De Nadere Reformatie

Na de Synode van Dordrecht (1618-1619) hadden velen in de kerk het idee dat de reformatie áf was. De Dordtse Synode zag men als het sluitstuk van de reformatie. Anderen vonden dat het nu pas ging beginnen. De kerk mocht dan wel "gereformeerd" zijn, het volk was dat zeer beslist nog niet! De "leer" mocht dan zuiver zijn, nu het "leven" nog. Zo ontstond de beweging van de Nadere Reformatie.

De naam Nadere Reformatie

De reformatie of hervorming was een kerkelijke beweging die terug wilde naar de bron: het gezag van de Bijbel als Woord van God. Alle menselijke bijvoegingen, tradities of uitspraken konden nooit de autoriteit hebben van de Bijbel. Vandaar dat men korte metten maakte met veel zaken die in de loop der eeuwen de Rooms-katholieke kerk ingeslopen waren en niet hun grond vonden in de Heilige Schrift. Zo was men de kerk gaan reformeren. Het ging de reformatie om de drie sola's: sola gratia, sola scriptura en sola fide. ( alleen door genade, alleen door het Woord, alleen door het geloof.
De Synode van Dordrecht gaf de Nederlandse Gereformeerde Kerk (in 1816 pas genoemd de Nederlandse Hervormde Kerk) de theologische kaders met het aanbieden van de Dordtse leerregels (ook wel: de vijf artikelen tegen de remonstranten), het verschaffen van een kerkorde, de DKO (Dordtse Kerkorde) en het herzien en goedkeuren van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Heidelbergse Catechismus.

Veel predikanten zagen echter heel duidelijk de tweespalt die er bij het (kerk)volk bestond tussen leer en leven. De leer was wel "gereformeerd", maar in het leven van alleman en alledag was daar weinig van te merken. Bedoelde predikanten wilden dan ook een voortgaande reformatie die zich richtte op het praktische godsdienstige leven.Ze drongen aan op heiliging van het leven en een persoonlijke omgang met God. De reformatie moest "nader" zijn, strikter of nauwkeuriger. Zo U wilt, persoonlijker. Vandaar de term Nadere Reformatie.

Volgens prof. dr. O.J. de Jong was bij geen van de predikanten die als vertegenwoordiger van deze kerkelijke beweging kunnen gelden de benaming Nadere Reformatie in gebruik. Ook in de bekende kerkgeschiedenis van Ypey (rond 1800) wordt bij het bespreken van deze richting niet van Nadere Reformatie gesproken. Ook Groen van Prinsterer en Kuyper gebruiken deze benaming niet. De eerste maal, volgens De Jong, dat we de term Nadere Reformatie tegenkomen, zij het in afgeleide vorm, is in het boek "Geschiedenis van de Vaderlandsche Kerk" van G,J. Vos Azn. uit 1882. Letterlijk schrijft Vos het volgende: "(...) Over het toenemend zedenbederf en het snel verval der praktische vroomheid diep bedroefd, ontwaakt bij enige uitstekende predikanten een krachtig en vruchtbaar streven, om de gereformeerde kerk nader te reformeren langs de kerkelijke weg...(...)".
In 1682 echter verscheen bij de boeckdrucker en boeckverkooper Willem Clerck te Utrecht een "Concept van Nader Reformatie in de leer, ordre en zeden. Opgesteld door Gedeputeerden des Classis van Zuyd-Bevelant". Met als ondertitel: "Tot opwecking der Leeraars van Nederlandt, om de nodige Reformatie te bevorderen". Dit is dus tweehonderd jaar voor de uitgave van de kerkgeschiedenis van Vos. De titel van dit concept geeft onomstotelijk het bewijs dat de term Nadere Reformatie wel degelijk bekend was.

