Persvrijheid I: wat is persvrijheid?
Persvrijheid is een onderwerp waar veel over valt te vertellen. Daarom heb ik het verdeeld over drie artikelen. In dit artikel bespreek ik wat persvrijheid inhoudt. In de andere twee artikelen bespreek ik twee manieren waarop persvrijheid in gevaar komt: formele beperkingen zoals in dictaturen en informele beperkingen zoals zelfcensuur. Deze uitspraak raakt de kern van persvrijheid: ‘Ik verafschuw wat u zegt, maar ik zal uw recht om het te zeggen met mijn leven verdedigen.’ Voltaire
Voor de meeste van ons, die opgegroeid zijn op een eiland van vrijheid, is het heel vanzelfsprekend dat we onbezorgd kunnen schrijven over ‘boosaardige’ regimes die het volk onderdrukken, over wetten die in strijd zijn met de rechten van de mens, over tirannen, dictators, onrecht – zonder plotselinge bezoeken van achterdochtige ambtenaren of schorsing wegens ‘anti-Hollandse onruststokerij en propaganda’. Ook mogen we gewoon zeggen dat we Balkenende op Harry potter vinden lijken en dat het van de zotte is dat twee journalisten een aantal nachtjes op kosten van de staat moesten logeren. De Russische schrijver Andrej Amalrik schreef: ‘Misschien zijn er landen waar de vrijheid van meningsuiting de mens even gemakkelijk ten deel valt als de lucht die hij inademt.’
Eerst zal ik het begrip ‘persvrijheid’ uitleggen en een aantal belangrijke feiten bespreken. In het tweede artikel behandel ik de formele beperking van de persvrijheid. Ik zal onder andere de Sovjet-Unie aanhalen ter illustratie. Vervolgens bespreek ik de informele middelen om de persvrijheid te beknotten en laat ik zien dat er een groot verschil kan zijn tussen theorie en praktijk. Deze zijn minder doorzichtig, maar des te gevaarlijker voor een land als Nederland. In ‘een land van duizend meningen’ is het ondenkbaar dat alle kranten behalve één worden afgeschaft, maar voor belangenverstrengeling is nog wel plaats. En als de overheid de media niet controleert, wie heeft dan de touwtjes in handen? Lees dus hoe men de radio, het journaal en de kranten de mond kan snoeren; hoe men de pers het zwijgen oplegt.
Wat is persvrijheid?
Persvrijheid is de vrijheid van drukpers, het grondrecht om gevoelens en gedachten openbaar te maken. Het is een van de voornaamste voorwaarden om de journalistiek goed te doen functioneren. In Nederland is de persvrijheid vastgelegd in artikel 7 van de Nederlandse Grondwet:
- ‘Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’
- ‘De wet stelt regels omtrent radio en televisie. Er is geen voorafgaand toezicht op de inhoud van een radio- of televisieuitzending.’
- ‘Voor het openbaren van gedachten of gevoelens door andere dan in de voorgaande leden genoemde middelen heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De wet kan het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan zestien jaar regelen ter bescherming van de goede zeden.’
- ‘De voorafgaande leden zijn niet van toepassing op het maken van handelsreclame.’
Persvrijheid hangt nauw samen met de vrijheid van meningsuiting. In de Universele Verklaring van de Rechten van de mens zegt artikel 19 heel duidelijk:
‘Een ieder heeft het recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid, zonder inmenging een mening te koesteren en door alle middelen en ongeacht grenzen, inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.’
Artikel 10 van de Europese Verklaring van de Rechten van de Mens stelt dat de vrijheid van meningsuiting niet beperkt mag worden wanneer mensen gekwetst, verontrust of geshockeerd zijn door de mening. Wel stelt het artikel dat de vrijheid mag worden beperkt als deze voorzien is bij wet of als deze beperking in een democratische samenleving van noodzakelijk belang is. Denk hierbij aan de openbare veiligheid, maar ook aan de gezondheid van de bevolking en de goede zeden.
Behoudens ieders verantwoordelijkheid
Journalisten behoren zich net als iedereen aan de wet te houden. De vrijheid van de pers wordt gegarandeerd doordat men niet van tevoren toestemming hoeft te vragen. Vanzelfsprekend neemt iedere vrijheid ook verantwoordelijkheid met zich mee. Achteraf kunnen journalisten dan ook aangeklaagd worden voor hetgeen ze hebben gepubliceerd. Dit is wat in artikel 7 van de Nederlandse Grondwet wordt bedoeld met ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’
Er wordt wel eens gezegd dat de pen machtiger is dan het zwaard. Een citaat uit het bijbelboek Spreuken: ‘Woorden hebben macht over leven en dood’. Het woord heeft scheppingsmacht maar ook vernietigingskracht. Woorden zijn in staat opstanden en oorlogen te ontketenen, reputaties te bouwen en te vernielen. En met de snelheid waarmee woorden zich tegenwoordig kunnen verspreiden neemt ook de invloed ervan toe. Een artikel kan iemand tot op bepaalde hoogte ‘maken’, maar zeker ook ‘breken.’
