Geur: ik ruik dus ik leef
Ik ruik dus ik leef. Wat als we niet meer zouden ruiken? We leven gewoon verder met onze overige zintuigen , maar missen een essentieel onderdeel van ons gevoelsleven.
De reukzin is ons meest directe zintuig. Wanneer ik een viooltje onder mijn neus houd en de geur opsnuif, zweven geurmoleculen naar het achterste gedeelte van de neusholte achter het neustussenschot, waar ze worden geabsorbeerd door het slijmvlies. Daar zitten de receptorcellen met hun microscopisch kleine trilhaartjes. Vijf miljoen van deze cellen vuren impulsen af naar de bulbus olfactorius of het reukcentrum van de hersenen. Zulke cellen komen alleen in de neus voor.
Als je een neuron in de hersenen beschadigt, is het voorgoed verdwenen, het zal nooit meer aangroeien. Als je neuronen in je ogen of oren beschadigt, zullen beide organen onherstelbaar beschadigd zijn. Maar de neuronen in de neus worden om de dertig dagen vervangen en in tegenstelling tot de andere neuronen in het lichaam, steken ze prominent naar voren en wuiven in de lucht als zeeanemonen op een koraalrif.
Geursoorten
In 1752 publiceerde Linnaeus 'Odores medicamentorum', in dat boek probeert hij geur in 7 categorieën in te delen van aromatisch, geurig, scherp naar lookachtig, geitachtig tot walgelijk. De laatste 300 jaar zijn dozijnen pogingen ondernomen om het systeem te verfijnen, meestal om praktische redenen voor wetenschappelijke of industriële toepassingen zoals de psychologie, de scheikunde, fysiologie en de parfumerie. Maar zelfs de meest gesofisticeerde nieuwe taxonomie is ontoereikend en onsamenhangend om geur te beschrijven. In tegenstelling tot de andere zintuigen heeft de reukzin geen bemiddeling nodig. Het effect is onmiddellijk en wordt niet vervormd door taal, gedachte of vertaling.
Een geur kan overweldigend nostalgisch zijn, omdat indringende beelden en emoties te voorschijn worden getoverd vóór we de kans krijgen ze te controleren of te veranderen. Watje ziet en hoort kan al snel belanden in de vergeetput van het korte termijngeheugen, maar voor geuren bestaat er eigenlijk geen korte termijngeheugen. Het is allemaal lange termijn.
Geur helpt het geheugen
Onderzoek heeft uitgewezen dat geuren het proces stimuleren van leren en onthouden. Als kinderen olfactorische informatie tegelijk met een woordenlijst wordt aangereikt, zal de lijst veel gemakkelijker worden onthouden en veel beter worden vastgelegd in het geheugen dan wanneer er geen geurprikkels worden gegeven. En als we iemand een parfum cadeau doen, schenken we hem of haar vloeibare herinnering. De Engelse schrijver Rudyard Kipling zei ooit: 'Een geur raakt eerder een gevoelige snaar dan alles wat je ziet of hoort '.
Geur wordt meestal in het lange termijn geheugen opgeslagen, dikwijls verbonden aan een gebeurtenis. Als je jaren later die geur opnieuw ruikt, zorgt dat dan ook voor het zich herinneren van die gebeurtenis. Geheugenspecialisten spreken van het ‘Proustfenomeen’, genoemd naar de Franse schrijver Marcel Proust. In zijn boek ‘A la recherche du temps perdu’ beleeft de hoofdpersoon een hemels gevoel van vreugde, nadat hij een koekje in lindebloesemthee sopt. Die geur en smaak herinnert hem aan zijn verleden, aan zijn verloren tijd. Oudere mensen lijken gemakkelijker via geur herinneringen op te halen. Niet verwonderlijk dus, dat zij meer in het verleden gaan leven, want het korte termijn geheugen lijkt achteruit te gaan en het lange termijn geheugen wordt beter.
Literatuur over geur
- Ackerman. Reis door het rijk der zinnen.
- Gekleurd verleden, Cretien van Campen; uitg. Zien, Utrecht, 2010; ISBN 978 90 815675 1 0
- Ledoux, J.E. . The Emotional Brain, New York: Simon & Schuster(1996)