De datering van de Nadere Reformatie

G.J. Vos Azn. laat in zijn boek over de vaderlandse kerkgeschiedenis deze beweging ontstaan na 1651, dus in de tweede helft van de zogenoemde Gouden Eeuw. Tegenwoordig rekent men ook eerdere predikanten bij de Nadere Reformatie. Men dateert het begin van deze beweging direct na het eind van de Synode van Dordrecht, rond 1620. Ook mensen als Amesius, Teellinck en Voetius worden zodoende bij deze beweging betrokken. Hun geschriften geven daar ook aanleiding toe.

Over het algemeen wordt ds. Theodorus van der Groe (1705-1784) als laatste vertegenwoordiger van de Nadere Reformatie bestempeld. In dit geval mag de volgende (heel oude) uitspraak illustratief gezien worden: "Van der Groe doet het hekje toe."

Arbeidsvelden van de Nadere Reformatie

Het werkterrein, als we dat zo mogen noemen, van de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie bestreek de gehele maatschappij. Graag maken we een driedeling:
  1. De kerk
  2. Het gezin
  3. De overheid

De kerk

In de kerk streefde men naar een bevindelijke prediking, dat wil zeggen: een prediking waarin de nadruk gelegd werd op de persoonlijke relatie met God, de eigenschappen en kenmerken van het geloof, de moeilijkheden en ongelovigheid waarmee de gelovige in zichzelf te kampen heeft en de heiliging (leven naar Gods geboden) van het leven.

Vervolgens was het de taak van de dienaren van de kerk toe te zien op de zuivere verkondiging van het Woord, het uitbannen van dwalingen, niet alleen die van buiten de kerk kwamen maar ook vanuit de kerk zelf. Daarom huldigde men de term: de gereformeerde kerk moet zichzelf steeds blijven reformeren. Een voortgaande reformatie dus. Dat wil niet zeggen dat de kerk open moet staan voor alle veranderingen, alsof dat de bedoelde voortgaande reformatie zou zijn, maar dat de kerk alle dwalingen blijvend zou weren en mochten die ingeslopen zijn, zich daarvan te ontdoen.

Ook streefden de Nadere Reformatoren er naar om niet alleen de kerkelijke ambten in de kerkenraden (ouderlingen en diakenen) door rijken te laten bekleden, zoals te doen gebruikelijk was, maar mannen te kiezen, ongeacht hun maarschappelijke positie, op grond van geloof en levenswandel. Voor die tijd nogal ongebruikelijk. De gemeenten waar de prediking zoals de Nadere Reformatoren die voorstond, niet zijn sporen heeft getrokken, bleven op de oude manier de kerkelijke ambten verdelen.

De sacramenten moesten "heilig" gehouden worden, dat wil zeggen dat leden van de kerk die zich in leer en leven misdroegen van het gebruik van de scaramenten uitgesloten konden worden. In de Gereformeerde Kerk spreekt men dan over het Avondmaal en de Doop.

Onlosmakelijk met het voorgaande is het handhaven van de kerkelijke tucht. ook wel genoemd de kerkelijke censuur. Leden van de kerk die in het openbaar een aanstootgevend en onchristelijk leven leidden, konden, na diverse waarschuwingen van de kerkenraad, niet alleen geweerd worden van deelname aan de sacramenten, maar ook zelfs in de kerkelijke ban gedaan worden. In de meeste psalmboekjes staat achterin, na de belijdenissen van de kerk, onder andere ook het formulier betreffende de afsnijding (ban) van de kerkelijke gemeente. Na schuldbelijdenis kon het betreffende kerklid opnieuw in de gemeenschap van de kerk worden opgenomen.

De praktijk van alle dag was weerbarstig. Zo had ds. Van Lodenstein in zijn eerste gemeente Zoetermeer grote problemen om zijn gemeente een tweede dienst op de zondag te laten bijwonen. Ook ging hij 's zaterdagsavonds de plaatselijke kroegen langs om de daar vertier zoekende gemeenteleden tot de orde te roepen. Aanvankelijk had zijn optreden iets verrassends en sorteerde als zodanig effect. Na verloop van tijd werden de kerkelijke kroeglopers vooraf gewaarschuwd als Van Lodenstein in aantocht was. Zij verlieten dan door de achterdeur de kroeg, tot de dominee weg was en keerden daarna weer terug.

