Takht-i Sulaiman, oud centrum van het mazdeïsme
Takht-i Sulaiman ligt hoog in de bergen van Noord-Iran en bestaat uit de resten van een oude stad. Uit opgravingen in 1959 van het Duits Archeologisch Instituut blijkt dat Takht-i Sulaiman het centrum is geweest van het mazdeïsme of de leer van Zarathoestra. Dat was een oude godsdienst waarin alles draaide om de eeuwige strijd tussen de god van de schepping en de geest van het kwaad.
Sassanidische stad
De vervallen Sassanidische stad Sjiz hoog in de bergen van Noord-Iran, werd door de Mongolen Saturiq genoemd en heet nu Takht-i Sulaiman (Troon van Salomo). Takht-i Sulaiman werd in 1819 ontdekt, maar pas in 1937 en 1959 goed onderzocht. In het hart van deze stad ligt een meer van 100 meter doorsnee. Het diepe water is rijk aan mineralen, die zich door de eeuwen heen in grote hoeveelheden hebben afgezet. Daardoor hebben zich steile kanten van wel 40 meter hoog gevormd en zijn er diepe stenen geulen uitgesleten in de heuvels. Vóór de komst van de islam was dit geheimzinnige, mooie meer en zijn omgeving een belangrijk religieus centrum in Iran.
De Drie Wijzen
De Drie Wijzen (Magi) kwamen van Saveh in Iran naar Bethlehem om Jezus te vereren. Het waren waarschijnlijk priesters van de leer van Zarathoestra of het mazdeïsme. De Magi waren oorspronkelijk leden van een stam in het noordwesten van Iran. Het Nederlandse woord 'magie' komt van Magi en werd ooit gebruikt om de religieuze riten van het mazdeïsme aan te duiden.
Geschiedenis van het Mazdeïsme
Het begin
De geschiedenis van Takht-i Sulaiman en het mazdeïsme begint bij de oudste inwoners van Iran, de Ariërs.' Iran' betekent 'land der Ariërs'. Deze Ariërs aanbaden de elementen (vooral vuur en water) als de verschijningsvormen van hun goden. Het gebied rond Takht-i Suleiman vertoonde twee krachtige natuurverschijnselen, namelijk vulkanen en door warme bronnen gevoede meren. Die twee natuurverschijnselen waren dan ook erg belangrijk voor hen.
De verandering
Omstreeks 600 voor Chr. veranderde Zarathoestra (een Arische priester die zichzelf als profeet zag) het polytheïstische Arische geloof in een nieuwe, eigen leer met een monotheïstische inslag. Zarathoestra kwam met zijn leer nadat hem geopenbaard was dat hij was uitverkoren tot profeet van Ahoera Mazda. Hij beschouwde Ahoera Mazda (de Heer der Wijsheid) als oppergod. Deze zou de strijd tegen Angra Mainyu (het Kwaad) uiteindelijk winnen met de hulp van mindere goden. De mens moest zelf zijn positie in deze strijd bepalen en zou daarop in het hiernamaals beoordeeld worden. De Grieken noemden Zarathoestra: ' Zoroaster'. Zarathoestra nam bepaalde aspecten van de oude godsdienst in het nieuwe geloof op. Het vuur bleef heilig, werd tot het symbool van Ahoera Mazda verheven en behield zijn belangrijke plaats in huis en tempel. Verder deden de volgelingen al het mogelijke om de elementen niet te verontreinigen, hetgeen vooral tot uiting kwam in de houding ten opzichte van de dood.
