Het westers christendom; reformatie en contrareformatie
Aan het begin van de zestiende eeuw kwam een deel van de westerse christenen in opstand tegen de enorme macht die de Rooms-Katholieke Kerk had. Ze besloten de wantoestanden binnen de Kerk aan de kaak te stellen en trokken (openlijk) het gezag en de macht van de paus in twijfel. De strijd die deze 'protesterende' christenen voerden tegen de Kerk werd de protestantse Reformatie - of kortweg Reformatie - genoemd en leidde uiteindelijk tot een schisma (afsplitsing) binnen het westers christendom. In de hoop de Reformatie de kop in te drukken en het schisma af te wenden, zette de Rooms-Katholieke Kerk de zogenaamde contrareformatie - ook wel Katholieke Reformatie genoemd - in.
Inhoud
Volgens de protestantse geschiedschrijving begon de protestantse Reformatie op 31 oktober 1517. De dag dat de Duitse theoloog, Maarten Luther (1483-1546), zijn '95 stellingen' publiceerde en hiermee openlijk protesteerde tegen de wantoestanden die heersten binnen de Rooms-Katholieke Kerk.
Maarten Luther
Twee jaar later ging Maarten Luther nog een stap verder toen hij tijdens een dispuut (redetwist) met de Rooms theoloog, Johannes Eck (1486-1543), openlijk de macht van de paus én het concilie in twijfel trok. De Rooms-Katholieke Kerk kon dit niet over haar kant laten gaan en zij riep Maarten Luther tijdens de Rijksdag van Worms (van 28 januari tot en met 25 mei 1521) ter verantwoording. Luther werd vriendelijk doch dringend verzocht zijn stellingen te herroepen maar toen hij dit weigerde werd hij door de paus geëxcommuniceerd en door de Rooms-Duitse keizer vogelvrij verklaard. Ondanks alles besloot Maarten Luther in 1524 om zijn eigen kerk op te richten en werkte in de jaren die volgden aan zijn 'Lutherbijbel'; de eerste Duitse vertaling van het Nieuwe Testament.
Verspreiding van het protestantisme
In navolging van Maarten Luther stonden er ook in andere Europese landen diverse reformatoren op, zoals de in 1532 bekeerde Frans-Zwitserse theoloog, Johannes Calvijn (1509-1564). Calvijn leverde een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van het protestantisme door middel van zijn (belangrijkste) boek: 'Institutio religionis Christianae' (Onderwijs in het christelijke geloof). Hierin vatte Calvijn in eigen woorden het christelijk geloof samen, waarna zijn gedachtegoed bekend kwam te staan als het calvinisme.
Europese reformatoren
Johannes Calvijn was overigens niet de eerste reformator in Zwitserland, die eer was voorbehouden aan Huldrych Zwingli (1484-1531). Zwingli streed gelijktijdig met Maarten Luther voor erkenning van het protestantisme, maar hij had geen banden met, of was geen aanhanger van Luther. Ook in Schotland wist de Reformatie voet aan de grond te krijgen, mede door de inspanningen van John Knox (1505, 1513 of 1514), die zijn eerste artikel over het protestantisme in 1545 publiceerde. Onder leiding van John Knox werd het calvinisme in Engeland en Schotland hervormd tot de Presbyteriaanse Kerk. In de Nederlanden was de protestantse wederdoper (ook wel anabaptist genoemd) Menno Simmons (circa 1496-1561) een belangrijk voorvechter van de Reformatie. Maar Simmons moest uiterst voorzichtig zijn, want in het katholieke zuiden was openlijk uitkomen voor het protestantisme, toen nog levensgevaarlijk.
De Anglicaanse Kerk
In tegenstelling tot de voornoemde Europese landen, kende Engeland een geheel eigen Reformatie wat te danken was aan de toenmalige Engelse koning, Hendrik VIII (1478-1534). Koning Hendrik VIII kon zich niet vinden in het protestantisme, maar was ook geen fan van het katholicisme, wat leidde tot de Anglicaanse kerk; een middenweg omdat de kerk evangelische en katholieke geloofselementen verenigde. De Anglicaanse Kerk omschrijft zich vandaag de dag als 'katholiek én hervormd'.
