De Rooms-Katholieke Kerk in de zeventiende & achttiende eeuw
Begin zeventiende eeuw kwam er een einde aan de vele godsdiensttwisten die Europa een groot deel van de zestiende eeuw in haar greep hadden gehouden. De uitkomst was dat het protestantisme zich had afgesplitst van het rooms-katholicisme, waardoor het westers-christendom voortaan twee grote stromingen kende. Hierdoor kon men niet meer spreken van 'een geschiedenis van het christendom', maar alleen nog van 'de geschiedenis van de afzonderlijke kerkgenootschappen'. Zo was de Rooms-Katholieke Kerk een groot deel van de zeventiende eeuw in de ban van het jansenisme en stond de achttiende eeuw in het teken van de Verlichting.
Inhoud
De Rooms-Katholieke Kerk in de zeventiende eeuw
In de zeventiende eeuw was er op zowel politiek als religieus gebied een grote rol weggelegd voor het jansenisme; een stroming die was vernoemd naar de Leuvense hoogleraar en bisschop van Ieper, Cornelius Jansenius (1585-1638), en was ontstaan in Frankrijk. Het jansenisme was een reactie op de vele ontwikkelingen die plaatsvonden binnen de Kerk én op het absolutisme van de vorsten in die tijd.
Het jansenisme
De jansenisten stonden bekend om hun strenge en vrome levenswijze waarbij ze de nadruk legden op Gods vergelding. Het grote twistpunt dat de jansenisten hadden met de Rooms-Katholieke Kerk ging over de predestinatie. Waar de Kerk predikte dat het doen van goede daden van invloed was op de zielenheil van de mens, waren de jansenisten van mening dat het lot van iemands zielenheil alleen én vooral in handen lag van God. De jansenisten hadden een grote aversie tegen de biechtpraktijken en geloofsleer van de Jezuïeten en trokken de onfeilbaarheid van de paus, openlijk, in twijfel. Het middelpunt van het jansenisme werd het klooster Port-Royal des Champs, gelegen in de Franse gemeente Magny-les-Hameaux, ten zuiden van Parijs.
Ketters
Het jansenisme zette de Rooms-Katholieke Kerk flink onder druk en diverse pausen besloten het jansenisme te veroordelen. Zo vaardigde paus Innocentius X (1574-1655) op 31 mei 1653 de bul 'Cum occasione' uit waarin hij Cornelius Jansenius bestempelde als calvinist. Jansenius' boek: 'Augustinus, sive doctrina sancti Augustini de humanae naturae sanitate, aegritudine, medicina', dat twee jaar na zijn dood werd uitgegeven, werd al in 1642 door paus Urbanus VIII (1567-1644) verboden en bestempeld als ketters. In Frankrijk ging de invloed van het jansenisme nog veel verder want het Franse Parlement had besloten de jansenisten te steunen in hun strijd tegen koning Lodewijk XIV (1638-1715). Hierop gaf koning Lodewijk XIV in 1709 het bevel om Port-Royal des Champs op te heffen en een jaar later werd het klooster met de grond gelijk gemaakt.
Het ontstaan van de Oudkatholieke Kerk
Nadat de Franse koning het klooster van de jansenisten had vernietigd, vluchtten de voornaamste leiders van de beweging naar de Zuidelijke Nederlanden. Daar werd het jansenisme al snel populair en vanuit de Zuidelijke Nederlanden bereikte het jansenisme uiteindelijk ook de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden (ook wel Noordelijke Nederlanden). Hier zorgde het jansenisme echter - indirect - voor een schisma.
Het schisma van Utrecht
De in 1688 aangestelde apostolisch vicaris van Utrecht, Petrus Codde (1648-1710), werd er door de Jezuïeten meerdere keren van beschuldigd er jansenistische gedachten op na te houden. Codde werd hierop twee keer door Rome ter verantwoording geroepen, maar de tweede keer achtte men zijn verdediging niet voldoende. In 1702 werd Petrus Codde door paus Clemens XI (1649-1721) geschorst en twee jaar later volgde zijn definitieve ontslag. Toen Codde in 1710 overleed besloot Rome Gerhard Potcamp (1641-1705) aan te wijzen als Codde's opvolger, maar deze werd door de geestelijkheid in Holland (het gewest waar Utrecht toe behoorde) niet geaccepteerd. Toen het conflict in 1723 nog steeds niet was opgelost besloot een deel van de Hollandse geestelijkheid om zich van de Rooms-Katholieke Kerk af te scheiden. Ze benoemden Cornelius Steenoven (1661-1725) tot aartsbisschop van Utrecht en gingen verder onder de naam Roomsch-Katholieke Kerk der Oud-Bisschoppelijke Cleresie, kortweg Oudkatholieke Kerk genoemd. Het jansenisme zou uiteindelijk tot in de negentiende eeuw een flinke invloed weten te behouden op het godsdienstige leven in de Nederlanden en in Europa.
