Rooms-Katholieke Kerk eind 19e en begin 20e eeuw
Waar het begin van de negentiende eeuw nog in het teken stond van de Restauratie, het herstellen van de Europese regimes in de staat waarin ze verkeerden voor Napoleon Bonaparte ze omver wierp, stond de tweede helft van deze periode in het teken van de eenwording van Italië. Net als in voorgaande eeuwen kreeg de Rooms-Katholieke Kerk ook in de negentiende en twintigste eeuw te maken met een tweetal stromingen die veel invloed wisten uit te oefenen. Het begin van de twintigste eeuw stond in het teken van het opkomende fascisme in Duitsland en daaruit voortkomende Tweede Wereldoorlog.
Inhoud
Het neothomisme
Paus Leo XIII (1810-1903) stond niet alleen bekend om zijn langdurige pontificaat en het feit dat hij de Kerk probeerde aansluiting te laten vinden bij de modernere samenleving. Hij was ook de paus die aan de wieg stond van het neothomisme; een officieel door de Kerk aanbevolen filosofisch en theologisch leerstelsel.
Hernieuwde belangstelling
Toen paus Leo XIII in zijn encycliek 'Aeterni Patris' de katholieke theologen had aanbevolen om de werken van Thomas van Aquino te bestuderen, leidde dit tot een hernieuwde interesse in Thomas' belangrijkste werk: 'De Summa theologia' (kortweg de Summa genoemd). De Summa bood, door zijn strenge systematiek, een goed tegenwicht tegen de al te gevoelsmatige benadering van de theologie zoals die op dat moment populair was en werd beoefend op de Europese Universiteiten. Al snel na de aanbeveling van paus Leo XIII werd er in Italië een nieuw - op het thomisme gebaseerd - leerstelsel geïntroduceerd op de daarvoor speciaal opgerichte Pauselijke Universiteit van St. Thomas van Aquino.
Pauselijke Universiteit
De jezuïet en kardinaal-deken van de Sant'Agata dei Goti in Rome, Giuseppe Pecci, S.J. (1807-1890), werd de eerste Prefect van de Pauselijke Academie, omdat hij paus Leo XIII had geholpen bij het samenstellen van zijn encycliek 'Aeterni patris'. Paus Leo XIII had in zijn encycliek niet alleen de werken van Thomas van Aquino aanbevolen, hij had de katholieken ook de opdracht gegeven om de christelijke filosofie op de christelijke scholen te herstellen. En wie kon deze christelijke filosofie beter uitdragen dan de persoon die had geholpen deze filosofie op papier te zetten? In zijn rol als Prefect nam kardinaal-deken Pecci ook deel aan diverse commissies die zich bezig hielden met het organiseren van het Eerste Vaticaans Concilie en hij was lid van de Commissie van Kardinalen voor de bestudering van de geschiedenis.
Verspreiding neothomisme
Het neothomisme begon zich vanuit Italië naar Duitsland te verspreiden, waarna het voet aan de grond kreeg in België. In België nam kardinaal-bisschop Désiré Félicien François Joseph Mercier (1851-1926) het voortouw door aan de Katholieke Universiteit van Leuven het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte (HIW) op te richten. In Nederland werd het neothomisme populair in een periode dat ook de katholieke emancipatie gaande was; een proces waarbij de katholieken - uiteindelijk - dezelfde rechten kregen als de protestanten op politiek, sociaal en cultureel gebied. Een belangrijk vertegenwoordiger van het neothomisme in Nederland was kerkelijk hoogleraar in de thomistische wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam, Reinier Rosarius Welschen, O.P. (1877-1941). Het neothomisme werd uiteindelijk na de Tweede Wereldoorlog verdrongen door een nieuwe stroming die de Nouvelle Théologie werd genoemd.
Het integralisme
De gehele negentiende eeuw was Europa in de ban geweest van het modernisme; een stroming die de kerkelijke boodschap wilde verzoenen met de ontwikkelingen die op dat moment gaande waren in de filosofie en wetenschap. Maar bij het aanbreken van de twintigste eeuw kwam er een anti-modernistische tendens op gang binnen de Kerk.
De integralisten
De anti-modernistische tendens kwam al snel tot uiting in een conservatie stroming die het intergralisme werd genoemd. In tegenstelling tot de modernisten wilden de integralisten de vragen van het leven oplossen vanuit het geloof - en niet door middel van wetenschap - en hielden kerkelijke tradities dan ook strikt in ere. Ze waren fel tegen het toepassen van wetenschappelijke (tekst)kritieken op de Bijbel en konden zich ook niet vinden in de oecumenische (het streven naar eenheid onder alle christenen) tendens die er begin twintigste eeuw heerste. In diverse landen verdedigden ze het klerikalisme - een ideologie die aan de geestelijkheid meer macht toekende dan haar volgens het recht toekwam - en waren dan ook tegen een scheiding tussen kerk en staat.
