemeen niet van weerhoudt om zijn geliefde nieuwe dure speeltje toch maar te kopen.
De gepubliceerde situatie met betrekking tot het consumentenvertrouwen en de koopbereidheid in 2011
'Sinds de economische crisis van 2007 is de trend van het consumentenvertrouwen dalend geweest. Het vertrouwen van de consument in Nederland was laag door het verslechterende economisch klimaat en de motieven ten aanzien van de eigen portemonnee:
- vermogensontwikkelingen: deze hebben vooral betrekking op de (dalende) huizenprijzen, de ontwikkelingen op de beurzen etc.
- inkomensontwikkelingen: bij traag stijgende lonen (2010= 1pct) en sneller ontwikkelende inflatie (> 2pct.) houdt men minder te besteden over.
'
Daarnaast wordt gesteld dat: 'het probleem van afnemende koopbereidheid is dat de detailhandel erop achteruitgaat. Dat is weer slecht voor een positieve banenontwikkeling: er ontstaat meer werkeloosheid. Gezegd moet worden dat het consumenten-vertrouwen veel vaker negatief is dan positief in de statistieken van de laatste jaren'.
Kritiek
- In de statistiek van het CBS worden alleen de gezinnen in Nederland meegenomen en die worden dan vertegenwoordigd door 1000 random gekozen huishoudens. Dit laat meer dan 30 procent van de Nederlandse eenpersoonshuishoudens buiten beschouwing.
- De vragen worden alleen gesteld t.o.v duurzame gebruiksgoederen (meubels, t.v's witgoederen etc.)
- Er wordt geen rekening gehouden met het feit dat als de gezinnen geen duurzame gebruiksgoederen kopen er vrij veel ruimte is voor de andere consumptie-goederen, die niet in de berekeningen en data worden meegenomen.
- Er wordt weinig rekening gehouden met de veranderende 'groene' mentaliteit van de gezinnen met betrekking tot duurzame goederen: 'wat nog goed is vervang je niet'.
- Dit alles vertoont dus een totaal vertekend beeld van het consumptievertrouwen van de Nederlandse gezinnen, waarschijnlijk geven de gezinnen nog steeds vrij veel uit binnen de ruimte die ze hebben,(de koopbereidheid dus), alleen kopen ze er andere dingen voor dan de duurzame goederen waarnaar het CBS vraagt. (Sparen gebeurt in 2011 door de lage rentes minder dan ooit.)
- De opmerking dat het cijfer van het CBS zijn neerslag vindt in een achteruitlopende detailhandel is apert onjuist, de detailhandel bestaat uit veel meer dan de duurzame consumptiegoederen waarover het CBS de vragen stelt.
Conclusie
De maatschappij is aan buitengewoon sterke veranderingen onderhevig. Hoewel het CBS dit weet worden de data van het consumentenvertrouwen niet aangepast. Er mag dan een crisis zich afspelen in de sector van de door het CBS gehanteerde duurzame consumptiegoederen, het zegt helemaal niets over de koopbereidheid van de Nederlander ten aanzien van de niet- onderzochte goederen. De enige conclusie die men daaraan kan verbinden is dat het onderzoek totaal geen afspiegeling is van wat er in de Nederlandse samenleving speelt in 2011.