Waarom stoppen we voor rood?
Waarom moet je stoppen voor een rood licht en mag je pas gaan als het groen is? En waarom is het 'tussenlicht' oranje? Is dat overal hetzelfde of verschilt het per land? Ooit is natuurlijk de noodzaak ontstaan om verkeersregels vast te leggen, waaronder dus ook het stoppen voor rood licht en rijden bij groen licht.
De oorsprong van stoplichten
Zo rond 1830 kwamen de eerste 'echte' verkeerslichten. Niet voor auto's, maar voor treinen. Op het spoor was het natuurlijk niet de bedoeling dat twee treinen tegen elkaar aan botsten. In 1841 besloot ene Henry Booth dat overal dezelfde kleuren moesten worden gebruikt voor de stoplichten. Rood werd 'stop', en bij wit mocht je gaan. Groen werd de 'pas op'-kleur. Vandaag de dag is het in Amerika nog steeds zo dat je bij rood moet stoppen, en dat je bij wit (een wit mannetje) mag lopen.
Voor het spoor bleken de kleuren echter niet zo handig. Soms dachten machinisten bij een straatlantaarn al dat ze mochten rijden (tenslotte was die wit). Het ergste moest nog komen: één van de stoplichten stond op een dag op rood, maar omdat de lenskap eraf was gevallen, leek het een wit signaal. De machinist reed door, veroorzaakte een ongeluk, en vanaf dat moment besloot men dat groen een betere kleur was voor een 'go!'-signaal.
Van trein naar auto
Voor de treinen was dus een systeem gevonden dat werkte. Er kwamen inmiddels steeds meer auto's in gebruik en men besloot het systeem voor de treinen ook voor het straatverkeer te handhaven. Daarom kwamen er stoplichten met dezelfde kleuren; rood als stopsignaal en groen voor 'je mag gaan'.
Londen was de eerste stad met een verkeerslichtsysteem. In december 1868 werd er een paal geplaatst met bovenin een gaslamp met kleurenlenzen. Er staken ook bordjes uit de paal, met 'stop' en 'go'. Deze bordjes konden overdag door een politieagent worden bediend, de lampen werden 's nachts door een agent gebruikt. Helaas duurde dit experiment niet lang; de gaslamp bleek niet veilig en na een maand explodeerde hij - met ernstige brandwonden voor de agent die de paal bediende.
Het eerste verkeerslicht dat lijkt op wat we nu hebben, werd in 1914 geplaatst in de Amerikaanse stad Cleveland, in de staat Ohio. Voor die tijd waren er wel experimenten met diverse stoplichten die de functie van verkeersregelaars moesten krijgen (met een bordje dat uitstak als je kon rijden, als vervanging van de arm van de politieagent), maar deze in Cleveland kwam het dichtst bij ons huidige systeem.
Oranje
Oranje is een 'tussenlicht' en wordt ook wel geel genoemd. In treinverkeer, voor de machinist, betekent het 'langzamer rijden'. Voor al het andere verkeer betekent het 'stoppen, tenzij je echt niet meer kunt stoppen'. Knippert het oranje stoplicht? Dan betekent dat dat je zelf moet opletten. Dit kan zijn omdat er een gevaarlijk kruispunt aan komt, of omdat de verkeerslichten defect zijn. Er zijn overigens, vaak op rustige kruispunten, stoplichten die geen oranje licht hebben. Zij voeren alleen de kleuren rood en groen.
Geel of oranje is ook weer een heel andere kleur dan rood en groen, waardoor hij duidelijk te zien en te onderscheiden valt.
Kleurenblind
Ben je kleurenblind? Dan is het lastig inschatten of het groen is of niet. Om die reden hebben de kleuren een vaste plek: rood boven, oranje/geel in het midden, en groen onderaan. Ben je kleurenblind en ga je bij de spoorwegen werken? Dan is enige voorzichtigheid wel geboden. Bij het spoor zijn de kleuren namelijk omgedraaid. Bovenaan vind je groen, in het midden geel, en het onderste licht is rood. Het idee is dat als het sneeuwt, je nog steeds het rode licht kunt zien. Het rode licht is toch het belangrijkste licht.
Het kan op het spoor ook zijn dat er een stoplicht is met één lamp die drie kleuren kan tonen. In zulke gevallen moet je een niet-kleurenblinde machinist bij je hebben, voor alle veiligheid.