Over 'blindekens', 'ooglijders' en 'mensen die blind zijn'
In de Middeleeuwen deed men niet aan oogheelkunde. Zij die bijvoorbeeld tijdens een veldslag gewond raakten aan hun ogen werden veelal blind en voor hen was er geestelijke zorg. Pas veel later werd er aan oogheelkunde gedaan. Het geloof in de geestelijke zorg maakte meer en meer plaats voor geloof in de medische zorg. Weer later kwam meer de mens dan het defecte oog centraal te staan. De tijdgeest verandert.Blindekens te Brugge
Al begin vijftiende eeuw was er een gasthuis voor arme blinden in Brugge. Bij dat gasthuis stond er eerst een houten gebedshuis. Later na een brand, kwam er een stenen kapel voor in de plek. Het werd door broeders georganiseerd in het kader van de zogenoemde ‘goede werken’. In de zeventiende eeuw werd de kapel, voluit de ‘kapel van Onze-Lieve-Vrouw van Blindekens’, herbouwd en het gasthuis werd in de twintigste eeuw verbouwd tot bejaardenwoningen.In de zuidelijke Nederlanden werd met de toevoeging -ke een verkleinwoord gemaakt. Een ‘blindeke’ is dus een ‘blindje’. Blindekens’, dat er op een gegeven moment niet enkel meer was voor blinden en ook meerdere gebedshuizen ging omvatten, bevindt zich aan de Kreupelenstraat te Brugge.
In de kapel hangt een schilderij van Jacob van Oost de Oude uit 1650, getiteld ‘De toevlucht van blinden en armen tot OLV-van-Blindekens’.
Blindelieden te Dordrecht
De Dordtse ‘Blindeliedengasthuissteeg’ herinnert aan een gasthuis voor blindelieden. Dat gasthuis werd omstreeks 1300 gebouwd en in 1629 afgebroken. Net als in Brugge was er bij het gasthuis een kapel en die kapel is er nog. Voor de blindenlieden die niet konden werken was er in dit gasthuis een bed en ‘warmte’. De patroonheiligen oftewel beschermheiligen waren Cosmas en Daianus.Ooglijders te Den Haag
Aan de Tasmanstraat, op de hoek met de Laan van Meerdervoort, kwam er vanaf het einde van de negentiende eeuw een ‘inrichting voor ooglijders’. Die inrichting werd ook wel een gesticht genoemd, dus het ooglijdersgesticht. ‘Ooglijders’ waren oogpatiënten en een gesticht was een gasthuis. Oogartsen deden daar vooral aan oogmeting en brillen voorschrijven.‘Inrichtingen voor ooglijders’ werden gesticht door mensen die iets wilden doen tegen armlastigheid en minvermogendheid. Er was naar verluidt een groot standsverschil tussen de oogartsen uit welgestelde gezinnen en de ooglijders uit de Transvaalwijk. Een ander bekend(er) ooglijdersgasthuis was dat te Utrecht. Dat was een ziekenhuis met een bovenregionale functie en daar werd allerlei oogheelkundige zorg verleend.