Archeologie, successen en taak gemeenten
In een bouwput in het Brabantse Mierlo is een Karolingisch grafveld blootgelegd. Er werd vermoed dat er op de hoek van de Bisschop van Mierlostraat en de Heer van Scherpenzeelweg op zijn minst sporen van de middeleeuwen in de grond zaten. In de directe nabijheid waren al diverse vondsten gedaan. Zoals vaker is de vondst een tijdje geheim gehouden om geen dieven te lokken. Archeologen vinden ook op talrijke andere plaatsen veel interessante vondsten. Toch bestaat er een beleid waarbij zoveel mogelijk in de bodem zelf wordt bewaard. Maar archeologische vondsten leren ons uiteraard veel over vroegere jaren.
Christendom en grafgiften
Eerder was een ijzeren zwaard gevonden dat als grafgift was begraven in de Merovingische tijd. Daarom was er hoop dat er nog meer grafgiften zoals wapens en sieraden zouden worden gevonden op de nieuwe graafplek.
In Mierlo werkte de aannemer mee. De planning van de bouw van appartementen werd aangepast. Archeologen vonden eerst de resten van twee houten waterputten uit de elfde en twaalfde eeuw. Daarna kwamen de contouren van graven tevoorschijn. Al snel werd ontdekt dat die bleken te stammen uit de jongere Karolingische periode door het ontbreken van grafgiften. In de christelijke Karolingische tijd was het verboden om giften bij de overledenen te begraven. De vijftien gevonden graven stammen uit de achtste en negende eeuw, de tijd van het massaal bekeren tot het Christendom. De sporen bestaan uit afdrukken van de lijkkisten en silhouetten van de overledenen, met wat botresten en enkele potscherven.
Wet op archeologische monumentenzorg
Archeologische werkgroepen krijgen niet altijd de volle medewerking. Soms bepaalt een gemeente: Archeologisch onderzoek is te duur en duurt te lang. Een motivatie daarbij is: Ook zijn de te verwachten vondsten niet uniek en belangrijk genoeg. Vakmensen zijn verbaasd en verontrust over zulke beslissingen die lijnrecht ingaan tegen het advies van stadsarcheologen en heemkundekringen. Gelukkig is er sinds 2007 een wet op de archeologische monumentenzorg die gemeenten verplicht te laten onderzoeken waar archeologische sporen te vinden zijn en deze te bewaren.
Gemeenten en archeologische waarden
De wet beoogt om archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem te bewaren en alleen op te graven als behoud in de bodem niet mogelijk is. Er moet daarom vroeg in de ruimtelijke ordening al rekening worden gehouden met archeologie. Verantwoordelijk daarvoor is degene die mogelijk bodemverstorende activiteiten gaat ontwikkelen. Financieel uitgangspunt daarbij is dat de verstoorder betaalt. Ook is er door de nieuwe wet sprake van decentralisatie van de taken van de landelijke en provinciale overheid naar de lokale overheden. De gemeenten hebben een belangrijke rol en moeten verplicht rekening houden met mogelijke archeologische waarden. Vroegtijdige inventarisatie van die waarden is belangrijk omdat die dan nog kunnen worden ingepast in de plannen en later vertraging van bouwactiviteiten kan worden voorkomen.
Grootschalig onderzoek
Opgravers stellen dat we de vroegere samenleving niet leren kennen als we slechts mondjesmaat verspreid over het land opgravingen verrichten. Grootschalig onderzoek van prehistorische landschappen is van belang. Ook moet de relatie van mens en omgeving worden bestudeerd. Het grootste gedeelte van het menselijke bestaan is immers prehistorie. Niet alleen huizen en afvalputten zijn interessant, maar ook de ligging van de huizen in het landschap, de relatie tussen wonen en begraven en de onderlinge afstand tussen verschillende nederzettingen.
Belvedere, initiatief van vier ministeries
Archeologen zijn ook blij met Belvedere, een initiatief van vier ministeries (VROM, OCW, LNV en V&W) om cultuurhistorie meer te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Belvedere geeft een aantal tips voor gemeenten om archeologiebeleid te formuleren. Twee belangrijke tips zijn om de bevolking er meer bij te betrekken en om rekening te houden met de kennis van historische verenigingen en instanties.
Lees verder