Sodalitium Pianum
Een belangrijk boegbeeld van het integralisme was de Italiaanse geestelijke en Curie prelaat, Umberto Benigni (1862-1934). In 1906 richtte hij het 'Sodalitium Pianum' (broederschap van Pius) op; een onofficiële kerkelijke commissie die het doel modernisten op te sporen en publiekelijk te veroordelen. Toen bleek dat Benigni een heel netwerk van Europese spionnen had opgebouwd om de modernisten op te sporen, verloor de broederschap de gunst van diverse kardinalen. En kardinaal Rafael Merry del Val (1865-1930) voorkwam zelfs dat de broederschap canoniek werd erkend door de Kerk. In 1921 besloot toenmalig paus, Benedictus XV (1854-1922), het Sodalitium Pianum op te heffen omdat zij - door veranderde omstandigheden - geen bestaansrecht meer had.
Veroordeling
In tegenstelling tot het theologische integralisme werd het maatschappelijke integralisme door de Kerk meerdere keren verworpen. Dit omdat het maatschappelijk integralisme zich vooral focuste op een politiek wereldbeeld en de theologische visie naar de achtergrond verdreef. Ook waren de aanhangers van het maatschappelijk integralisme van mening dat de Kerk, naast een heilsopdracht, ook nog een inherente politieke opdracht had. Tot aan de Tweede Wereldoorlog bleef het integralisme de gemoederen bezig houden en diverse pausen waarschuwde de gelovigen dan ook om op te passen voor nieuwe dwalingen. Ondanks de verwerping van de Kerk is het integralisme nooit volledig verdwenen en nog terug te vinden bij de Pius X broederschap.
Het Verdrag van Lateranen
De Kerk stond begin twintigste eeuw niet alleen op gespannen voet met de modernisten, ook de relatie met de Italiaanse overheid was sinds de inname van Rome in 1870 slecht. In 1929 zetten beide partijen een punt achter het verleden door het ondertekenen van het Verdrag van Lateranen.
Vrede
Sinds de Kerkelijke Staat door de Italianen ten val was gebracht en Rome een onderdeel was geworden van de Italiaanse eenheidsstaat, voelden de pausen zich - naar eigen zeggen - een 'gevangenen van het Vaticaan'. Beide partijen deden in de jaren die volgden diverse pogingen om nader tot elkaar te komen, maar pas in 1929 werden zij het eens. Het waren toenmalige paus Pius XI (1857-1939) en toenmalig minister-president Benito Mussolini (1883-1945) die de eer kregen om hun handtekening onder het Verdrag van Lateranen te zetten, al deed Mussolini dit vooral uit eigen belang. Met het sluiten van het Verdrag hoopte de fascistische dictator Mussolini sympathie te winnen in het overwegend katholieke Italië.
Inhoud Verdrag
Het Verdrag van Lateranen bestond uit drie delen die ieder hun eigen afspraken bevatten. Het eerste deel was het Verdrag, het tweede het concordaat en het derde deel bestond uit een financiële paragraaf:
Verdrag
In het verdrag erkenden de Italiaanse staat de onafhankelijkheid en soevereiniteit van de Heilige Stoel en ze stemden in met de oprichting van de staat Vaticaanstad. De grenzen tussen Vaticaanstad en Italië werden vastgesteld en er werd besloten welke bezittingen toebehoorden aan de Heilige Stoel. Hier stond wel tegenover dat de Kerk, impliciet, zou instemmen met het verlies van het overige kerkelijke grondgebied.
Concordaat
In het concordaat werden de verhoudingen en voorrechten tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de Italiaanse staat geregeld. Zo beloofde de staat om het katholicisme te benoemen tot staatsgodsdienst en beloofde de paus toestemming te vragen aan de staat bij het benoemen van Italiaanse bisschoppen en aartsbisschoppen. Tevens dienden deze bisschoppen een verklaring van loyaliteit aan de staat af te leggen en zich te onthouden van politieke activiteiten.
Financiële paragraaf
In deze paragraaf werden de afspraken genoteerd die waren gemaakt ten aanzien van de compensatie die de Italiaanse staat zou betalen aan de Kerk. Dit omdat de staar in 1870 beslag had gelegd op diverse Vaticaanse bezittingen. Tevens kreeg de Kerk het recht om officiële functies te benoemen, waarbij de staat de salarisbetaling op zich zou nemen.