Godsdienstvrede
De Reformatie bracht een hoop onrust met zich mee, want de protestanten streden niet alleen tegen de katholieken, maar ook tegen elkaar. Met name in Duitsland ontstonden er al snel diverse radicale stromingen, waarvan de wederdopers een bekend voorbeeld waren. In 1534 gingen zij zelfs zo ver dat ze besloten om de bisschop van de Duitse stad Münster op gewelddadige wijze af te zetten.
De wederdopers
Voortaan zouden er alleen nog maar wederdopers in Münster mogen wonen en men zou in gemeenschap van goederen leven. Toen de Nederlander, Jan van Leiden (1509-1536), de leiding over de radicale wederdopers in handen kreeg stond hij tevens polygamie toe. In 1534 sloegen de katholieken en de protestanten, onder leiding van de voormalig bisschop van Münster Frans van Waldeck (1491-1553), de handen ineen en verjoegen gezamenlijk de wederdopers uit de stad. Jan van Leiden werd gevangen genomen en ter dood gebracht, waarna zijn lichaam - in een kooi - aan de toren van de Sint-Lambertuskerk van Münster werd gehangen.
De Mennonieten
Na de dood van Jan van Leiden werden de wederdopers in Duitsland op gewelddadige wijze vervolgd en ze sloegen massaal op de vlucht naar afgelegen gebieden in Oost-Europa. In sommige delen kregen ze van de plaatselijke vorst godsdienstvrijheid, in andere gebieden werden ze gedwongen zich schuil te houden. In de loop der eeuwen kwam uit de radicale wederdopers de vreedzame mennonieten (in Nederlands doopsgezind genoemd) voort welke streefden naar een totale scheiding van kerk en staat. Tevens verkozen en verkiezen de mennonieten een persoonlijke belijdenis boven de door de kerk vastgelegde tekst.
Godsdienstvrede van Augsburg
De Reformatie bereikte alle hoeken van het Heilige Roomse Rijk en na een periode van veertig jaar werd 'men' het er over eens dat er een eind moest komen aan de vele religieuze oorlogen en opstanden. Op 15 september 1555 bereikten keizer Ferdinand (1503-1564) - die optrad als vertegenwoordiger van zijn broer, de Rooms-Duitse keizer Karel V (1500-1558) -, de katholieke rijksgroten en het verbond van protestantse rijksvorsten (het Schmalkaldisch Verbond genoemd) een akkoord. Het vredesakkoord werd het 'Cuius regio, eius religio' ('wiens gebied, diens gebed') genoemd, wat betekende dat iedere vorst voortaan zelf mocht bepalen welk geloof leidend zou zijn in zijn gebied.
Toen Maarten Luther de start van de Reformatie in luidde, stonden de Nederlanden onder leiding van de Spaanse koning, Filips II (1527-1598). Helaas was koning Filips II overtuigd katholiek en in zijn ogen was er in de Spaanse Nederlanden dan ook geen ruimte voor het protestantisme.
De Nederlandse Geloofsbelijdenis
In de hoop de gewelddadige vervolging van de protestanten door koning Filips II een halt toe te roepen, schreef Guido de Brès (1522-1567) in 1561 de 'Nederlandse Geloofsbelijdenis'. Met deze belijdenis wilde De Brès koning Filips II duidelijk maken dat protestanten geen oproerkraaiers of ketters waren, maar gewoon christenen. Net zoals de katholieken. Drie jaar later kwam ook stadhouder Willem van Oranje (1533-1584) in opstand en vroeg koning Filips II, tevergeefs, om zijn beleid ten aanzien van de protestanten in de Nederlanden te matigen. Ondanks de hevige vervolging bleef het aantal protestanten in, met name het noorden van de, Nederlanden groeien.
Nederlandse Opstand
Nadat in 1568 de Nederlandse Opstand was uitgebroken ontstond er al snel een tweedeling in de Nederlanden. In het noorden streed men voor het protestantse geloof en het afzetten van de Spaanse koning, terwijl men in het zuiden de koning én het katholieke geloof trouw bleef. Het gevolg was dat de Nederlanden uiteenvielen in een noordelijk deel, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden genoemd, en een zuidelijk deel, de Spaanse Nederlanden genoemd. Waar de Republiek het calvinisme aanwees als staatsgodsdienst bleven de Spaanse Nederlanden trouw aan het katholieke geloof, wat maakte dat vele protestanten uit het zuiden naar het noorden emigreerden.