De Rooms-Katholieke Kerk in de achttiende eeuw
De achttiende eeuw stond in het teken van het langdurige pontificaat (1740 tot 1758) van paus Benedictus XIV (1675-1758), geboren als Prospero Lorenzo Lambertini. Paus Benedictus XIV voerde niet alleen vele hervormingen en verbeteringen door, hij was ook zeer belangrijk voor het canoniek recht en de wetenschap.
Hervormingen
Op kerkelijk gebied hervormde paus Benedictus XIV de priesteropleidingen en een flink aantal pauselijke instellingen, maar hij voerde ook hervormingen door op praktisch gebied. Zo hielp hij de landbouw moderniseren en verlaagde de belastingdruk in de Pauselijke (ook wel Kerkelijke) Staat. Gedurende het pontificaat van paus Benedictus XIV heerste er felle strijd tussen de vorst en de paus over wie van hen tweeën het recht had om bisschoppen te benoemen (Investituurstrijd). Benedictus XIV besloot zich op dit punt verzoenend op te stellen en deed vergaande concessies toen hij de concordaten van Napels (1741), Spanje (1753) en Oostenrijk (1757) belegde. Deze verzoeningspoging maakte wel dat de paus felle kritiek kreeg van zijn eigen Curie.
Modernisatie
Paus Benedictus XIV voerde niet alleen diverse hervormingen door, hij ondernam ook diverse pogingen om de Kerk en het pausdom te moderniseren. Zo was hij de eerste paus die besloot de encyclieken te gebruiken als een vorm van onderwijs en hij vroeg de samenstellers van de 'Index librorum prohibitorum' (lijst van verboden boeken) om behoedzaam te werk te gaan. De strijd van de Kerk tegen het jansenisme werd door paus Benedictus XIV genuanceerd, in de hoop de gemoederen tot bedaren te brengen, en hij was de eerste paus die besloot het huwelijk tussen katholieken en protestanten goed te keuren.
De persoon Benedictus
Paus Benedictus XIV stond bekend als een vriendelijk, tactvol en zeer vroom man, die bovendien zeer benaderbaar was. Zo maakte hij regelmatig een wandeling door Rome om in contact te komen met de mensen en te horen wat er leefde onder de gelovigen. Tevens werd hij door (zowel) de katholieken als de protestanten bewonderd om het feit dat hij 'gemengde' huwelijken goedkeurde en was zijn hele leven ook nog actief als geleerde. Door tijdens zijn pontificaat diverse academies en leerstoelen op te richten, leverde hij een belangrijke bijdrage aan de wetenschap.
De Verlichting
In de achttiende eeuw kwam er in Europa een cultureel-filosofische én intellectuele stroming op gang, die de Verlichting werd genoemd. De Verlichting was een reactie op het rechtlijnige autoriteitsgeloof dat op dat moment heerste en zette een grote verandering in het denken van de mens op gang ten aanzien van religie, filosofie, kunst, wetenschap en politiek.
Wetenschap
Met name de wetenschappen maakten in de Verlichting een periode van explosieve groei door, waarbij het doen van empirisch onderzoek de traditionele manier van kennis vergaren - door middel van boekstudie - verdreef. Baanbrekend was de ontdekking van de zwaartekracht door Sir Isaac Newton (1643-1727), die hiermee de opkomst en neergang van de zon en de maan kon verklaren. De natuurwetenschappen doorbraken op deze manier de eeuwenoude heerschappij van de theologie. Een ander hoogtepunt op wetenschappelijk gebied was de publicatie van de 'Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers' door Denis Diderot (1713-1784) en Jean d'Alembert (1717-1783). Hun doel was om de kennis, die verspreid was over de wereld, bijeen te brengen en deze door te geven aan hen die na hun kwamen.