Het gezin

De gezinnen werden gezien als "kweekhoven van de godzaligheid". Met andere woorden: het gezin was de plaats waarin kinderen konden (en moesten) worden onderwezen in de christelijke leer, de leer die naar de godzaligheid is. Het gezin was kerkje in de kerk. Elke dag moest beginnen met Bijbellezen en gebed. Bijbelgedeelten moesten door de kinderen uit het hoofd geleerd worden, psalmen en geestelijke liederen gezongen. De vader had, als priester van het gezin, een heel belangrijke taak. De Nadere Reformatoren zagen echter maar weinig resultaat. Zo klaagde ds. Petrus Wittewrongel in zijn Oecumenia Christiana (Amsterdam 1661) als volgt zijn nood: "Man en vrouw betonen niets minder dan godsdienstig te zijn. De kinderen maken het erger dan hun vaders; dienstknechten en dienstmaagden leven ongeregeld. Weinig wordt de kracht der godzaligheid bij de huisgenoten bespeurd, aangezien de hoogten van de zonden in hun volle kracht zijn. De paapse hoogtijden worden onder de gereformeerde christenen zelfs zonder enige bekommernis gevierd. (...)Wat voor ongoddelijke bezigheden zijn er niet in de huizen met de dobbelstenen en het kaartspel en lichtvaardige danserijen, zodat de huizen van veel lidmaten zelfs schijnen ware dobbel- en dansscholen geworden te zijn. De toneelspelen en de scholen der ijdelheid zijn in al te grote achting en de ouders doen geen moeite hun kinderen uit die zielverdervende plaatsen te houden, ja zij gaan daar zelf heen (...)."

De overheid

De overheid had in de optiek van de Nadere Reformatie het christelijk volksleven te bevorderen, zondig vermaak tegen te gaan. Hieronder werden verstaan toneelspel in schouwburgen, dronkenschappen, dansen, kaartspelen, dobbelen, kermissen en jaarmarkten, etc. Ook had de overheid de taak om bij tegenspoeden en rampen bidstonden of biddagen uit te roepen, zodat het volk zich gemeenschappelijk tot God kon wenden.

De zondagsrust was een heikel punt. Ook de heiliging van de zondag hoorde op het program van de overheid. Eigenlijk kwam dat door de opmerkingen van leden van de Synode van Dordrecht, die uit Engeland afkomstig waren. Toen de beslissingen over de leer eenstemmig waren genomen en de bespreking van de catechismus van de Palz ter hand genomen werd, barstte bij de bespreking van het vierde gebod (over de heiliging van de rustdag) de bom. De Engelse afgevaardigden spraken hun ergernis uit over het feit dat in een land met zo'n degelijke belijdenis de winkels op zondag grotendeels gewoon open waren, alsof er geen rustdag bestond. De Engelsen vonden dat de overheid tot taak had de hele samenleving te wijzen op het houden van Gods geboden.

Regelmatig werd de overheid door de Nadere Reformatoren op haar Goddelijke taak gewezen. De overheid was Gods dienares en had als zodanig te handelen. Daarom ook werd het volk opgeroepen de overheid, door God ingesteld, te eerbiedigen en te gehoorzamen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt hierover klare taal.

Tweedeling

Na 1720 gaat de Nadere Reformatie zich minder bezighouden met de samenleving en zich meer richten op de kerk zelf en dan met name op de individuele gelovige. Dit aspect was door de eerdere Nadere Reformatoren beslist niet veronachtzaamd, integendeel, maar onder invloed van de Duitse theoloog F.A. Lampe, die in 1720 hoogleraar in Utrecht werd, kwam de nadruk steeds meer te liggen op de individuele bevindingen en geloofsworstelingen. Het volksbrede programma van de Nadere Reformatie werd losgelaten. Tot de "school" van Lampe zouden we ook kunnen rekenen de predikanten Verschuir en Schortinghuis, evanals Lampe voortreffelijke psychologen en fijnzinnig aanvoelende pastors. Van Verschuir is bekend het boek "Waarheydt in het binnenste of bevindelyke godtgeleertheit". Schortinghuis schreef zijn bekende "Het innige Christendom".