Om deze reden zijn er regels om er voor te zorgen dat er geen misbruik wordt gemaakt van die machtspositie. Zo kan een journalist vervolgd worden voor het aanzetten tot (rassen)haat en geweld. Het schenden van iemands privacy, godslastering en belediging kunnen de grond zijn waarop iemand wordt aangeklaagd. Laster en smaad vallen allebei onder het begrip ‘belediging’. Smaad is het aantasten van iemands goede naam. Wie dat via de media doet maakt zich schuldig aan smaadschrift. Laster (Wetboek van Strafrecht, artikel 262) gaat verder. In dat geval pleegt de schrijver smaad ‘wetende dat het te last gelegde feit in strijd met de waarheid is.’ Enkele andere misdrijven en overtredingen waar journalisten op moeten passen zijn discriminatie, het breken van auteursrecht, plagiaat, het aannemen van smeergeld en het onrechtmatig verkrijgen van bewijsmateriaal.
Waarschijnlijk leggen de meeste journalisten ook verantwoording af aan hun geweten. Ethische grenzen, die niet door de wet zijn vastgelegd, spelen een rol in de keuzes van een journalist om iets wel of niet te publiceren. Een belangrijke internationale richtlijn is de Code van Bordeaux. Deze gedragscode werd in 1954 aangenomen door de Internationale Federatie van Journalisten. Nog steeds geldt deze als een standaard voor verslaggeving. De code geeft aan dat journalisten de waarheid moeten eerbiedigen, feiten moeten natrekken, eventuele fouten netjes moeten corrigeren en hoor-en-wederhoor moeten toepassen. Dat laatste betekent dat de journalist altijd twee kanten van het verhaal moet aanhoren. Hoe journalisten het er in de praktijk van afbrengen zal verschillen, maar deze code is in ieder geval een zeer goede leidraad voor de pers.
Het verschoningsrecht
Het verschoningsrecht of beroepsgeheim is opgenomen in het Wetboek van Strafvordering, maar geldt officieel alleen voor artsen, advocaten en notarissen. In 1993 dient PvdA-parlementslid Erik Jurgens een wetsvoorstel in over een eventueel verschoningsrecht voor journalisten. Deze werd nooit aangenomen omdat Jurgens de kamer verliet en zijn opvolger Maarten van Traa tragisch verongelukte. De toenmalige regering voelde niets voor een aparte wet voor het beschermen van journalistieke bronnen.
De Hoge Raad, de hoogste rechterlijke instantie in Nederland, heeft het verschoningsrecht ondertussen wel erkend. Met als uitgangspunt ‘dat bescherming van de bronnen van een journalist een van de essentiële voorwaarden is voor de in een democratische samenleving bijzonder belangrijke persvrijheid.’ Het zwijgrecht kan worden opgeheven als de journalist zelf verdachte is of als er een publiek belang is dat de bron bekend gemaakt wordt. Wanneer er sprake is van een ‘publiek belang’ is waarschijnlijk een grijs gebied, maar het recht beschermd de persvrijheid in die zin dat een Nederlandse journalist in ieder geval een beroep kan doen op het verschoningsrecht.
Verslaggevers Zonder Grenzen
Een van de organisaties die waken over de persvrijheid is Verslaggevers Zonder Grenzen. In het buitenland staat de organisatie bekend als ‘Reporters Without Borders’, ‘Reporters Sans Frontières’ en ‘Reporteros Sin Fronteras’. De VZG is een internationale niet-gouvernementele organisatie die onderzoek doet naar persvrijheid en deze wil bevorderen. Het is een kleine organisatie, maar ze wordt erkent vanwege haar regelmatige rapporten en persberichten over de persvrijheid. (De lijst van 2006 is achterin dit werkstuk toegevoegd aan de bijlagen ) Opvallend is misschien wel de ‘hoge’ score die Verenigde Staten heeft behaald.
In 2005 kreeg de VZG, samen met de Cubaanse protestbeweging ‘Vrouwen in Wit’ en de Nigeriaanse advocate en strijdster voor de mensenrechten Hauwa Ibrahim, de ‘Sacharovprijs’ voor de ‘vrijheid van denken’ van het Europees Parlement. In hoofdstuk I.I haalde ik Artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aan. Dit artikel is de basis en de inspiratie voor de organisatie. In september 2005 publiceerde de organisatie het ‘Handbook for Bloggers en Cyber-Dissidents’. Dit handboek geeft praktische tips om anoniem op het internet te publiceren en de censuur te omzeilen. De VZG is lid van de ‘International Freedom of Expression Exchange’, een netwerk van niet-gouvernementele organisaties dat het recht op vrije meningsuiting wereldwijd in de gaten houd en bewaakt. Via dit netwerk worden er campagnes gevoerd om journalisten en schrijvers te verdedigen, die worden vervolgd voor het uitoefenen van hun recht op een mening en het uitwisselen hiervan.
