Het breukvlak van de 20e eeuw
Waarom spreekt men over een breukvlak in het begin van de 20e eeuw? In welke opzichten was er sprake van een breukvlak? Over wat er veranderde, en welke gevolgen dat had voor onze maatschappij.
Het ontstaan van de klassen
De industrialisatie was in het begin van de 20e eeuw in volle gang. Door deze industriële revolutie werd er meer geproduceerd, wat betekende dat de samenstelling van de bevolking veranderde. Er ontstond een ‘hoge klasse’, de elite. Deze klasse had erg veel invloed op de samenleving, en nam langzaam maar zeker de plek van de adel in. Er ontstond een prestatiegerichte maatschappij; afkomst werd steeds minder belangrijk.
Ook ontstond er een middenklasse. Door de opkomst van fabrieken en ander soort bedrijven was er opeens vraag naar ander soort personeel. Administratief personeel bijvoorbeeld. Deze mensen verdienden iets meer dan de fabrieksarbeiders, al waren ook hun (werk)omstandigheden niet optimaal. Door het ontstaan van (meer) verschillende ontstonden er vakbonden, die zouden gaan strijden voor de werkomstandigheden van arbeiders.
Liberalisme
Het liberalisme kwam al snel op; deze stroming heeft als hoofdgedachte dat iedereen gelijk en vrij is. Als iedereen vrij is kan iedereen zich vrij ontwikkelen, in economisch, geestelijk en politiek opzicht, wat uiteraard uitstekend voor de maatschappij zou zijn. Deze ontwikkeling liep echter anders dan geplant; door alle vrijheid waren er grote tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen ontstaan en heerste er grote onvrede in Nederland.
Internationale onvrede
Maar niet alleen in Nederland heerste er onvrede; ook internationaal was er een hoop aan de hand: In het begin van de 20e eeuw was bijna heel Europa in oorlog. Ongelijke machtsverdeling leidde tot een reeks internationale conflicten, die samen de oorzaak waren van de Eerste Wereldoorlog. Alle belangrijke landen (in die tijd) waren erbij betrokken; aan de ene kant de zogehete "centrale mogendheden" (Frankrijk, Engeland, Rusland, de VS), en aan de andere kand de "agressors" (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije, Japan). Ook in de Balkan kwamen veel conflicten voor, vooral omdat dit gebied al honderden jaren bezet was door de Turken. Ook Servië, Montenegro, Bulgarije en Griekenland waren hierbij betrokken. Daarbij was er rond deze tijd de strijd om de koloniën aan de gang. Deze gebieden waren erg in trek om economische redenen, maar ook door grondstoffen en macht.
Hoe erg men ook achter het doel van deze oorlogen en conflicten stond, iedereen was het erover eens dat oorlog niet de oplossing was, men wilde vrede. Door de industriële revolutie werd vernieuwing en vooruitgang verwacht, waardoor men optimistisch tegen de toekomst aankeek.
Niet veel later brak echter de tweede wereldoorlog uit. Men kreeg door dat het idee van vrede alleen niet genoeg was. Als het verlangen naar vrede er is wil dat niet zeggen dat oorlog uit blijft. Na de tweede wereldoorlog is het verlangen naar vrede, en niet te vergeten het behouden van vrede, groter dan ooit tevoren.
Het streven naar vrede brengt nieuwe ideeën met zich mee;
- • nationalisme maakt plaats voor internationalisme,
- • men vraagt zich af waarom het één beter is dan het ander, waardoor de maatschappij toleranter wordt.
- • Daardoor komen er nieuwe stromingen op, zoals het feminisme, maar ook op politiek gebied gebeurt er veel.
- • Het oosten van Europa krijgt een communistisch regime, terwijl in het westen het kapitalisme een grote rol speelt.
- • Dankzij de industriële revolutie worden zaken als elektriciteit, de telefoon en treinen en trams uitgevonden. Dit heeft weer invloed op de (internationale) handel, en dus op de economie.
- • In de kunst ontstaat ook veel vooruitgang. Waar de kunstenaar zich eerst nog aan regeltjes moest houden is de kunst nu een zelfstandig object met een eigen werkelijkheid.
Kortom: één breukvlak, met meerdere verschillende uitwerkingen.