Verslaafd aan beleggen, een vorm van gokverslaving?
In 2008 waren er zo’n slordige 1,4 miljoen Nederlandse huishoudens die geld belegden in onder meer aandelen. Dat aantal is vermoedelijk door de bankencrisis afgenomen tot zo’n één miljoen. Veel van die beleggers hebben een gezonde houding ten opzichte van het gemakkelijke geld verdienen. Er bestaan echter ook tienduizenden beleggers die ten prooi zijn gevallen aan beleggingsverslaving. Een verslaving die veel overeenkomsten vertoont met een gokverslaving.
De casus G.
G. was een man van 40 jaar. Door de scheiding van zijn vrouw was de overwaarde van hun gezamenlijke huis vrijgekomen, en G. had daardoor zo’n 70.000 gulden tot zijn beschikking. Hij had een ietwat moeilijke verhouding tot werken, en zijn droom was om ooit eens zoveel geld te bezitten dat hij daarvan gevrijwaard zou worden. Dus kocht hij aandelen. Het was op moment hoogconjunctuur en de economische bomen groeiden tot in de hemel. Ook de aandelen van G. piekten al snel, wat er voor zorgde dat G. in korte tijd flink wat virtueel geld verdiende. G. raakte daardoor helemaal verslingerd aan het beleggingsspel, en hij raakte bevangen door het idee dat hij snapte hoe het spel werkte. Al ras bracht hij dan ook bijna al zijn vrije tijd voor zijn pc door, aandelen verkopend als ze hoog stonden, en laagstaande aandelen met een goed toekomstperspectief terugkopend. Na ongeveer een jaar maakte hij in zijn familie en vriendenkring bekend dat hij bezig was om rijk te worden. Enkele maanden daarna werd hij echter verdacht stil als het gesprek over beleggen ging. Nog een paar maanden later vond zijn vriendin hem in zijn appartement. Hij had zich van het leven beroofd. Bij controle van zijn bankafschriften bleek hij 50.000 Euro schuld bij de bank te hebben. Zijn aandelen Baan en enkele andere pakketten bleken bijna niets meer waard.
De winnende fase
Natuurlijk heeft G. er niet verstandig aan gedaan om te koersen op korte termijn successen. Ook heeft hij vermoedelijk teveel gewed op enkele paarden, en zijn risico onvoldoende gespreid. Hij speculeerde. Toch was hij ook een slachtoffer van dezelfde valkuil als waar gokkers in vallen alvorens zij verslaafd raken. Hij raakte zijn realiteitszin kwijt door aanvankelijk heel veel te winnen. De stichting AGOG (Anonieme Gokkers Omgeving Gokkers) geeft acht criteria voor ‘de winnende fase’ in de ontwikkeling van iemand die af en toe een gokje waagt tot de gokverslaafde. In de winnende fase verliest de gokker zijn gevoel voor realiteit door een geslaagde (vaak zware) gok toe te schrijven aan zijn eigen spelinzicht. De criteria die AGOG geeft voor ‘de winnende fase zijn’:
- Af en toe gokken
- Vaak winnen
- Opwinding voorafgaand aan en tijdens het spel
- Vaker gaan gokken
- Meer geld bij het gokken inzetten
- Behalen van hoge winst
- Fantasieën over winnen, opscheppen over resultaten
- Onredelijk optimisme
De verliezende fase
Nagenoeg alle verslavingsgedrag wordt gekenmerkt door de fixatie van de verslaafde op hoogtepunten van de eigen stemming. De alcoholist en de junk zijn extreem gericht op een hoogtepunt in de stemming door de roes van de bedwelming, de eetverslaafde op een verbetering van de stemming door het eten, de gokverslaafde ervaart een hoogtepunt in de stemming door het winnen van geld etc. Dat laatste geldt natuurlijk ook voor beleggers. Op het moment dat de aandelenkoersen fors in de lift zitten zal ook de stemming van beleggers evenredig stijgen. De keerzijde is echter dat bij wekenlange koersdalingen de vertwijfeling zal toeslaan. De belegger kan terechtkomen in de fase die door de AGOG met betrekking van de gokverslaafde wordt beschreven als de ‘Verliezende fase’. De kenmerken daarvan zijn:
- Langere perioden van verlies
- Alleen aan gokken denken
- Verheimelijk liegen
- Controleverlies
- Ongezelligheid en verveling in de situatie thuis
- Fors geld gaan lenen uit legale en illegale bronnen
- Niet in staat zijn om schulden af te lossen, aflossen uitstellen
- Minder zorg besteden aan relatie met gezin
- Niet in staat zijn om te stoppen met gokken.
De wanhopige fase
De casus van G. geeft aan dat ook beleggers c.q. speculanten het gevaar lopen om in 'de verliezende fase' van verslaving terecht te komen. G. kwam uiteindelijk zelfs terecht in de derde fase, de zogeheten ‘wanhopige fase’. Die fase wordt als volgt door de AGOG omschreven:
‘Het verplaatsen van schulden geeft de gokker het (irreële) gevoel dat hij zich uit iedere situatie wel weet te redden. Gedeeltelijk ‘verlost’ van zijn schulden, speelt hij verder en verliest opnieuw. In deze fase is er op een gegeven moment sprake van een stadium waarin de gokker veelal te kampen heeft met alle tragische effecten van zijn speelgedrag; enorme schulden, verlies van sociale contacten en relaties, vaak verlies van werk of inkomsten, psychische en lichamelijke klachten. Het spelen biedt geen uitkomst meer. De gokker is de wanhoop nabij en de kans bestaat dat hij zijn toevlucht zoekt in vluchten, zelfmoordpogingen (volgens Custer onderneemt één op de vijf gokverslaafden een zelfmoordpoging) of criminele activiteiten waardoor hij met politie en justitie in aanraking komt. Sommigen komen in dit stadium bij de hulpverlening terecht. In deze fase overheerst het feit dat aan spelen meer tijd en geld wordt besteed dan aan andere zaken.’