Scientologykerk
Een belangrijke rechtszaak over de rol van de journalistiek en de persvrijheid was de zaak van de zogeheten ‘Scientologykerk’ - hieronder een afbeelding van het gebouw in Amsterdam - tegen de publiciste Karin Spaink en de website ‘XS4ALL’. In 1995 verschenen teksten van de Scientologykerk op een aantal websites. Scientology meende dat er op deze manier inbreuk gemaakt werd op haar auteursrechten en spande een kort geding aan. Karin Spaink had de teksten echter zelf weer van andere websites gehaald. De achtergrond van het bezwaar bleek angst voor negatieve publicaties te zijn, de grond waarop Spaink werd aangeklaagd was het auteursrecht. De publiciste was van mening dat de teksten duidelijk maakten waarom de Scientologykerk verachtelijk was. Het was haar rol om het publiek hiervan op de hoogte te brengen.
De president van de Haagse rechtbank wees op 12 maart 1996 de vorderingen af. Spaink had intussen haar website aangepast en een aantal citaten van rechtmatig openbaar gemaakte teksten waren overgebleven. Deze citaten waren toegestaan op grond van artikel 15a van de Auteurswet. De betrokken websites waren volgens de president niet aansprakelijk voor inbreuken op het auteursrecht door derden. Deze laatste uitspraak zorgde wel voor enige ophef, omdat rechtskundigen kranten en omroepen wel verantwoordelijk houden voor meningen van derden die zij publiceren. Op 9 juni 1999 werd het vonnis over Karin Spaink bevestigd: zij heeft geen inbreuk gepleegd. Tevens werden de vorderingen tegen de websites afgewezen.
De rechtszaak was echter nog niet voorbij. Beide partijen gingen in hoger beroep. Het Gerechtshof te ’s-Gravenhage oordeelde op 4 september 2003 dat het voor een deel om ‘niet rechtmatig openbaar gemaakte werken’ ging. Maar het Hof is van oordeel dat het recht op informatievrijheid, beschreven in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in deze zaak zwaarden moet wegen dan het auteursrecht van de Scientologykerk. Ook de websites die de publicaties mogelijk maakte kon geen inbreuk op het auteursrecht werden verweten. De Scientologykerk stelt cassatieberoep - door een hogere rechter de uitspraak van een lagere rechter laten beoordelen – in. Op 18 maart 2005 adviseerde de openbare aanklager en auteursrechtkenner D.W.F. Verkade de Hoge Raad echter om het cassatieberoep te verwerpen.
Mate van persvrijheid
In de meeste landen is persvrijheid niet zo vanzelfsprekend als het in Nederland is. Jaarlijks worden tientallen journalisten vermoord vanwege het werk wat ze doen. Dit aantal schommelt en hangt voornamelijk samen met het aantal conflicten wat zich in de wereld afspeelt. Zo vonden er dertien van de 28 gesneuvelde journalisten de dood tijdens het gewapende conflict van 2003 in Irak. Hoeveel journalisten sterven tijdens het uitvoeren van hun beroep is niet precies vast te stellen. Veel journalisten verdwijnen namelijk spoorloos of worden gevangen genomen. Ook is het niet altijd duidelijk of het journalistieke werk het motief was voor een moordaanslag. Het Comité voor de Bescherming van Journalisten tracht de aantallen en oorzaken bij te houden en publiceert de resultaten.
De daders zijn lang niet altijd legers of dictators. Ook de georganiseerde misdaad pleegt aanslagen op journalisten. In Rusland heeft de maffia het dikwijls gemunt op journalisten. En in Colombia zijn het de drugskartels die verslaggevers bedreigen, ontvoeren en soms ombrengen. Niet alleen het aantal moordaanslagen op journalisten bepaalt de mate van persvrijheid in een land. Een land als China is bijvoorbeeld verre van persvrij. Kranten mogen niet melden wat ze willen en regelmatig worden Chinese redacteuren opgesloten en indien nodig gemarteld. Toch werd er in tien jaar tijd ‘slechts’ één verslaggever vermoord.
Volgens de ranglijst 2006 van de VZG behaalt Nederland een gedeelde eerste plaats, samen met Finland, IJsland, Ierland en Noorwegen. Iran, China, Burma, Cuba, Eritrea, Turkmenistan en Noord-Korea behoren tot de 7 slechts scorende landen, waarbij Noord-Korea duidelijk de grootste problemen heeft omtrent persvrijheid. De lijst is gebaseerd op waarnemingen van deskundigen in de betreffende landen. De blik is niet alleen gericht op martelingen en arrestaties, maar bijvoorbeeld ook op het monopolie van bepaalde mediabedrijven.