De Synode van Dordrecht
Begin zeventiende eeuw besloot de Staten-Generaal van de Republiek der Nederlanden om de Synode van Dordrecht te organiseren. De Synode diende een einde te maken aan het meningsverschil dat was ontstaan tussen de protestantse remonstranten en contraremonstranten over de predestinatieleer. Tijdens de Synode, die begon in 1618 en duurde tot 1619, bepaalde men dat de leer van de contraremonstranten ten aanzien van de predestinatie de juiste was en de aanwezigen stelden een lijst van standpunten op om de remonstrantse leer te weerleggen. De lijst met standpunten werd bekend als de 'Dordtse Leefregels' en maken vandaag de dag nog steeds deel uit van de drie belijdenis-geschiften van de Nederlandse Hervormde en Gereformeerde Kerk.
De contrareformatie - ook wel de katholieke hervorming genoemd - kon worden gezien als een voortzetting van de kerkelijke hervormingen die de Rooms-Katholieke Kerk al in de veertiende eeuw in gang had gezet. In de hoop de misstanden binnen de Kerk aan te pakken en een goed voorbeeld te geven, werden er in de zestiende eeuw diverse nieuwe kloosterorders opgericht.
Kloosterorders
De contrareformatie begon in 1524 toen de de order van de Theatijnen werd opgericht; een katholieke priestercongregatie welke was vernoemd naar de bisschopsstad Theatinum (huidig Chieti, Italië). Vier jaar later volgde de oprichting van de kapucijnen (ook wel minderbroeder kapucijnen genoemd), welke order een aftakking was van de - al bestaande - order van de franciscanen. In 1530 volgde de oprichting van de Barnabieten,vier jaar later werd de Sociëteit van Jezus (ook wel Jezuïeten genoemd) gesticht en in 1547 werd de orde van de oratorianen in het leven geroepen. Na 1547 besloten diverse bisschoppen het voortouw te nemen bij het doorzetten van de kerkelijke hervormingen, zoals de aartsbisschop van Milaan, Carolus Borromeus (1538-1584) en Franciscus van Sales (1567-1622), de bisschop van Genève en Annecy.
De jezuïeten en de contrareformatie
In 1540 besloot paus Paulus III (1468-1549) de Sociëteit van Jezus officieel te erkennen en vroeg hen een belangrijke rol op zich te nemen. Gedurende de contrareformatie hielden de Jezuïeten zich niet alleen actief bezig met het bekeren van heidenen, maar ook met het terugwinnen én heropvoeden van afvallige katholieken. Met name de Italiaanse kardinaal, theoloog en Jezuïet, Roberto Francesco Romolo Bellarmino (1542-1621), was een groot voorvechter van de contrareformatie en hij bestreed de protestantse leerlingen dan ook fel. Ruim drie eeuwen na zijn dood erkende de Rooms-Katholieke Kerk de rol die Roberto Bellarmino tijdens de contrareformatie had gespeeld door hem heilig te verklaren én uit te roepen tot kerkleraar.
Het Concilie van Trente
In 1545 organiseerde paus Paulus III het Concilie van Trente met het doel de misstanden en het misbruik binnen de Kerk tegen te gaan en duidelijkheid te scheppen in de - door de protestanten - betwistte katholieke leerstellingen. Het Concilie stelde 126 stellingen op waarin onderdelen van de protestantse leer werden gekenmerkt als dwaling. En vanaf dat moment gold (en geldt) voor katholieken die de protestantse leer wel goedkeurden het 'Anathema Sit' of te wel 'in de ban is hij'. Tevens maakte men tijdens het Concilie duidelijke afspraken om het kerkelijk functioneren te verbeteren, zoals het tegengaan van misstanden, het reorganiseren van de administratie en het verbeteren van de priesteropleidingen. Doordat het concilie duidelijkheid schiep in de positie van de Rooms-Katholieke Kerk ten opzichte van de protestanten en de Reformatie, kon het Concilie worden gezien als het hart van de contrareformatie.