De rede verdrijft God
Alle doorbraken op wetenschappelijk gebied maakten dat men begon te denken dat alle (toekomstige) problemen konden worden opgelost door menselijke rede en God werd hierdoor steeds meer uit het wereldse domein verbannen. De mens begon zichzelf te zien als middel- en ijkpunt van het universum waardoor ook op politiek gebied een verandering in mentaliteit optrad. De heerschappij van het kerkelijk - en goddelijk - gezag, begon langzaam aan af te nemen en moest plaats maken voor een meer democratische samenleving. De aanhangers van de Verlichting 'vochten' niet alleen tegen het machtsmisbruik van de Kerk en de Staat, ze streden ook voor het vastleggen van burgerrechten. Zo vonden het gelijkheidsbeginsel, de mensen- en burgerrechten alle drie hun wortels in de periode van de Verlichting, net zoals het 'vrij denken'.
Baruch Spinoza
In de Nederlanden was tijdens de Verlichting een grote rol weggelegd voor de in Amsterdam geboren filosoof Baruch Spinoza (1632-1677). De Sefardische Jood Spinoza stond bekend als een zachtmoedig, rustig en bescheiden mens, maar hij verzette zich al vanaf jonge leeftijd tegen het geloof. Zo trok hij de goddelijke oorsprong van de Bijbel en de tien geboden van Mozes in twijfel en kwam in opstand tegen het idee dat het Joodse volk door God was uitverkoren en dat God een menselijke gedaante zou zijn. In 1670 werd Spinoza's 'Tractatus theologico-politicus' (Theologisch-Politiek Traktaat) (anoniem) gepubliceerd en hierin pleitte hij voor volledige vrijheid van meningsuiting én godsdienstvrijheid. Spinoza werd door de Sefardisch-Joodse gemeenschap verbannen en zijn boeken werden 200 jaar lang in Europa verboden, omdat zijn Bijbelkritiek zou aanzetten tot atheïsme.
De Franse Revolutie
De Verlichting leidde in Frankrijk tot een opstand die de Franse Revolutie (kortweg Revolutie) werd genoemd. Tijdens de Franse Revolutie maakte de absolute monarchie - die Frankrijk drie eeuwenlang in haar greep had gehouden - plaats voor de Eerste Franse Republiek. Een verandering die grote gevolgen had voor de Rooms-Katholieke Kerk.
Begin van de Revolutie
Enkele weken na de bestorming van de Bastille (14 juli 1789) begon men met het opleggen van beperkingen aan de Kerk. Zo werd haar het recht ontnomen om belasting te heffen en in februari 1790 werden alle kloosterorders in Frankrijk opgeheven. In juli 1790 werd de 'Burgerlijke Grondwet van de Clerus' (Constitution civile du clergé) aangenomen door de Nationale Grondwetgevende Vergadering, wat betekende dat de priesters hun (speciale) rechten verloren. In september 1792 werd er een bloedbad aangericht onder de Franse geestelijkheid (de septembermoorden) en kort daarna legaliseerde de Nationale Conventie de echtscheiding én nam de geboorte-, sterf- en trouwregisters over van de Kerk.
Schrikbewind
In mei 1793 volgde de volgende klap toen de katholieke mis werd verboden en vele beelden en kruizen uit de kerken werden verwijderd en vernietigd. Alsof voornoemde maatregelen nog niet genoeg waren werd de Gregoriaanse kalender vervangen door de Republikeinse kalender en vele christelijke feest- en rustdagen werden afgeschaft. De Jezuïeten werden verbannen uit West-Europa en vonden uiteindelijk onderdak en godsdienstvrijheid in Pruisen en Rusland en rond de 30.000 priesters en bisschoppen waren Frankrijk ontvlucht. Van de vele Franse geestelijken die waren achtergebleven werden er duizenden vermoord. In 1794 kwam er een einde aan het Schrikbewind (1793-1794) (Frans: la Terreur) en in februari 1795 kreeg het Directoire de leiding over Frankrijk in handen. Toen zij het uitoefenen van religieuze praktijken weer besloten toe te staan, keerde de rust onder de christenen terug.
De val van de Kerkelijke Staat
In 1798 - een jaar voor het eindigen van de Franse Revolutie - brachten de troepen van de Franse generaal, Napoleon Bonaparte (1769-1821), de Kerkelijke Staat ten val door de toenmalige paus, Pius VI (1717-1799), gevangen te nemen. In 1801 tekenden Napoleon en paus Pius VII (1742-1823) het Concordaat van 1801, waarin niet alleen de Kerkelijke Staat werd hersteld, maar ook de Franse bisdommen en de katholieke eredienst. Tevens werd in het Concordaat bepaald dat de Franse Staat voortaan verantwoordelijk zou zijn voor de bezoldiging van de (katholieke) geestelijken. Lang duurde deze rust echter niet want in 1808 viel de Kerkelijke Staat nogmaals toen Rome door Napoleon werd ingelijfd bij het Eerste Franse Keizerrijk.