Het Godsoordeel
Het godsoordeel is een rechtsprocedure waarbij men de wil van God vast stelt. Dit kan door middel van het al dan niet doorstaan van een beproeving of een tweegevecht, waarbij de winnaar door God uitverkoren zou zijn. Deze rechtsprocedure werd in Europa met name in de Middeleeuwen gebruikt.
Het Godsoordeel
De wil van God wordt vastgesteld en van deze wil hangt het al dan niet schuldig zijn van een beklaagde af. Deze rechtsprocedure werd in de Middeleeuwen gebruikt wanneer de verdachte ontkende. Het idee achter het Godsoordeel is dat God onschuldige mensen zou willen behoeden voor leed, en zij zouden dus de gestelde beproevingen doorstaan met Gods hulp.
Soorten beproevingen
De vuurproef
De vuurproef hield in dat de beklaagde over gloeiende kolen moest lopen, of een gloeiend heet voorwerp (witheet ijzer bijvoorbeeld vast moest pakken. Hierdoor zou hij brandwonden oplopen en zijn schuld of onschuld werd bepaald door de genezing daarvan. Na enkele dagen werd de huid van de beklaagde gecontroleerd, deze huid moest gaaf zijn om te slagen voor de proef. Het is niet vreemd dat uiteraard niemand ooit geslaagd is voor de vuurproef.
Er is ook nog een andere variant op deze 'hitteproef', hierbij werd kokend water gebruikt in plaats van vuur, wat wel hetzelfde effect opleverde, namelijk brandwonden.
In 'De Heksenhamer' (Malleus Maleficarum, 1486) werd de vuurproef afgewezen.
De waterproef
Deze proef is met name bekend door de heksenvervolgingen. De vermeende heks werd vastgebonden aan handen en voeten in water gedompeld. Als zij zou blijven drijven, was ze inderdaad behekst, als ze zonk was ze onschuldig. Het kwam overigens regelmatig voor dat de beklaagden die zonken alsnog verdronken.
Deze proef was niet moeilijk, als je wist hoe het werkte en dat was het probleem. Op het moment dat je uitademt, zou je naar beneden zinken. De meeste mensen in de Middeleeuwen konden echter niet zwemmen en begonnen als bezetenen te spartelen omdat ze in paniek raakten. Hierdoor bleven ze min of meer drijven, wat hun veroordeling tot gevolg had.
'De Heksemhamer' prees deze manier van het verkrijgen van een Godsoordeel juist aan. Aan het einde van de 16e eeuw werd de proef in Holland en Brabant verboden.
De kruisproef
Van deze proef wordt wel gezegd dat hij is ingesteld door geestelijken. Wanneer er twee partijen een geschil hadden, moesten ze beide zo lang mogelijk in een kruishouding staan. Wie dit het langst volhield werd beschouwd als de onschuldige.
De gifproef
De beklaagde kreeg een niet-dodelijke hoeveelheid gif toegediend. Wanneer hij onschuldig was, zou hij door Gods wil niet ziek worden van het gif.
De baarproef
De beklaagde moest het lijk van het slachtoffer aanraken, zonder het lijk te laten bloeden. Wanneer het lijk begon te bloeden, was de beklaagde schuldig.
De heilige bete
Om voor deze proef te slagen moest de verdachte een stuk brood met kaas op moest eten zonder zich te verslikken.
Het tweegevecht
De naam zegt het al, de twee vechters worden tegenover elkaar gezet om elkaar te bevechten. Degene die dit gevecht wint, heeft Gods steun. Dit gevecht kon ook door de verdachten zelf aangevraagd worden, om zo een normaal proces te ontlopen.
Verbod op Godsoordelen
Godsoordelen werden al in 1215 verboden, namelijk door Paus Innocentius III. De redenen voor het verbod op Godsoordelen waren als volgt:
- Godsoordelen waren een vorm van tovenarij en je mocht tovenarij niet met tovenarij bestrijden.
- God werd uitgedaagd door de mens, door de vraag om zijn oordeel te geven. De mens dwong God als het ware om op te treden tegen de mensen en dat mocht niet.
Ondanks dit verbod, gingen met name de water- en vuurproeven gewoon door. Ook het tweegevecht werd nog regelmatig gebruikt om Gods wil te bepalen, in Engeland werd dit pas in 1819 afgeschaft.