Stimulanten binnen de wetenschap gelijk aan doping?
Wielrenners gebuiken EPO om harder te kunnen fietsen. Gewichtheffers gebruiken anabole steroiden om meer te kunnen tillen. Sprinters, verspringers, boxers, skiers en zelfs darters zijn al door de mand gevallen met doping. Maar ook wetenschappers gaan langzaamaan "aan de drugs". Net als sporters hebben zij energie nodig om de competetie aan te gaan en gepubliceerd te worden.
De drugs
Wetenschappers en studenten hoeven natuurlijk niet hoger te springen of verder te gooien, maar staan wel onder druk om prestaties te leveren. Stimulanten en andere medicijnen om wakker te blijven helpen de professoren de nacht door. Andere drugs bevorderen alertheid, waardoor academische prestaties omhoog gaan.
Is het doping?
Is het nemen van een stimulant door een wetenschapper wel te vergelijken met hormonen inspuiten voor de Tour de France?
Aan de ene kant natuurlijk wel, want het is een onnatuurlijke manier om je prestaties te verhogen. Het maakt niet uit of dat in competitieve sport is of in competitieve wetenschap. Medicijnen zijn bedoeld om zieke mensen beter te maken, niet om gezonde mensen in superhelden te veranderen. Verder komt de lat van normale prestatie hoger te liggen, als meer en meer mensen prestatieverhogende drugs nemen. Om dat bij te houden, word je bijna wel gedwongen om met de stroom mee te gaan. Een gerelateerd punt is dat je mogelijk afhankelijk kan worden van de drug en je beduidend slechter presteert als je ineens niets neemt.
Aan de andere kant is de academische competitie anders dan een sportcompetitie. Sport draait puur en alleen om wie de snelste, verste, hoogste en rapste is, terwijl voor de wetenschap het hoofddoel is om meer feiten over onze wereld te ontdekken. Wie deze competitie naar kennis wint, is van ondergeschikt belang. Vooral studenten kunnen verleid worden door de belofte van betere prestaties op een examendag, maar academia als geheel heeft weinig aan deze tijdelijke boosts. Bovendien gebruiken mensen al legale stimulanten zoals caffeine en antidepressiva.
Ons maakbare zelf
De Westerse wereld is momenteel geobsedeerd door twee elementen: vooruitgang en keuze. We lijken te denken dat geen vooruitgang gelijk staat aan achteruitgang. Alles moet verbeteren en daarmee ook ons eigen brein en lichaam. Er is een groeiende acceptatie voor plastische chirurgie en daarmee voor het idee dat we onszelf kunnen verbeteren via de medische wetenschap. Het andere stokpaardje van het Westen is keuze. Iedereen is vrij om te kiezen en als jouw keuze om een prestatieverhoger te nemen je door het examen trekt, heb jij gewonnen. Maar hier toont plastische chirurgie aan dat deze keuze misschien niet altijd zo kiesbaar is. Kijk maar naar de voorhoofden van Hollywood-vrouwen; geen enkele beweegt, omdat ze allemaal Botox hebben genomen. De actrice die ermee begon, koos ervoor, maar in hoeverre was het werkelijk een keuze voor alle actrices die volgden? Het is immers de nieuwe standaard geworden dat je niet meer boos kan kijken. Kiezen om het niet te doen, betekent dan het einde voor je carriere en dat is nauwelijks een keuze te noemen.
Actie?
Gelet op het hele idee van ons maakbare zelf is het amper verassend te noemen dat andere prestatiegerichte beroepsgroepen de weg van de sporters volgen. Moeten we daar actie tegen ondernemen? Urinetests voor examens? Aktetassen van professoren controleren? Het klinkt belachelijk en dat is het ook wel enigszins. Van onze intellectuele voorgangers zou je verstandiger gedrag mogen verwachten. Maar wachten totdat de hele beroepsgroep aan de pillen is, is ook geen oplossing, want zodra het normaal en geaccepteerd gedrag is (kijk maar naar de Botox), is elke actie te laat.