De Tweede Wereldoorlog
Het is moeilijk om een eenduidig beeld te geven over de Kerk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Binnen de Kerk waren de meningen namelijk verdeeld. Aan de ene kant ontstonden binnen de Kerk vele vormen van protest en verzet, maar aan de andere kant waren er ook geestelijken (en leken) die oprecht geloofden dat het fascisme de oprukkende Bolsjewieken kon tegen houden.
Voor- en tegenstanders
In een poging het nationalistisch sentiment van die tijd uit te drukken zei de bisschop van Trier, Franz Rudolf Bornewasser (1866-1951) in 1939 tegen de katholieke jeugd in zijn kerk: "Met opgeheven hoofd en ferme stap zijn wij het nieuwe Reich binnengegaan en wij zijn erop voorbereid het met heel de macht van ons lichaam en onze ziel te dienen." In navolging van de bisschop van Trier lieten vele Duitse geestelijken eenzelfde geluid horen. Maar toen het moorddadige karakter van het nazi-regime aan het licht kwam, distantieerde veel (Duitse) geestelijken zich openlijk van het nazisme. Ook de houding van de in 1939 gekozen paus, Pius XII (1876-1958), was (en is) reden voor discussie. Zo werd hem door sommige verweten dat hij zich niet duidelijk genoeg uitsprak tegen de Jodenvervolging, maar werd hij door andere weer geroemd omdat hij de kloosters open stelde voor de vele (joodse) vluchtelingen.
Paus Pius XII
Ondanks de kritiek die de paus kreeg, zat paus Pius XII zowel voor als tijdens de Tweede Wereldoorlog niet stil. Zo had hij de eerste opzet geschreven van de encycliek 'Mit Brennender Sorge' die was uitgegeven door zijn voorganger, paus Pius XI (1857-1939), en waarin iedere verafgoding van ras, volk of leider ondubbelzinnig werd afgewezen. Ook bij een homilie die de paus gaf op 9 april 1939 sprak hij zijn zorgen over de naderende dreiging uit toen hij zei dat 'vijandschap tussen mensen onderling' en 'de infiltratie van een bedorven leer' beide bedreigingen waren voor de wereldvrede. In zijn kersttoespraak van 1942 ging de paus zelfs nog een stap verder toen hij - in bedekte termen - verwees naar de deportatie van Joden, iets waarmee hij zich de woede van vele Duitse en Italiaanse fascisten op de hals haalde. Voor Adolf Hitler (1889-1945) had de paus helemaal geen goed woord over want hem noemde hij een 'onbetrouwbare schurk' en een 'fundamenteel slecht mens'. Hitler kon op zijn beurt ook geen waardering opbrengen voor paus Pius XII en noemde hem dan ook minachtend een 'jodenvriend'.
Verzetsdaden
Paus Pius XII was niet de enige katholiek die nazi-Duitsland en haar leiders - in bedekte termen - veroordeelde, ook binnen de Kerk zelf waren er vele katholieken die in opstand kwamen.
Martelaar Kolbe
Noemenswaardig waren de daden van de Poolse priester, Maximiliaan Kolbe (1894-1941), die niet alleen zijn klooster openstelde voor vele honderden (joodse) vluchtelingen, maar ook zijn mede-broeders aanspoorde om anti-nazistische boodschappen te verspreiden via de drukpers en radio. Het verzet van priester Kolbe werd al snel bekend en in 1941 werd hij gedeporteerd naar concentratiekamp Auschwitz I. Nadat een gevangene uit Kolbe's barak een ontsnappingspogingen had gedaan, werden er tien mannen uit de barak veroordeeld tot de hongerdood. Kolbe bood zich aan als plaatsvervanger voor een vader van twee kinderen en werd direct terechtgesteld. Hij overleed op 14 augustus 1941, zes maanden nadat hij Auschwitz I was binnengebracht. In 1982 ontving Maximiliaan Kolbe, postuum, de eer die hem toe kwam toen de toenmalige paus besloot hem heilig te verklaren.
Katholiek verzet in Nederland
Ook in Nederland kwam de Kerk in opstand, in dit geval in de vorm van kardinaal Johannes de Jong (1885-1955). Kardinaal de Jong had zijn kardinalen al voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verzocht om NSB-leden de kerkelijke sacramenten te ontzeggen en tijdens de oorlog ging hij nog een stapje verder. Zo nam kardinaal De Jong, samen met zijn protestantse collega dominee Koeno Gravemeijer (1883-1970), de leiding over het kerkelijk verzet in Nederland op zich en verbood de Rooms-Katholieke dagbladen om NSB-advertenties te plaatsen. Helaas had dit verzet wel gevolgen, de joodse ontwerper die het NSB-advertentieverbod had gemaakt, werd door de Duitsers opgepakt en overgebracht naar Dachau.