Beïnvloeding

De Nadere Reformatie is niet alleen een Nederlandse beweging geweest, ook in Engeland en Schotland hadden de puriteinen ongeveer eenzelfde programma. Ook Duitsland had zijn gereformeerde theologen die hun invloed in Nederland deden gelden. Op de Dodtse Synode waren ook theologen aanwezig geweest uit Embden en Bremen. De impuls die uitging van de Duitse theologie op de Nederlandse Nadere Reformatie wordt het best geconstateerd bij de Bremenaar F.A. Lampe.

Enkele vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie

De predikanten die wij rekenen tot de beweging van de Nadere Reformatie hebben zonder uitzondering veel theologische geschriften het licht doen zien, met name veel uitgeschreven preken. Ze worden wel genoemd de "Oude Schrijvers". Deze preken worden tot op de dag van vandaag nog veel gelezen, tot in kerkdiensten toe. Vooral in vakante gemeenten in het orthodox protestantisme doen deze preken dienst als een ouderling een preek leest; de zogenaamde leesdiensten.

Hieronder volgen enkele bekende Nedere Reformatoren:
  • Jean Taffin (1529-1602)
  • Willem Teellinck (1579-1629)
  • Godefridus Udemans (1582-1649)
  • Theodorus à Brakel (1620-1677)
  • Gisbertus Voetius (1589-1676)
  • Guiljelmus Saldenus (1627-1694)
  • Jacobus Koelman (1631-1691)
  • Herman Witsius (1636-1708)
  • Wilhelmus à Brakel (1635-1711)
  • Abraham Hellenbroek (1658-1731)
  • Bernardus Smijtegelt (1665-1739)
  • Wilhelmus Schortinghuis (1700-1750)
  • Alexander Comrie (1706-1774)
  • Theodorus van der Groe (1705-1784)
© 2009 - 2024 Bvell, het auteursrecht van dit artikel ligt bij de infoteur. Zonder toestemming is vermenigvuldiging verboden. Per 2021 gaat InfoNu verder als archief, artikelen worden nog maar beperkt geactualiseerd.
Gerelateerde artikelen
Geschiedenis: de reformatie van de kerkGeschiedenis: de reformatie van de kerkDe reformatie in de kerk een paar honderd jaar geleden heeft erg veel invloed gehad. Door deze reformatie kennen we tege…
De Kerkelijke Kaart van NederlandIn Nederland struikelt men over de vele verschillende kerkgenootschappen. Gereformeerd, Nederlands Hervormd, Protestante…
Verschil kerkhervormers Johannes Calvijn en Maarten LutherVerschil kerkhervormers Johannes Calvijn en Maarten LutherEr is een beeldvorming ontstaan over Johannes Calvijn die totaal niet overeenstemt met de werkelijke persoon. Nu nog wor…

Geloven, in mensen en in dat andere diepereGeloven kan op verschillende manieren. Geloven in anderen en jezelf en het diepere geloven. Hier krijgen jullie een basi…
Bronnen en referenties
  • Geschiedenis der Kerk, dr. H. Berkhof en dr. O.J. de Jong. Nijkerk 1975
  • Oude schrijvers, een kennismaking,prof.dr. W. van 't Spijker e.a. Houten 1997
  • Het eigene van de Nederlandse Nadere Reformatie, prof. dr. O.J. de Jong e.a. Houten 1992
Bvell (89 artikelen)
Laatste update: 16-01-2009
Rubriek: Mens en Samenleving
Subrubriek: Religie
Bronnen en referenties: 3
Per 2021 gaat InfoNu verder als archief. Het grote aanbod van artikelen blijft beschikbaar maar er worden geen nieuwe artikelen meer gepubliceerd en nog maar beperkt geactualiseerd, daardoor kunnen artikelen op bepaalde punten verouderd zijn. Reacties plaatsen bij artikelen is niet meer mogelijk.