Dakhmes
Lichamen van overledenen mochten niet begraven worden, want dat zou de aarde verontreinigen. Ze mochten ook niet verbrand worden, want dat zou het vuur bezoedelen. Dus bouwde men grote ronde doodstorens (dakhmes) en legde daar de doden naakt bovenop. De lijken werden kaalgepikt door de gieren, terwijl de 'lichaamsgeesten' hemelwaarts getrokken werden door de zonnestralen. In het heilige boek van het mazdeïsme (de Avesta) stond beschreven hoe de doden op een dakhme gelegd moesten worden. Mannen werden aan de ene kant neergelegd, vrouwen aan de andere kant. Wanneer de botten kaalgegeten waren, werden ze in een put midden in de dakhme gegooid. Vanwege het geloof dat vuur niet verontreinigd mag worden, gaan ook de huidige aanhangers nog steeds zelden tot crematie over.
Staatsgodsdienst
Toen de Sannaniden een koning kregen, namelijk koning Ardasjir, die in de 3de eeuw na Christus aan de macht kwam werd het mazdeïsme tot staatsgodsdienst verheven. Overal in Iran verschenen altaren met brandende vuren, sommige op een hoge rots, andere in een vuurtempel. Zo'n vuurtempel werd een Chahar taq (vier bogen) genoemd. Deze naam verwijst naar de indeling van de tempel: een vierkant met op elke hoek een zuil, aan elke zijde een boog en bovenop een koepel.
Opmerking
Een munt uit de 3de eeuw na Chr. toont het belang van het mazdeïsme aan ten tijde van de Sassaniden.
Heilige vuur
Bijna alle steden, dorpen en provincies hadden hun eigen heilige vuur. Daarin bestonden verschillende categorieën, te weten:
- Atur Gusjnasp (het vuur van krijgers en koningen);
- Atur Burzen-Mihr (het vuur van de boeren);
- Atur Farnbag (het vuur van de priesters).
Opmerking
We weten alleen waar Atur Gusjnasp (het Koninklijke vuur) brandde, namelijk in de vuurtempel van Takht-i Sulaiman, waarvan de resten zijn gevonden aan het meer.
Koning Chosroës
De Sassanidische koning Chosroës I leefde van 531 tot 579 na Chr. Hij knapte de vuurtempel op en bouwde een stad bij het godsdienstcentrum. Ook in Cresiphon (aan de Tigris) had hij een prachtig paleis gebouwd dat zo mooi was dat het volk dacht dat het 't werk van geesten was. Daarna veranderde hij Takht-i Sulaiman in een belangrijk gebedsoord. Chosroës plande met precisie en flair. Hij legde een processieweg aan die vanaf een schitterende ingang in de noordelijke poort dwars door de vuurtempel naar het meer liep. Vanaf die tijd maakten - na de grootse kroningsceremonie in Cresiphon - de Sassanidische koningen een bedevaart naar Takht-i Sulaiman om de gunst van de goden af te smeken bij het altaar van het Koninklijke Vuur.
De ondergang
In 624 na Chr. werd Takht-i Sulaiman geplunderd en nooit meer in zijn oude glorie hersteld, hoewel de Mongolen het nog wel een keer hebben herbouwd. Het koninklijke Vuur brandde niet meer, de Arabische veroveraars riepen de islam tot staatsgodsdienst uit en ten slotte bleef er van dit eens zo bloeiende religieuze centrum niet veel meer over dan een aantal puinhopen.
De 'Parsen'
De volgelingen van Zarathoestra verlieten Perzië in de 8ste eeuw na Chr. om aan de vervolging door de moslims te ontkomen. Het contact met Iraanse geloofsgenoten werd pas in de 15de eeuw weer hersteld. Huidige 'parsen' wonen voornamelijk in Pakistan en India, maar er zijn volgelingen over de hele wereld. Zij houden de oude gebruiken en riten van hun geloof nog altijd in ere. Zo bedekt een pars-priester zijn mond om daarmee te voorkomen dat zijn adem het vuur verontreinigt. Volgens het mazdeïsme moet het vuur (het heilige symbool van Ahoera Mazda) rein blijven. Ieder godsdienstig ritueel moet door een priester uitgevoerd worden. Het priesterschap is uitsluitend overerfbaar. Leken kunnen dus geen priester worden.