Dezelfde fysieke symptomen als andere verslaafden
In een artikel in Management Team van Thijs Peters van 6 september 2007 over beleggingsverslaving komt de directeur van Addiction Solutions Don Schothorst aan het woord. Hij signaleert met betrekking tot beleggingsverslaafden: ‘Ze bestaan echt, weet Schothorst. Hij schat op basis van het feit dat zo’n vijf procent van de bevolking genetische aanleg voor verslaving heeft, dat er minstens twintigduizend (veelal brave huisvaders) zijn die de hele dag de koersen checken en zowel op het werk als thuis op hun laptop de ene na de andere onverantwoorde aankoop doen. ‘Ik heb nu een jonge manager in de kliniek die de hele dag belegt. Elke nieuwe deal moet de problemen van de oude oplossen. Zijn zaak gaat naar de kloten. Zelfs het familiekapitaal is bijna op, maar zijn vrouw weet nog van niets’. En elders in het artikel:’Ze hebben dezelfde fysieke symptomen als iedere andere verslaafde. Ze zijn gespannen, zitten in een roes en hebben alleen nog maar oog voor de volgende deal, zoals een heroïnejunk alleen bezig is met zijn volgende shot’.
Ik ben toch geen junk?
Het fenomeen beleggingsverslaafden bestaat dus niet alleen echt maar vermoedelijk is het aantal verslaafden ook heel substantieel. Toch wordt er relatief weinig over dit probleem gezegd of geschreven. Vermoedelijk heeft dit te maken met twee zaken, te weten:
- In verband met het economisch belang dat er aan beleggen kleeft zullen overheden een terughoudendheid bezitten om voorlichting over beleggingsverslaving te geven, of er voor te waarschuwen. Er worden campagnes gevoerd tegen rookverslaving, gokverslaving, alcoholverslaving, drugsverslaving etc., maar nooit tegen beleggingsverslaving. Hoe weinig aandacht er voor het onderwerp bestaat wordt duidelijk bij het ingeven van de zoektermen beleggen en beleggingsverslaving op Google. ‘Beleggen’ scoort 4.080.000 hits. ‘Beleggingsverslaving’ levert 92 hits op. Ter vergelijking, alcoholverslaving levert 141.000 hits op.
- Door de status die het beleggen heeft zal een belegger niet snel inzien dat hij lijdt aan een verslaving die de proporties kan aannemen van verslavingen zoals een heroïneverslaving of een gokverslaving. Hij is per slot van rekening een belegger en geen junk. Daardoor wordt het probleem dikwijls niet onderkend.
Het feit dat er weinig aandacht is voor deze problematiek zal er aan hebben bijgedragen dat G. geen hulp heeft gezocht. Het kan zelfs zijn dat hij in het hele traject vanaf de ‘winnende fase’ tot aan de fatale ‘wanhopige fase’ geen enkel besef heeft gehad dat hij bezig was om verslaafd te raken en de greep op de realiteit kwijt te raken. Omdat hij in de roes leefde dat het allemaal weer goed zou komen wanneer hij de juiste aandelen zou kopen. Zoals de gokker zeker weet dat die ene jackpot of die ene hoofdprijs hem zal redden.
De vinger aan de pols
Natuurlijk moet nu niet elke belegger zorgelijk worden over het feit dat hij verslaafd zou kunnen zijn. Het is echter niet verkeerd om af en toe de vinger eens aan de pols te houden. Daarbij kan de volgende checklist een hulpmiddel zijn:
- Volg ik de hele dag de beurskoersen?
- Kan ik het opbrengen om een aantal dagen of weken geen activiteiten te verrichten die met beleggen te maken hebben?
- Ben ik meer bezig met de stand van mijn aandelen dan met mijn werk?
- Besteed ik nog voldoende tijd aan hobby’s, mijn sociale netwerk en aan mijn gezin?
- Krijg ik klachten van mijn partner omdat ik nauwelijks nog aandacht voor hem/haar of de kinderen heb?
- Ben ik dikwijls erg vertwijfeld omdat het niet goed gaat met mijn aandelen?
- Wordt mijn stemming dikwijls in hoofdzaak bepaald door de stand van mijn aandelen?
- Gebruik ik af en toe geld voor het beleggen dat eigenlijk een andere bestemming had?
- Denk ik wel eens dat ik het beleggingsspel veel beter beheers dan anderen, c.q. dat ik een superbelegger ben?
- Lieg ik over de resultaten van mijn beleggingsactiviteiten tegen anderen of overdrijf ik als ik het over de opbrengsten heb?
- Heb ik geld geleend om in aandelen te steken?
- Ben ik erg gericht op korte termijn successen?
- Vind ik het moeilijk om verlies te nemen?
- Verwacht ik nog eens een enorme klapper te maken waardoor ik mijn verlies in één keer compenseer?
- Maken de tegenvallende reultaten me af en toe zo wanhopig dat ik zou willen vluchten?
Wie veel van deze vragen met ‘ja’ kan beantwoorden, doet er goed aan om zijn beleggingsgedrag nog eens kritisch te evalueren. Het kan een heel goed idee zijn om ook de partner daarbij te betrekken, omdat deze wellicht objectiever kan kijken. En wanneer er veel aanwijzingen zijn dat er sprake is van verslaving, is het verstandig om professionele hulp te zoeken. Vermoedelijk zijn er nog geen therapeuten die zich in beleggingsverslaving hebben gespecialiseerd, echter zal een therapeut die goed is in andere verslavingen ook hier hulp kunnen bieden.